logo

DE KONINKLIJKE SINT-JORISGILDE VAN OOSTMALLE

475-jaar gildenleven (1523-1998)

door

Jo Boenders en Florent Bosch

INLEIDING

In het tijdschrift 'Oudheid en Kunst' van de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Brecht en Omstreken, 20ste jaargang, 1929, aflevering 4, verscheen een bijdrage van de Oostmalse pastoor Th. De Molder over de plaatselijke Sint-Jorisgilde.

In die "Geschiedkundige proef over de St.-Joris-Gulde te Oostmalle", wordt het bestaan van de gilde voor de eerste maal vastgesteld in 1523. In de rekening van dat jaar, bijgehouden door Hendrik van de Castele, rentmeester der oude grondheren van Oostmalle, is de volgende uitgave ingeschreven: "gegeven den scutters van den voetboge een tonne biers 16 st.".

Hieruit kunnen we met zekerheid stellen dat de schuttersgilde bestond in 1523. De juiste oprichtingsdatum van de gilde blijft tot op heden, en wellicht voor altijd, onbekend. Het oudste spoor van het bestaan van de vereniging betekent helemaal niet het jaar van de oprichting. Vermoedelijk werd de 'guld' reeds vroeger gesticht en gaat haar ontstaan wellicht terug naar de 15de eeuw.

In onze onmiddellijke omgeving zijn in die tijd trouwens heel wat gilden ontstaan:

Westmalle en Zoersel: De St.-Sebastiaansgilden van beide dorpen waren in 1423 reeds in volle bloei. In dat jaar organiseerde de Zoerselse gilde een "schietspel", waaraan gilden uit de omgeving meewerkten, o.a. Westmalle. Op zeker ogenblik ontstond er een ernstig meningsverschil tussen deelnemers uit 's Gravenwezel en

Rijkevorsel. Dit ontaardde in een regelrechte vechtpartij, waarbij gekwetsten vielen, "soe datter een van die van Wesele cortelinge daer nae sterf" (1).

Te Zoersel werd er reeds in 1411 een prijsschieting georganiseerd (2).

Beerse: De Sint-Sebastiaansgilde wordt reeds in de 16de eeuw gesignaleerd. Het eerste geschreven document over de gilde is van 1560 (3).

Brecht: De Sint-Jorisgilde wordt voor de eerste maal in 1514 vermeld in de Brechtse archieven. Toen bestond ze echter reeds vele jaren, want reeds in 1464 kwamen de schutters van Hoogstraten naar Brecht (4).

Rijkevorsel: Het oudste bewijsstuk over het bestaan van de Sint-Sebastiaansgilde dateert van 1519. Op 19 mei 1519 schonk Jan De Vry het land, waarop de doelen gelegen waren, aan de handbooggilde van Rijkevorsel. Deze gilde bestond toen echter al vele jaren. De ouderdom van de St.-Jorisgilde van Rijkevorsel is nog moeilijker te bepalen. In 1560 nam ze reeds deel aan de 'ommegang' in Hoogstraten (5).

Wechelderzande: De Sint-Sebastiaansgilde dagtekent uit de tijd van Keizer Karel, 1538 (6).

Vlimmeren: De Sint-Sebastiaansgilde werd omstreeks 1688 gesticht (7).

 

De eerste melding over het bestaan van de Oostmalse gilde is dus terug te vinden in het archief van de plaatselijke heren, de graven de Renesse. De Molder meldt in zijn artikel "Geschiedkundige proef over de St.-Joris Gulde te Oostmalle", op pagina 7, dat hij de gegevens vanaf het ontstaan van de gilde tot circa 1661 meestal vond in het grafelijk archief der familie de Renesse.

Pastoor De Molder was goed bevriend met die adellijke familie. Voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij huisleraar van het grafelijke kroost. In die hoedanigheid vond hij de weg naar het rijke privaatarchief van dit adellijke geslacht.

In een van zijn dagboeken beschrijft de pastoor de inhoud van dit archief als volgt:

"Het archief de Renesse bestaat uit een groot getal cynsboeken, leenboeken en leenrollen van de leenhoven van Oostmalle.

Destijds werd door den heer L. Stroobant een gedeeltelijk overzicht gemaakt, waarvan wij gebruik hebben gemaakt en verder uitgebreid door onze persoonlijke opzoekingen in het familie archief.

De oudste cynsboeken en leenboeken dagteekenen uit de XVe eeuw en hooren toe aan de families van Berchem en van Maloes.

Daaruit konden wij de voornaamste plaatsnamen putten, uitgegeven in het artikel "Toponiemen van Oostmalle".

Het leenboek van de 15de eeuw was ook zeer belangrijk voor dit doel en zeer volledig, hiervan maakten wij gebruik in onze mededeelingen in studie over Oostmalle.

1669 - Boek der metinge, begonnen in Februari 1669

Het Renesse archief bezit het boek der metinge, dit boek bevat de oppervlakte van al de eigendommen der heerlijkheid, met de benamingen der goederen, der eigenaars en aanduiding per wijk waar ze gelegen zijn, hetgeen wij nu zouden noemen het Cadaster der gemeente, het geeft de gronden op met al de reqeusten of aanpalende eigenaars, zoodat het niet moeilijk is om samen met de plaatsnamen nu nog hier en daar een plaats te identificeeren. De oppervlakte is aangeduid in roeden"(8).

Waar het Renesse-archief zich nu bevindt weten we niet. Mogelijk in het kasteel van 's-Herenelderen, bij een familielid van het Oostmalse geslacht de Renesse. Het was niet mogelijk dit archief te onderzoeken. Volgens bekomen inlichtingen is archiefonderzoek daar niet toegelaten.

Graaf Frederik de Renesse vertrok rond 1980 van Oostmalle naar Beverst (Limburg) en met hem verhuisde ook de volledige inboedel, waaronder boeken en privaatarchief, uit het kasteel van Oostmalle.

Na het overlijden van de graaf op 18.11.1990 werd het familiebezit verdeeld onder de erfgenamen. We hopen dat het archief niet vernietigd is en dat het Oostmalse gedeelte ervan ooit door alle geinteresseerden kan geraadpleegd worden.

 

*

 

Zoals bij zovele andere gilden zijn de oudste documenten van de Sint-Jorisgilde reddeloos verloren gegaan.

Het café en de winkel van de weduwe Brocken-Jespers Elisabeth, Lierselei 17 te Oostmalle werden in 1904 door een hevige brand volledig vernield.

Bij die brand werden een paar waardevolle gildenbezittingen de prooi der vlammen, namelijk een oude kostelijke vlag en het zeldzame register, dagtekenende "van de jaren zestienhonderd", waarvoor de gilde een paar jaren daarvoor te Luik een buitengewone prijs bekomen had.

De Gazet van Antwerpen publiceerde op 19 november 1904 een verslag van die brand en schreef lovende woorden over onze vrijwillige pompiers.

"Verleden maandagavond werd hier de herberg en de schuur der wed. Brocken door eenen brand vernield. Al de pogingen der knappe Vrijwillige Pompiers, die, hoewel juist aan 't teren, in een oogenblik ter plaatse verschenen, waren vruchteloos, bij gebrek aan water. Zij moesten zich bepalen bij het bevrijden van het naburig huis van den veldwachter. Alles was verzekerd. Bij dezen brand zijn ook vernietigd het kostelijk vlag en het zeldzame register der St.-Jorisgilde, dagteekenende van de jaren zestienhonderd, en waarvoor de maatschappij over een drietal jaren te Luik eenen buitengewonen prijs bekomen had"(9).

 

*

 

Over de oorsprong van onze Kempische schuttersgilden is reeds heel wat geredetwist.

Het woord 'schutters' komt van 'schutten'. Dat betekent niet 'schieten' maar 'beschutten'. Het woord 'gilde' staat in verband met 'geld', in de betekenis van geldelijke bijdrage: belasting, gemeenschappelijke maaltijd, genootschap (10); en kan ook samenhangen met het oud-noorse gildi dat de betekenissen van 'inleg' en 'gelag' in zich verenigt (11).

De bevolking was in vroegere tijden aangewezen op zijn eigen verdediging. Dat was toen niet zo moeilijk, omdat elke man in principe een weerbaar man kon zijn, als men hem een handboog of een kruisboog bezorgde. Elke volksgemeenschap moest zorgen voor de bescherming van zichzelf, van de familie, de stam, de eigendommen en dikwijls ook van de heerlijke goederen van de dorpsheer.

Uit de archieven blijkt dat de heren van Oostmalle de gilde in het verleden gul hebben gesteund en in het leven gehouden.

Wat eerst en vooral te schutten was, dat waren immers de 'heerlijke goederen'.

Volgens K. C. Peeters heeft menige gilde aldus haar ontstaan te danken aan de zelfzucht van de plaatselijke landjonker (12).

 

De gildenbroeders bezigden de voetboog. We hebben niet kunnen achterhalen of zij die boog ook gebruikten als oorlogswapen, of alleen maar voor hun verzet en tijdverdrijf. In vroegere tijden werd een voetboog ook gebruikt als strijdwapen en op sommige plaatsen werden de gildenbroeders opgeroepen tot gemeenschappelijk verweer(13). Het waren vooral de stedelijke gilden die ook met verdedigende taken werden belast.

Wanneer bij de Oostmalse Sint-Jorisgilde de overschakeling van voetboog naar kruisboog geschiedde weten we niet. Alleszins gebeurde dit reeds in de 17de eeuw. In het midden van de 17de eeuw bezigden de leden van de Oostmalse gilde de kruisboog, zoals blijkt uit de rekeningen van de gilde over de jaren 1661-1666, verschenen in het tijdschrift Oudheid & Kunst, uitgegeven door de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Brecht en Omstreken, jaar 1967, aflevering 1-3.

 

In het verre verleden was de 'volksweerbaarheid' in vele gevallen de voornaamste reden van het ontstaan van een gilde. En door deze volksweerbaarheid bekwam de gilde dan ook onmiddellijk een plaats in het gemeenschapsleven. De gilden waren de eerste verenigingen in onze dorpen en in de vorige eeuwen meestal ook de enige vorm van verenigingsleven in de gemeenten.

 

De gilden op het platteland hebben zich bijgevolg ontwikkeld in het kader van het landelijke dorpsleven, met heel wat aandacht voor het geestelijke en gestoeld op een godsdienstige grondslag.

De invloed van de gilden op dit dorpsleven is enkele eeuwen blijven voortleven. Vroeger immers draaide heel het dorpsleven rondom de gilde. De voorname families aanzagen het als een ereplicht de gilden in stand te houden en er lid van te zijn.

 

Op sommige plaatsen was er zelfs een verschil in stand waar te nemen onder de verschillende gilden, zodat bijvoorbeeld de handbooggilde hoofdzakelijk de boeren, de kruisbooggilde de neringdoeners en voorname ingezetenen en de buksgilde de ambachtslieden en de landarbeiders groepeerde (14).

 

Waar komen onze familienamen vandaan ?

Mensen die tot een zelfde geslacht behoren dragen ook dezelfde familienaam. Daarbij heeft ieder lid van dat geslacht nog een doop- of voornaam. Die gaat vooraf aan de familienaam.

Niemand was vroeger verplicht om een familienaam te dragen.

Een familienaam kon bijgevolg op verschillende manieren ontstaan.

Adellijke families werden genoemd naar het gebied waarover ze heersten: het dorpje Renesse in Zeeland is de bakermat van de familie van Renesse of de Renesse.

Andere namen werden gegeven aan families die uit een bepaalde plaats of streek kwamen. Denk maar eens aan Van Aelst, Van Mechelen, Van Vlaanderen, e.a.

Weer andere familienamen ontstonden naar aanleiding van beroepen die door de voorouders werden uitgeoefend, bijvoorbeeld: Smits, De Smet, De Bakker, Cuypers.

Soms werd op de afkomst gelet en spreekt men van patroniemen of vadersnamen. De zoon van Adriaan, Adriaenszone, leidde tot de familienaam Adriaensen; Hendrik werd Hendrickx, Jorden werd Jordens, Peter werd Peeters, Wouter werd Wouters...

Zo hebben we ook matroniemen of moedersnamen, bijvoorbeeld Mariën, Truyens...

 

Bij de invoering van de burgerlijke stand (circa 1796-1800), werd een officiële familienaam geregistreerd. Die naam later eventueel laten wijzigen was niet eenvoudig. Hiervoor moest een ingewikkelde en vrij kostelijke procedure worden afgehandeld.

 

Waarom wordt deze zeer beknopte en onvolledige uitleg over familienamen vermeld in een bijdrage over de Sint-Jorisgilde ?

Wel, om de heel eenvoudige reden dat ook vele familienamen hun ontstaan vonden in het gildenwezen: De Deken, De Keyser, Keysers, De Koninck, Konings, De Schutter, Oudermans, Knaepen, Knaepkens enz. Personen die een dergelijke familienaam dragen kunnen, na heel wat opzoekingswerk en heel veel geluk, misschien hun verre voorzaten terugvinden als leden van bepaalde schuttersgilden.

 

De breuk van de St.-Jorisgilde werd in 1680 verrijkt met een schild geschonken door "Elias Keyser van Oistmal". Dat schild draagt de volgende tekst: "1680. Dit vereert Elias Keyser van Oistmal" en daarnaast is een kruisboog met 3 gekroonde vogels afgebeeld. Zulke aanduidingen kunnen er op wijzen dat het gebruik van een familienaam voor de betrokkenen niet relevant was. Ze kunnen het begin zijn van het ontstaan van een nieuwe naam en in

dit geval zou dat dan wellicht De Keyser of Keysers zijn.

 

 

 

I. DE LEEFWERELD VAN ONZE VOOROUDERS,
DE PATROON en DE REGLEMENTEN VAN DE GILDE

 

1.1. De heerlijkheid als heem van onze voorouders

 

Het is o.i. erg waarschijnlijk dat de Oostmalse gilde werd opgericht op verzoek van de plaatselijke heer of van zijn vertegenwoordiger. Het zal wel de schout geweest zijn die, namens de heer, hiervoor het initiatief nam, maar hij moest dan wel verantwoording afleggen aan zijn opdrachtgever. Er mocht immers niets gebeuren zonder het medeweten en de goedkeuring van de heer.

Het is zelfs mogelijk dat de gilde haar eerste 'caerte' ontving van de heer. Die bepaalde wat er moest gebeuren en hij had graag 'een vinger in de pap' bij de vaststelling van de rechten en plichten der gildenleden. Het lijkt ons dan ook gepast een beknopte verklaring te geven van de, tijdens het ancien regime, heersende begrippen "heer en heerlijkheid".

 

De heerlijkheid en het leen zijn historische begrippen geworden met de Franse revolutie van 1789, maar voordien waren het belangrijke realiteiten in het leven van elke dag.

Het is niet eenvoudig om, in enkele zinnen, een sluitende definitie van een 'heerlijkheid' te geven, maar in het algemeen mag men wel stellen dat een heerlijkheid een bepaald grondgebied was waarover "de heer" van rechtswege en in eigen naam overheidsgezag uitoefende. We kunnen een heerlijkheid bijna vergelijken met een klein vorstendom en de heer met een vorst in miniatuur. Zoals de vorst in zijn vorstendom was ook de heer in

zijn heerlijkheid met overheidsgezag bekleed en dit gezag uitte zich in de uitoefening van de rechtspraak en het bestuur van zijn grondgebied. De heren bleven evenwel altijd onderworpen aan het oppergezag van hun vorst of landsheer.

Het grondgebied van een heerlijkheid kon sterk uiteenlopen. Wel was het zo dat vele heerlijkheden ongeveer samenvielen met een dorp, maar dit was dan ook min of meer toevallig veroorzaakt door lokale omstandigheden, die men zeker niet mag veralgemenen.

Een heerlijkheid was hoe dan ook steeds een landelijk gebied met een eigen heer. Hier en daar evenwel groeide het centrum van die heerlijkheid uit tot een relatief dicht bevolkte agglomeratie, die niet meer zo landelijk was als het zuivere platteland. De inwoners van dit centrum bekwamen dan van de heer een zogenaamde vrijheidskeure, waardoor hun gebondenheid aan de heer sterk verminderd werd en waarbij ook hun agglomeratie gepromoveerd werd tot 'vrijheid'. De bewoners van zulke vrijheid bleven weliswaar onderdanen van de heer, maar ze hadden tegenover hem veel minder verplichtingen dan de inwoners van het omliggende platteland.

In onze omgeving bijvoorbeeld kregen Herentals en Hoogstraten het statuut van "stad en vrijheid".

Zoals het overheidsgezag van de vorsten was ook het beperkter overheidsgezag van de heren een familiaal en dus erfelijk bezit.

Als overheidspersoon oefende de heer altijd de overheidsrechten van bestuur en rechtspraak uit. Hij deed dit echter via zijn schout, die voorzitter was van de schepenbank van de heerlijkheid en die daar waakte over alle rechten van zijn heer. De rechtspraak omvatte zowel het burgerlijk recht als het strafrecht en voor dit laatste kende het middeleeuwse recht drie graden van rechtspraak, namelijk de hoge, de middelbare en de lage justitie.

De hoge justitie bezat het recht om de misdrijven te berechten waarop doodstraffen, lijfstraffen of zeer zware boeten stonden.

De middelbare justitie kon uitspraak doen over alle lichtere misdrijven, waarop geen al te zware boete stond.

De lage justitie omvatte alleen de grondrechtspraak, m.a.w. de betwistingen inzake gronden en ook de overdracht van gronden, want dit moest steeds voor de schepenbank gebeuren.

De heerlijkheden werden met heel hun nasleep van heerlijke rechten afgeschaft bij de Franse revolutie en niemand zal dit betreuren, al was het maar omwille van de persoonlijke vrijheid die sedertdien algemeen is. Het gezag en de voorrechten van de heren moesten verdwijnen, omdat ze onverenigbaar waren met de moderne denkbeelden van burgerlijke gelijkheid en individuele vrijheid die in de 18de eeuw opkwamen. Tot dan echter was de heerlijkheid met haar belangentegenstelling tussen de heer en zijn onderdanen op het platteland een realiteit van elke dag (15). Ze was dus voor onze voorouders een soort thuis, een heem, waarin zij leefden.

 

 

1.2. Sint-Joris, de beschermheilige van de gilde

 

De schuttersgilden hebben hun eigen patroon of beschermheilige.

Zo namen de kruisboogschutters meestal Sint-Joris tot patroon, de latere kolveniers of geweerschutters Sint-Kristoffel, Sint-Norbertus of St.-Jan-Baptist en de handbooggilden werden algemeen onder het patroonschap van Sint-Sebastiaan gesteld (16).

Onze schuttersgilden worden dus ingedeeld naar hun wapen in kruisbooggilden met Sint-Joris als patroon, handbooggilden die onder de bescherming staan van Sint-Sebastiaan en kolveniersgilden of buksgilden, die verschillende patroons hebben, veelal echter Sint-Kristoffel, Sint-Barbara, Sint-Antonius of de patroonheilige

der plaats (17). De bijengilden hebben Sint-Ambrosius als patroon.

 

Sint-Joris (of Georgius) : heilige, martelaar (4de eeuw).

Over zijn leven is bijna niets met zekerheid bekend en zijn bestaan wordt zelfs omstreden. Hij werd vereenzelvigd met een jong soldaat, die een decreet tegen de christenen van de paleispoort

in Nikodemia afscheurde en daarom doodgemarteld werd. Zijn verering werd populair in het Westen en het Oosten en de Griekse kerk noemt hem 'Grote Martelaar'. Een gevecht met de draak, strijd tussen goed en kwaad, dat in meer heiligenlegenden voorkomt, werd het thema van zijn leven en een geliefd motief in de iconografie,

o.a. bij Memlinc, Van der Goes, Drer, Mantegna, Rafaël.

Hij werd aangeroepen tegen paardenziekten, huidziekten, hoofdpijn,

enz. en om een goede oogst. De padvinders vieren hem als patroon (18).

Het feest van Sint-Joris (23 april) wordt gevierd bij het begin van de lente, enkele dagen voor de heerlijke meimaand. Deze heilige was een echte sagenheld. Hij geniet een grote populariteit als patroon van vele schuttersgilden (19).

 

Het innerlijke leven van de gilden was doordrongen van godsdienstzin. Iemand, die maar enigszins van "quaeden naeme" verdacht scheen, werd niet toegelaten tot het vroom gezelschap.

 

In de processies droegen de Oostmalse "confrers hunnen heiligen Patroon St.-Joris te paard, den draak doorstekende". Het beeld dagtekende uit het einde van de XVIde of het begin van de XVIIde eeuw(20). In 1775 werd er nog 9 fl. 9 st. betaald aan een zekere Kenis voor het "herstellen en het vergulden van Sint-Joris".

Later werd het beeld uit de kerk verwijderd omdat het gans vermemeld was en in stukken viel. De pastoor had het, op een voetstuk, in de tuin van de pastorie geplaatst en het stond daar verder te verkommeren. Graaf Maximiliaan de Renesse redde het van de volledige vernieling. Hij liet een gelijkaardig beeldje, in witte steen, namaken en plaatste dat in een nis van de grote toren van het herbouwde kasteel. Die toren is nu gekend als de Sint-Joristoren.

Het oude beeld werd tijdens de Eerste Wereldoorlog "ergens in Henegouwen bij den beeldhouwer bewaard" (20).

Na de oorlog werd het vermolmde beeld teruggehaald en voorlopig ondergebracht in het kasteel. Het werd door beeldhouwer Van Roey te Aarschot op kundige wijze hersteld en het kreeg terug een plaats in de kerk, tegen de eerste pilaar. Pastoor De Molder schreef dat het daar "door kunstkenners bewonderd" werd. En verder schreef hij: "de guldebroeders van St.-Joris, die aan traditie houden, waren niet minder tevreden als aan hun verdwenen

patroon een plaatsken teruggeschonken werd in de kerk". Hiermede bleef voor "hun aloude gulde een overblijfsel van eeuwenlange verering bewaard" (21).

 

Het Sint-Jorisbeeld heeft de tornado van 1967 niet overleefd.

Het werd volledig vernield op 25 juni 1967, toen een krachtige windhoos een enorme ravage aanrichtte in ons dorp (22).

 

St.-Joris werd door de gildenbroeders in ere gehouden. Pastoor De Molder schreef in 1947: "Sinds enige jaren wordt nu ook gezegend met de relikwie van St.-Joris, de patroon der gulde, na de mis opgedragen om hem te vieren" (23).

 

Pastoor-deken Frans Wouters bevestigt ons dat deze relikwie niet meer in de kerk aanwezig is. Eigenaardig genoeg treft hij wel twee relikwieën van Sint-Sebastiaan, de patroon van de handboogschutters, aan.

 

Op 27 november 1978 besliste het bestuur van de gilde: "Er zal contact worden opgenomen met een beeldhouwer om een nieuw Sint-Jorisbeeld te laten maken". Waarschijnlijk werkte de nakende Salphenkermis, die weer beloofde wat zaad in het bakje te brengen, inspirerend bij onze toenmalige bestuurders.

Op 5 april 1980 werd aan Herman Cornelis, directeur van de ambachtsschool te Schoten, de opdracht gegeven een Sint-Jorisbeeld voor onze gilde te maken. Herman maakte eerst een schets en begon daarna aan het beeld, dat definitief afgewerkt was op 15 juni 1980.

Tijdens het landjuweel te Brecht op 7 september 1980 trad onze gilde voor de eerste keer met dit beeld en een nieuw vaandel naar buiten. De eerste prijs voor nieuwe beelden werd toen daar door onze gilde gewonnen.

Tijdens een plechtige gildenmis op 21 februari 1981 werden het nieuwe beeld en vaandel door pastoor Franken gewijd. Over het feest dat daarna volgde wordt nu nog door enkele gildenbroeders vol lof gesproken.

De schets prijkt momenteel als wandversiering in het gildenlokaal en het beeld wordt jaarlijks door de gildenbroeders tijdens het 'schoon inkomen' van gildenfeest of landjuweel plechtig meegedragen.

Zo werd ook dit jaar tijdens het gildenfeest van 27 en 28 juni 1998 in Oostmalle het beeld van Sint-Joris vooraan in de kerk geplaatst vlak bij de nieuwe standaard die in deze gildenmis gewijd werd. Een prachtige beeltenis van Sint-Joris vinden we net zoals op de andere vaandels van onze gilde ook op deze nieuwe standaard terug.

 

1.3. Het reglement of de caerte

 

Vele landelijke schuttersgilden haalden hun kaart bij de hoofdgilden van Leuven.

De gilden van deze stad verwierven het oppertoezicht over de schuttersgilden van het toenmalige hertogdom Brabant, het gebied dat de huidige provincies Brabant, Antwerpen en het Nederlandse

Noord-Brabant omvatte.

Dit voorrecht hield in dat de hoofdgilden gemachtigd waren aan de dorpsgilden reglementen of caerten af te leveren. De "caerte" bevat de statuten en de richtlijnen voor de rechten en de plichten van de gildenleden. Zij werd ofwel op perkament ofwel op papier gedrukt. De gilde moest dergelijke kaarten betalen. Het is vanzelfsprekend dat er een verschil in prijs was.

 

1.3.1. De eerste caerte...

 

Had de Sint-Jorisgilde al een 'caerte', vanaf haar oprichting, in de 15de of de 16de eeuw ? Het antwoord op die vraag hebben wij niet gevonden. Het lijkt ons echter evident dat het eerste werk voor een vereniging erin bestaat de rechten en plichten van de leden in een reglement of kaart vast te leggen.

Zo gezien veronderstellen wij dat er reeds vanaf de datum van oprichting van de gilde een reglement bestond. De schout, als vertegenwoordiger van de heer, zal de tekst van die eerste 'caerte' wel hebben opgesteld, wellicht met medeweten en medewerking van de gildenbroeders, die toch de eerste belanghebbenden waren.

In 1664 werd aan de knecht van de gilde 4 stuivers betaald, als vergoeding voor "t'haelen der Gulde Carte tot Rijckevorsel" (24).

Waarom onze gilde de kaart van Rijkevorsel wilde gebruiken weten we niet. Was het misschien om als voorbeeld te dienen voor het opstellen van een eigen reglement ? We kunnen er alleen maar naar gissen!

Hoe dan ook, over het bestaan van een 'caerte' voor de 18de eeuw hebben wij niets gevonden.

 

1.3.2. De caerte van 1728

 

De caerte in perkament, die de Sint-Jorisgilde op 9 december 1728 ontving van de "grote Sint-Jorisgilde van Leuven", is ook verloren geraakt. In 1929 werd ze nog bewaard bij meester Louis Janssens, hoofdman van de gilde (25). Pastoor De Molder vermeldt die 'caerte' bij de door hem toen geraadpleegde bronnen. Volgens zijn aantekeningen was het "een groot perkament in drukletters, met den zegel der St.-Joris Gilde van Leuven, 1728...". Wij stellen ons de vraag of de caerte van 1728 sindsdien misschien verzeild is bij een of ander gewezen bestuurslid van de gilde of bij familieleden daarvan, en bijgevolg nog kan teruggevonden worden? Het is wel eigenaardig dat er in 1891 een nieuw reglement werd opgesteld, "om reden dat het oude reglement verloren was geraakt". De caerte van 1728 was dus in 1891 verloren en daarom stelde de gilde toen een nieuw reglement op. Merkwaardig is wel het feit dat De Molder in 1929 niets vermeldt over het bestaan van twee 'caerten', namelijk de caerte van 1728 en het reglement van 1891. Omdat hij in 1929 beide reglementen geraadpleegd heeft,

moet de caerte van 1728 nog teruggevonden zijn na de vaststelling van het reglement van 1891. In dit laatste reglement wordt ook gesteld dat het "al de gebruiken en schikkingen" bevat, "zooals zij van ouds af in voege waren".

 

De voorschriften, die in de caerte van 1728 voorkwamen, zullen wellicht overeenstemmen met de caerten van de andere gilden uit het hertogdom Brabant, omdat de meeste gilden hun reglementen ontvingen van dezelfde instantie, namelijk van de hoofdgilde van Leuven.

 

Volgens pastoor De Molder was in die caerte "niet de minste melding te vinden aangaande oorlogshulp" (26).

Sommige en vooral stedelijke gilden waren gehouden in oorlogstijd hulp te verlenen aan de heer, de prins en het land. We betwijfelen of die oorlogshulp ook moest verleend worden door de gilden van onze kleine Kempense gemeenten. Wel moeten wij vaststellen dat onze plaatselijke heren de Oostmalse gilde zeer genegen waren en

regelmatig steunden. De gilde ontving meerdere vaandels van de grafelijke heren en de gildenbroeders werden regelmatig getrakteerd met vele tonnen bier. Die genegenheid en die steun hadden wellicht te maken met het feit dat de gilde eventueel van groot nut kon zijn, namelijk "tegen alle schelmen ende quaetdoenders, die bij nachte ende ontijde...(rond)loopen ende goeden lantluyden overlasten aen heure personen ende goeden" (27).

Het is echter onze overtuiging dat het hoofddoel van onze plaatselijke gilde was "broederschap, vrintschap ende liefde" te onderhouden, en zo voor leute en ontspanning te zorgen in een geïsoleerde dorpsgemeenschap.

 

Bij de aanvaarding van nieuwe gildenbroeders werden de richtlijnen vervat in de caerte stipt gevolgd. Die aannemingen geschiedden "ten contentement en ten overstaen van ouderlieden, dekens en den geheelen regimente op den eedt ende maniere als bij de Caerte vermelt hac 9 Jan. 1776" (28). Regelmatig komen dergelijke vermeldingen voor in het gildenboek.

 

1.3.3. Het reglement van 23 april 1891

 

Het reglement van 1891 is ingeschreven in het register van de gilde. J. B. Spruyt was toen hoofdman en L. Janssens, schrijver.

Om de interne organisatie van de gilde goed te kunnen begrijpen geven we hierna de volledige tekst van dit reglement. De zinsbouw werd niet gewijzigd, de woorden werden wel aangepast aan de gangbare spelling.

 

"Reglement der Sint-Jorisgilde te Oostmalle"

 

- Art. 1 : Er bestaat in de gemeente Oostmalle een maatschappij die voor titel heeft Sint-Jorisgilde van Oostmalle.

- Art. 2 : Om ervan te kunnen "deelmaken" moet men door een lid der gilde voorgesteld zijn en bij algemene stemming door de meerderheid aangenomen zijn;

 

Van de Overheden.

- Art. 3 : De overheid der gilde bestaat uit de volgende leden:

a) de hoofdman, die bij afsterven of ontslag gekozen wordt bij algemene stemming der leden op St.-Jorisdag, 23 april, onmiddellijk na de mis. Bij zijn verkiezing is hij verplicht de gilde een dag te trakteren in de gildenkamer, volgens oud gebruik, alsook de gildenvrouwen in zijn huis.

Als de Overheid der gilde het goedvindt kan er ook een erehoofdman gekozen worden, voor buitengewone diensten aan de gilde bewezen, en blijft daarom vrij van alle gelag of bijdrage.

b) de koning, die zijn hoedanigheid bekomt door het afschieten van de koningsvogel (zie verder art. 6).

c) Al wie drie achtereenvolgende keren de koningsvogel heeft afgeschoten, bekomt de titel van keizer der gilde, mits hij tenminste iedere maal drie achtereenvolgende jaren koning is geweest.

Hij behoudt deze titel, totdat er weer een nieuwe keizer zal geschoten zijn en geniet levenslang half-gelag, evenals de andere overheden.

d) de deken, die jaarlijks, ieder op zijn beurt, van de leden op Sint-Jorisdag benoemd wordt. Hij geniet het voordeel van half-gelag.

e) de ouderlingen, 'ten getalle' van vier, zijn dit van rechtswege en houden hun hoedanigheid van ouderman, omdat zij de vier oudste gildenbroers of leden zijn.

f) de onderdeken, die zijn hoedanigheid verkrijgt evenals de deken, hij ook geniet het voordeel van half-gelag.

g) de vaandrigs verkrijgen die hoedanigheid door aanneming van het vaandel, bij publieke verpachting onder de leden, alles volgens oud gebruik.

h) de schrijver of secretaris der gilde, gekozen door de leden in algemene vergadering op Sint-Jorisdag, 23 april, bij meerderheid van stemmen. Hij ook geniet het voordeel van half-gelag.

Behalve dezen is er ook een knaap of tambour. Deze wordt door de leden gekozen, en is vrij van alle gelag. Hij is gelast de trommel te slaan zo dikwijls het bestuur zulks nodig oordeelt, alsook de aanzeggingen te doen van de bijeenkomsten of vergaderingen, en andere kleine diensten of boodschappen voor het Bestuur, zoals "van ouds 't gebruik is". Hij geniet een schadeloosstelling of vergoeding welke door het bestuur vastgesteld wordt. Hij is verplicht zijn dienst met zorg waar te nemen op straffe van afgesteld te kunnen worden. Hij ontvangt zijn bevelen van de hoofdman of zijn plaatsvervanger.

 

Over de stemmingen.

- Art. 4: Elke kiezing van overheden, aanneming van nieuwe leden of bijvoegingen aan de gewone gebruiken der gilde, geschiedt bij geheime stemming der leden, met erwten en bonen, en zal geen plaats kunnen hebben zonder dat ten minste de twee derden van de mannelijke leden aanwezig zijn, door dewelke de stemming moet geschieden. Er mogen geen besluiten genomen worden, die strijdig zouden zijn met de bepalingen van het tegenwoordige reglement. Er mogen ook buitengewone feesten of schietingen gestemd worden, voor zoveel zij de thans bestaande gebruiken of artikelen niet hinderlijk zijn.

Geen stemming mag gebeuren als onmiddellijk na de missen op Verloren Maandag en op Sint-Jorisdag.

 

Over te teerdagen.

- Art. 5: Buiten het geval van schieting van de koningsvogels, in het volgende artikel vermeld, zijn jaarlijks nog de volgende gewone teerdagen:

a) Maandag, volgende op de feestdag van Driekoningen, genoemd "Verloren Maandag" en dinsdag daaropvolgende, genoemd "Vrouwkensdag".

b) Sint-Jozefsdag, de 19de maart, aanbestedingsdag.

c) Sint-Jorisdag, de 23ste april, ingeval deze in de week valt onmiddellijk voor of na Pasen, wordt hij verschoven tot de maandag na Beloken Pasen. Ook op de processiedagen volgens gewoonte. De aanbesteding der gilde geschiedt op Sint-Jozefsdag tussen zes en zeven uur 's avonds, alles volgens oud gebruik. De aannemer is verplicht te trakteren met twintig liters bier, te geven aan de leden op dezelfde avond in zijn huis en op de teerdagen te leveren: een behoorlijk ruim lokaal dat niet gestoord wordt door het inkomen van personen vreemd aan de maatschappij; alsook het nodige vuur, licht, glazen, tafels, stoelen. Bijzondere of bijkomende schikkingen aangaande het teren en de teerdagen kunnen altijd gestemd worden als zij niet strijdig zijn met het tegenwoordige reglement. De deken is gelast met de bestelling van het bier dat er op de teerdagen zal gedronken worden.

 

Schieten van de koningsvogel.

-Art. 6: De schieting van de koningsvogel heeft plaats als volgt:

a) de proefvogel op de tweede Sinksendag, waarvoor de bijeenkomst zal plaats hebben in de gildenkamer, 's namiddags te drie uur. Op deze dag zal ieder voor eigen rekening verteren.

b) de eigenlijke koningsvogel op de tweede dag na Sinksen, dus op dinsdag, waarvoor insgelijks bijeenkomst zal zijn in de gildenkamer te drie uur namiddag, om uitleg te doen van minstens 75 centiemen per man, welke opbrengst bestemd is voor de nieuwe koning; daarbij moeten ook de vrouwen een uitleg voegen van minstens 50 centiemen om een geschenk te kopen voor de koningin, hetwelk haar dienstig kan zijn. Op deze dag wordt er gedronken op rekening van de gilde.

c) de derde dag, woensdag na Sinksen, zullen er prijsvogels geschoten worden, waarvoor ieder mannelijk lid een uitleg zal moeten doen, vooraf in de gildenkamer van minstens 50 centiemen, welke opbrengst in evenredigheid van 't getal vogels zal verdeeld worden, en waarnaar er minstens gedurende anderhalf uur zal gekampt of geschoten worden, te beginnen van 4 uur in de namiddag.

De niet afgeschoten vogels zullen verloot worden onder de leden die nog geen vogel zullen afgeschoten hebben; ook mag ieder lid slechts één vogel behouden. Op deze dag zal ook de nieuwe koning verplicht zijn aan de leden van de gilde tenminste één dag te trakteren in bier, en de nieuwe koningin geeft aan de vrouwen een feest in haar huis, te weten: koffie met goed brood en boter, maar geen "buitenkosten".

d) de koning behoudt zijn hoedanigheid totdat een lid wederom de koningsvogel afschiet bij een volgende schieting. Na drie jaar koning te zijn geweest heeft de koning het recht de koningsvogel te doen opsteken en na zes jaar hebben de vier jongste leden ook dit recht. De aanvraag daarvoor moet gedaan worden op de dag van de aanbesteding en voor dat de aanbesteding plaats heeft.

e) Degene die de eer heeft de koningsvogel af te schieten geniet het recht van hem wederom op te zetten mits een halve ton bier of tien franken te betalen ten voordele van de gilde.

f) Iedere gildenbroeder is, zonder gegronde redenen, verplicht mee te schieten op de dag van de koningsvogel op straf van één frank boete.

g) Op de dag der schieting voor de koningsvogel schiet eerst de koning drie schoten voorop.

h) De beurt van schieten wordt onder de leden uitgeloot.

 

Over de bijdrage of het gelag.

- art. 7: De leden betalen jaarlijks hun aandeel in de rekeningen op Verloren Maandag en op Sint-Jorisdag. De hoofdman, koning, deken, onderdeken en de twee vaandrigs, alsook de schrijver, betalen slechts "halfgeld". De deken, bijgestaan door de onderdeken en de schrijver, is gelast met het opmaken der rekeningen en het inzamelen der bijdragen en boeten.

Over het vaandel en de toebehoorten.

- Art. 8: Er bestaat een vaandel en een wimpel aan de gilde toebehorende en bij ieder is een sluier gevoegd, welke door de gilde onderhouden worden en door de vaandrigs ingeval van uitgang der processie, de dagen der gildenmissen, het afsterven van leden, schieten van de koningsvogel en prijsvogels, feesten en andere gelegenheden zullen ontrold en gedragen worden.

Bij ziekte of andere wettige redenen van de vaandrigs zullen de vaandels gedragen worden door een der zes jongste gildenbroeders, die dan ook half-gelag genieten zal in de plaats van degene wiens plaats hij vervangt.

Op de vrouwendag, alsook bij afsterven van een vrouw worden de vaandels gedragen door de vrouwen van de vaandrigs of bij ontbreking door de jongste der vrouwen.

 

Over de missen

- Art.9 : De gilde laat jaarlijks drie gezongen missen doen voor de afgestorven gildenbroeders en zusters, te weten: op Verloren Maandag en dinsdag daaropvolgende, genoemd Vrouwkensdag en op Sint-Jorisdag. De deken is gelast met de bestelling der missen.

Over de zilveren breuk.

- Art. 10: Er bestaat een verzameling van zilveren schilden, genaamd "Breuk", die het eigendom van de gilde is. Iedere aftredende koning of keizer of, bij overlijden, de erfgenamen, zijn verplicht een herinneringsschild ten voordele van de gilde aan te kopen, "welke een zwaarte" zal hebben van minstens dertig grammen.

De hoofdman of de koning, volgens het oordeel - door algemene stemmen - der gildenbroeders, is de bewaarder van de breuk, die hem in goede staat moet weergeven onmiddellijk na de aftreding. Hiervoor bestaat echter uitzondering in gevallen van brand, diefstal, enz. als de bewaarder kan bewijzen dat hem de bewaring verkracht of onmogelijk was geworden.

De schilden welke de breuk uitmaken zullen eeuwigdurend aan de Sint-Jorisgilde moeten blijven toebehoren. Zij mogen nimmer of nooit door de gildenbroeders aan iemand verkocht noch anderszins afgestaan worden, en zelfs, bij onverhoopte ontbinding der gilde, zullen de schilden of de "Breuk" ter bewaring moeten komen van de gemeente in de persoon van het Gemeentebestuur, die ze wederom aan een regelmatig heringerichte Sint-Jorisgilde zal afstaan, welke de verbintenis zal aangaan de voorschriften van het huidige reglement wegens de schilden of de breuk stiptelijk te zullen naleven.

 

Over de boeten en andere schikkingen.

- Art. 11: Betaalt de boete van één frank:

a) alwie, zonder gegronde reden, waarover het Bestuur der gilde zal oordelen, of zonder verwittiging aan de hoofdman of zijn plaatsvervanger, de mis voor de gildenbroeders of zusters niet zal bijgewoond hebben, gelijk het volgens oud gebruik bestaat.

b) Idem, wanneer het de begrafenis geldt van een lid.

c) Ieder mannelijk lid dat niet zal deel uitmaken van de stoet, wanneer volgens gebruik de gilde deelneemt aan de processie der Kerk en daartoe niet voor ziekte of andere gegronde reden, waarover het Bestuur beslist, zal ontslagen zijn.

d) Ook degene, die zonder wettige reden, geen deel zal nemen aan het schieten van de koningsvogel

(zie art. 6 - f.)

e) Ieder lid, dat door onbetamelijk gedrag zoals vloeken, scheldnamen, twisten, "groot lawijt", vechten of anderszins de gilde zal storen, en niet zal opgehouden hebben op het eerste verzoek van de hoofdman of zijn plaatsvervanger. Ingeval dat lid ondanks de waarschuwingen en boete niet zou willen ophouden, heeft de hoofdman of zijn plaatsvervanger het recht hem buiten het lokaal der gilde te doen sluiten en zelfs door stemming uit de maatschappij te bannen.

f) Al wie zonder toelating van de hoofdman of zijn plaatsvervanger sterke dranken zal gebruiken in de gildenkamer.

g) Ook degene, die zonder toelating van de hoofdman of van zijn plaatsvervanger nog bier zal geschonken hebben na klokslag van elf uur 's avonds.

h) Ook degene die niet in de gildenkamer zal zijn, zonder wettige redenen, één "kwaartuurs" voor de mis om deel te maken van de stoet naar de kerk, als het de gildenmis of de begrafenis geldt van een lid.

 

Bijzondere schikkingen.

- Art. 12: Degenen, welke zouden ziek zijn, worden van alle boeten ontslagen, doch zij moeten hun gelag betalen, evenals de gezonden en genieten daarvoor een stoop bier.

Bij overlijden van een gildenbroeder dragen de vier jongste leden het lijk bij de begrafenis.

Bij overlijden van een gildenbroeder geven de erfgenamen een halve ton bier, die zal gedronken worden op de dag van de uitvaart door de gildenbroeders.

Bij overlijden van een gildenzuster geven de erfgenamen een "vierendeel" bier, dat ook op de dag van de uitvaart zal gedronken worden door de vrouwen, alles volgens oude gebruiken.

Bij overlijden van een gildenbroeder wordt het baarkleed gehouden door de Overheden, of, bij gebreke of onmogelijkheid door de ouderlingen.

Bij overlijden van een gildenzuster zal het baarkleed gehouden worden door de vrouwen van de Overheden en bij ontbreken of onmogelijkheid door de oudste gildenzusters.

Het tegenwoordig reglement is door de gildenbroeders opnieuw opgesteld en bepaaldelijk aangenomen geworden op Sint-Jorisdag, den drieëntwintigste april achttienhonderd éénennegentig (1891), om reden dat het oude reglement verloren was geraakt. Het bevat al de gebruiken en schikkingen, zoals zij van ouds af in voege waren en behoort door al de leden getrouwelijk nageleefd te worden. Het zal in een daartoe bestemd register ingeschreven en door de gildenbroeders ondertekend worden.

Gedaan te Oostmalle, de 23ste april 1800 éénennegentig.

1.3.4. Het reglement van 1925

 

Op 23 april 1925 werd door de gildenbroeders een nieuw reglement goedgekeurd: "Maatschappij van onderlingen bijstand genaamd Sint-Jorisgilde gevestigd te Oostmalle (Antwerpen) - Standregelen".

Waarschijnlijk probeerde de gilde een zekere erkenning vanwege de overheid te bekomen door te voldoen aan een bepaalde wetgeving. In het gildenarchief vinden we op 10 juli 1925 een negatief antwoord van het ministerie van nijverheid, arbeid en maatschappelijke voorzorg, algemene directie van het maatschappelijk verzekerings- en voorzorgwezen op een aanvraag om volgens de wet van 23 juni 1894 erkend te worden als mutualiteitsvereniging.

 

Deze standregelen zijn een letterlijke overname van het vorige reglement. Alleen artikels 1, 4 en 13 werden uitgebreid, waarschijnlijk om aan de beoogde voorwaarden te voldoen. We nemen hier dan ook alleen de aangevulde artikels op. Zinsbouw en spelling werden letterlijk overgenomen.

 

Hoofdstuk I. Benaming en doel, zetel en omschrijving der Maatschappij.

Art. 1. Er bestaat in de gemeente Oostmalle, provincie Antwerpen eene Maatschappij van Onderlingen Bijstand, die voor titel heeft "Sint Joris Gilde van Oostmalle" en die voor ongeveer vier eeuwen hier tot stand is gekomen.

Zoals blijkt uit de kostbare zilveren schilden welke de Maatschappij bezit en uit hare oude reglementen, boeken of registers heeft haar bestaan tot op heden ten dage onafgebroken voortgeduurd, en nog heeft zij, als voorheen ten doel:

a) De beoefening door hare leden van een goed geregeld, een eerlijk en zedig vermaak, als ontspanning van hunne gewone zakelijke bedrijvigheden, bij het schieten met den kruisboog op de wip.

b) De inrichting van feestelijkheden, prijskampen van schieting, de deelneming aan de jaarlijksche processiën van de parochiekerk, aan gemeentelijke of andere bestuurlijke feestelijkheden zonder politieke bedoelingen zoo binnen als buiten de gemeente.

c) De Maatschapppij verlangt nu nog de wettelijke erkenning door Koninklijk Besluit te bekomen voor volgend doel:

het behouden, bewaren en onderhouden als ware en erkende eigenares van de kostelijke verkregene herinneringen en nog te verkrijgen roerende en onroerende goederen, als daar zijn: eene goede wip, bogen, pijlen, vogels en

andere schietbenoodigdheden, alsmede van eene kenmerkende vlag met wimpel, trommels, zilveren schilden, genaamd "Breuk" te leveren door aftredende koningen en keizers, ook nog alle andere goederen, registers, geschriften, medaliën en andere voorwerpen of gedenkenissen, welke der maatschappij kunnen dienstig zijn, of door hare leden aan dezelfde geschonken worden.

De zetel der Maatschappij is gevestigd te Oostmalle en haar gebied begrijpt die gemeente.

...

Hoofdstuk III. Over de Stemmingen voor Overheden, Leden en andere zaken.

Art. 4. Elke kiezing van Overheden, aanvaarding van nieuwe leden of bijvoegingen aan de gewone gebruiken der Gilde geschiedt bij geheime stemming der leden, met erwten en boonen, en zal geene plaats kunnen hebben, zonder dat tenminste de twee derden der mannelijke leden aanwezig zijn door dewelke de stemming moet geschieden.

De echtgenoote van een lid kan ook als lid aanvaard worden en lid blijven zelfs na overlijden van den echtgenoot; en, een ongehuwd lid mag zijne moeder of bejaarde dochter of zuster die met hem woont als lid doen aanvaarden.

...

Hoofdstuk XII. Wijziging der Standregelen, Ontbinding en Vereffening der Maatschappij.

Art. 13. Elk voorstel strekkende tot wijziging der standregelen moet aan 't Bestuur onderworpen worden dat oordeelt of er dient gevolg aan gegeven te worden. Geene verandering aan de standregelen kan aanvaard worden dan met de meerderheid van de twee derden der stemrechthebbende leden. Om geldig te zijn, moet de beslissing daaromtrent te nemen door de Regeering bekrachtigd worden, volgens de voorschriften der wet van 23 juni 1894.

De maatschappij kan ontbonden worden door eene beslissing der algemeene vergadering opzettelijk te dien einde bijeengeroepen en samengesteld uit minstens de drie vierden der stemgerechtigde leden.

In geval van ontbinding, heeft de vereffening plaats volgens de wettelijke bepalingen.

 

Aldus gedaan en beraadslaagd in algemeene verplichtende vergadering der maatschappij

te Oostmalle den 23 april 1925.

 

 

Handtekeningen

Hoofdman:

Koning:

Deken:

Onderdeken:

Secretaris:

Ouderman:

Idem:

L. Janssens-Deroover.

L. Schrijvers.

J. Vermeiren.

K. Adriaensen.

Aug. Jessen.

K. Van Giel

L. De Vrij

 

 

1.3.5. Kaart van de Hoge Gildenraad der Kempen van 1953

 

De Kempense gilden hadden reeds in de vorm van congressen contacten met elkaar vanaf 1928. Dit resulteerde in de oprichting van de "Hoge Gildenraad der Kempen" op 3 februari 1952.

De Sint-Jorisgilde van Oostmalle ontving haar "Kaart" van de HGK op 29 maart 1953. Deze kaart hangt momenteel als wandversiering in het gildenlokaal. De tekst wordt hierna letterlijk overgenomen.

 

KAART

DOOR DE WET VAN DE HOGE GILDERAAD DER KEMPEN

VERLEEND AAN DE GILDE VAN ST. JORIS TE OOSTMALLE.

 

1. Niemand zal tot Gildebroeder ontvangen worden dan met toestemming van Hoofdman, Koning, Dekens, Oudermans en de meerderheid der Gildebroeders.

2. De liefhebber tot Gildebroeder aangenomen zal ten overstaan van de Hoofdman en voor al de Gildebroeders de eed afleggen de linkerhand op de pees van de gespannen boog of op de gespannen haan der bus, de rechter aan de vlag, luidend: "Hier zweer ik de Gilde getrouw te wezen, de Kaart in al haar artikelen te onderhouden, de eer en de vrome derzelve te helpen naderen en vermeerderen, het achterdeel deszelvs te helpen weren en keren, de Hoofdman, Koning, Dekens en Oudermans gehoorzaam te zijn in 't gene zij uit kracht hunner officie mij zullen voorhouden, en alles te doen gelijk een goed en trouw schutter schuldig is. Zo waarachtig helpe mij God en de H. Patroon".

3. De schutter die uit de Gilde wil gaan, zal reden daarvan meedelen aan de Raad, om geen duifhuis daarvan te maken. Hij zal uitgang 100 fr. betalen aan de Deken.

4. De Raad van de Gilde bestaat uit de Hoofdman, de Koning, twee Dekens en Oudermans.

5. De Hoofdman wordt voor het leven gekozen door de tweederde der Gildebroeders. Bij ontstentenis stelt hij een luitenant aan.

6. Aan de Hoofdman is vooral het in stand houden van het patrimonium van de Gilde opgedragen en de handhaving van tucht en orde in de Gilde.

7. Jaarlijks wordt een aankomende deken gekozen op de feestdag van de Patroon der Gilde, nadat de dienende Deken rekening zal gegeven hebben over zijn geldelijk beheer.

8. De tweede aankomende Deken volgt hem op voor één jaar.

9. Wie tot Deken is verkozen, is verplicht dit ambt te aanvaarden op boet van 100 fr.

10. De Raad mag leden, die door hun jarenlange ervaring als Gildebroeder kunnen bijdragen tot het goed bestuur tot Ouderman verkiezen voor het leven.

11. Om de drie jaar wordt de Koning geschoten. Hij moet binnen het jaar de Breuk vermeerderen met een zilveren schild van minstens een once. Hij draagt bij alle plechtigheden de Breuk der Gilde.

12. Wanneer de papegaai geschoten wordt, moet elke Gildebroeder verschijnen onder de wimpel en onder de vogel, op boete van 25 fr. ten zij om wettige reden ontslagen door de Hoofdman.

13. De Koning zal na de schieting uitgeleide gedaan worden door de gehele Gilde tot aan de Gildekamer.

14. Wie drie maal achtereen de koningsvogel schiet, wordt Keizer der gilde voor het leven. Hij blijft vrij van alle gelagen.

15. De Alferis of vaandrig wordt door de Raad aangesteld. Hij moet voorzien zijn van een paar witte handschoenen en een sluier, en het vaandel voeren in alle optochten, waaraan de Gilde deelneemt. Hij zal het vaandel zwaaien voor de Hoofdman bij zijn intreden in de kerk of in het lokaal.

16. De Cornet of wimpelier moet voorzien zijn van een paar witte handschoenen en van een pluim op de hoed. De wimpel wordt steeds te paard gevoerd.

17. De Raad kan een schrijver aanstellen om in het register der Gilde alle verslagen op te tekenen, de lijst der Gildebroeders bij te houden, de relazen van feestelijkheden en kronijk bij te houden; alsook alle druksels en foto's de Gilde aanbelangend te bewaren.

18. De Knaap van de Gilde aangesteld door de Raad, steekt de wimpel uit aan het lokaal bij alle feestelijkheden, zorgt voor de orde bij schietingen op wip of doel.

19. De Raad stelt de tamboer aan en de speellieden.

20. Jaarlijks zal de Gilde kolfdagen inrichten om de eer van de boog of de bus te bekavelen. De doelen worden geopend en gesloten naar gelang het wapen.

21. De Gilde zal in volle ornaat opstappen in de processie en in de vaderlandse optochten. Alle Gildebroeders moeten daarbij aanwezig zijn, op boete van 20 fr. tenzij om wettige reden ontslagen door de Hoofdman.

22. De Patroonheilige van de gilde zal jaarlijks gevierd worden met een H. Mis en daarna een feestmaal, waarbij alle Gildebroeders en Gildezusters moeten aanwezig zijn, op boete van 20 fr. tenzij om wettige reden ontslagen door de Hoofdman.

23. Er zal jaarlijks een zielemis plaats hebben voor de overleden Gildebroeders en zusters, waarbij alle Gildebroeders moeten aanwezig zijn, op verbeurte van 20 fr. tenzij om wettige reden ontslagen door de Hoofdman.

24. Bij het overlijden van een Gildebroeder zullen alle Gildebroeders aanwezig zijn op de uitvaart, op verbeurte van 50 fr. tenzij om wettige reden ontslagen door de Hoofdman. Op de kist zal zijn wapen liggen. De gildebroeders gaan mede ten offer. Het wapen van de overleden Gildebroeder komt toe aan de Gilde, tenzij het door de familie afgekocht wordt.

25. De Gildevoorwerpen worden bewaard in de plaats en op de wijze door de Raad aangeduid.

26. De voorschriften vervat in het Statuut van de Hoge Gilderaad zullen stipt nageleefd worden.

 

Gegeven in het Jaar Onzes Heren 1953,

de 29 ste Maart, en bekleed met het

zegel van de Wet van de Hoge Gilderaad.

 

De 3de Opperdeken.De 2de Opperdeken.De Dienende Opperdeken. De Opperhoofdman

 

 

"handtekeningen"

De Opperkoning De griffier De Houder van het Landjuweel.

"handtekeningen"

 

 

 

1.3.6. Statuten van Koninklijke Sint-Jorisgilde V.Z.W.

 

Het bestuur van de gilde wilde niet in hetzelfde euvel vervallen zoals onze gilde overkwam in 1908. Ze zag zich toen een stuk grond "het Wipheiken" ergens aan de Molenweg gelegen, aan haar neus voorbijgaan omdat ze geen burgerlijke persoonlijkheid genoot en de erfgenamen van wijlen J.B. Spruyt, hoofdman van de gilde, overleden in 1908, om die reden het eigenhandig geschreven testament betwistten.

Op 16 september 1987 stichtte het bestuur een vereniging zonder winstoogmerk. De statuten van deze V.Z.W. verschenen in het staatsblad van 7 januari 1988 onder het identificatienummer 43/88.

Door het aannemen van deze statuten wilde het bestuur van de gilde zich eerder wettelijk in orde stellen om het huidige gildenlokaal te kunnen aankopen dan wel een nieuwe reglementering voor het gildenleven aanmaken.

We beperken ons hier dan ook tot de letterlijke overname van artikel 3. De andere artikels werden in de statuten opgenomen om te voldoen aan de wet op de v.z.w.'s.

 

Art. 3. De vereniging heeft tot doel volwassenen en jeugd naar geest en letter te ontwikkelen in het naleven van de aloude Kempense gebruiken en activiteiten van het gildenleven, overeenkomstig de regels van de Kempense Hoge Gildenraad, door het beoefenen van het kruisboogschieten, het gildendansen, het roffelen, het vendelen; door het bewaren en aanvullen van de gildenbezittingen; door het bijhouden van gildenregisters, oorkonden, vaandels, beelden, enz.

Zij streeft naar de verwezenlijking van dit doel door alle middelen waaronder voornamelijk:

1. Het inrichten van ontmoetingen, oefeningen en wedstrijden in kruisboogschieten, gildendansen, roffelen en vendelen.

2. Het huren of het aanwerven van over het algemeen om het even welke roerende en onroerende goederen;

het in gereedheid brengen en het uitbaten van oefen- en bijeenkomstplaatsen.

De verenignig mag de bevordering van het gildenleven in het algemeen, alsmede van de sociale, culturele en sportieve belangen van haar leden, door alle middelen bewerken.

Zij kan in deze zin ook, doch slechts op bijkomstige wijze, handelsdaden stellen, enkel voor zover de opbrengst hiervan uitsluitend wordt besteed aan het doel waarvoor zij werd opgericht.

 

 

II. II HISTORISCHE NOTITIES OVER OOSTMALLE EN DE GILDE VANAF DE 16de EEUW

 

2.1. Het prille begin

 

In 1505 verwierf Frederik van Renesse de heerlijkheid Oostmalle, waarvoor hij de som van 375 ponden betaalde aan de hertog van Brabant. Hij droeg vanaf die datum de naam van "Heer van Malle".

Frederik van Renesse was niet zo veel aanwezig in Oostmalle.

Zijn voornaamste ambtelijke verplichtingen vereisten meestal zijn aanwezigheid in Breda en Diest. Ongeveer halfweg tussen die twee steden lag Oostmalle en het kasteel aldaar fungeerde "als rustoord voor de grafelijke familie"(29).

 

Oostmalle was in 1526 een klein dorpje, met 83 haardsteden en een bevolking geschat op 446 inwoners (30).

De schouten van Oostmalle stonden in dienst van het huis de Renesse, de heren van Oostmalle. Zij waren ook hun rentmeesters.

In die laatste hoedanigheid waren zij verplicht, voor rekening van hun heer, enerzijds alle inkomsten van de grafelijke goederen te ontvangen en anderzijds alle uitgaven te doen en de rekeningen op te stellen. Die rekeningen geven ons de eerste summiere inlichtingen over het bestaan en de werking van de Sint-Jorisgilde.

 

Henricus van de Castele wordt als schout vermeld in 1519.

In de rekening van deze schout over het jaar 1523, opgemaakt in zijn hoedanigheid van rentmeester van het huis de Renesse, is er voor de eerste maal sprake van "den scutters van den voetboge".

Eveneens in een document uit het jaar 1523, noteert schout-meyer en rentmeester van de Castele dat de priorinne van "’t Clooster van O.L.-Vrouw-Presenteringhe" te Oostmalle, haar genegenheid aan de gilde betoonde en namens het klooster drie vaten bier schonk aan de gildenbroeders.

 

Jan van Renesse, zoon van Frederik en Anna van Hamel, verkreeg de heerlijkheid Oostmalle, bij testament, op 11 september 1537.

Hij was zeer volksgezind. De gilde werd ieder jaar beschonken met een 'tonne bier', en als de stadhouder in zijn naam de papegaai schoot, ontvingen de gildenbroeders tien tonnen bier. Bij zijn

afsterven in 1561 waren de confreers van de gilde hem ook indachtig en lieten voor hem een plechtige uitvaart geschieden te Oostmalle (31).

De naam van Sint-Joris verschijnt voor de eerste maal in 1558 en daarna in 1561, als "de deekens van St.-Joris gulde binnen Malle voir dat de guldebruers duytvaert over Mijnheere deden celebreeren".

Die "Mijnheere" was Jan van Renesse, heer van Mal, drossaard van Breda, aldaar overleden in 1561, en "die waarschijnlijk hun

beschermer of hoofdman was, wat anders niet zou zijn geschied" (32). Philip van Lixbonne was toen schout en rentmeester. Hij was gehuwd met Margaretha van Renesse, natuurlijke dochter van Jan van Renesse. van Lixbonne werd in 1561 als schout, meier en rentmeester opgevolgd door Wouter Vervoert of van der Voirdt (33).

 

In zijn rekening van het jaar 1528 getuigt rentmeester Jan van der Schueren dat 'het Scuttershuys', bewoond door de weduwe van Jan Tuyts, toen dienst deed als het gildenlokaal of de gildenkamer.

In dit lokaal werden de vergaderingen van de gilde gehouden en daar werd de koning gevierd als de vogel werd geschoten.

Koningsschietingen werden ook in die tijd reeds ingericht. Dit blijkt uit een paar documenten opgesteld door de rentmeester.

 

In 1540 werd de hoofdvogel afgeschoten en Jan van Renesse trakteerde de gildenbroeders met 3 tonnen bier. Schout-rentmeester Jan van der Schueren noteerde dat als volgt: "gegeven den schutters van den voetboghe doen Bernaert den papegay uyt den naem van mijnen heer af geschoten hadde 3 tonne

biers en voer elke tonne betaelt XVI stuyvers".

 

Namens de heer van Malle werden de gildenbroeders in 1561 getrakteerd: "gegeven na ouder costuyme den schutters van Malle doen sij hunnen vogel scoten een ame byers daer ane betaelt XXIX st.". De schout-rentmeester verklaarde dat die viering met het daarbijhorende bier reeds een "ouder costuyme", een oud gebruik,

was.

 

Uit een verklaring van 1558 blijkt dat de dorpsheer aan de gilde jaarlijks "een tonne" bier schonk voor de gildenfeesten. In 1558 betaalde Gilles Guilgot "tot Henrick de Bie een tonne biers die mijnheer jaerlicx St.-Jooris scutters gilde tot haerder feesten schenkt XXIIII st.".

 

Schout Cornelius van Wulven, echtgenoot van Margaretha van Renesse tekent als rentmeester 1552-1563 aan "als die scutters van Mal die voetboog scieten, zoo heeft mijnheer die selven een ton bijers van oude gewoonte gegeven XX st. C II bb5".

En verder nog "Item voor de medekens" zeven stuivers (34).

 

Pastoor De Molder concludeert daaruit: "Dat was dan toch de goede oude tijd, want zoals ge ziet werd er op geene uitgaven gekeken"(35). Wij moeten echter wel vaststellen dat die uitgaven gedaan werden door de heer en door hem betaald werden. Of het ook voor de gewone man, en voor de gildenleden, toen een "goede oude tijd" was, blijkt niet uit die documenten.

 

In de tweede helft van de 16de eeuw kende de schuttersgilde een aanzienlijke achteruitgang. De oorzaken daarvan waren te wijten aan de oorlogen der XVIde eeuw, de voortdurende plagerijen en geweldplegingen van de Spaanse soldaten, die ons land bezet hielden, en zeker ook aan de "quade sieckte" of de pest die onze streek teisterde. De gevolgen van deze ziekte zijn terug te vinden in de parochieregisters. In 1571 stierven er in Oostmalle niet

minder dan 27 personen, terwijl er normaal per jaar gemiddeld slechts een vijftal overlijdens moesten genoteerd worden.

Tijdens de jaren 1577 en 1584 was het aantal sterfgevallen bijzonder hoog: 98 in 1577 en 113 in 1584.

In een vertoogschrift van 12 december 1587 aan de Staten, teneinde vermindering van belastingen te bekomen, werd gesteld dat de bevolking van de gemeente van 350 communicanten teruggebracht werd op 25 huisgezinnen. In Westmalle bleven er van de 300 huisgezinnen nog slechts 23 over. In 1585 was de pest overwonnen en in dat jaar werden er 12 huwelijken afgesloten, terwijl er de vorige jaren maar 2 of 3 werden geboekt (36).Deze noodlottige

toestand had onvermijdelijk ook gevolgen voor de gilde, die toen eveneens 'op sterven na, dood was'.

 

2.2. Een nieuwe start...

 

Jacobus De Schrijver trad in 1592 in dienst als schout en rentmeester. De Sint-Jorisgilde was toen aan het verkwijnen en dreigde zelfs volledig teniet te gaan, als er geen nieuwe impulsen werden gegeven voor de heropbloei van de gilde.

Rentmeester De Schrijver schreef op 28 mei 1596 aan zijn heer Frederik de Renesse, die in Luik verbleef, dat de gilde op zeker ogenblik nog maar twee leden telde. Nu was er een heropflakkering waar te nemen van het gildenleven en dit dankzij de bemoeiingen en de hulp van de schout.

Hij schreef onder meer het volgende:

"Ik hebbe groote dieligensie gedaen int optrichten van onsse gulde alwaer uw Edele hoetman aeff is en dat een broederlijke liefde en eendrachtigheyt onder de gemeynte te houden, den welcken vervallen en te nyet waes op twee nae en nu tegenwoordyckt in 't getael syn vyffenveerticht". De brief vervolgt dan met een verzoek "om wiempel ofte vaene, bij desere oorloge ontvreempt, waerinne sij geren souden stellen en nuyen uwe edele waepenen, soo hiere oock weer betaempt, de waepen eerlyck te stellen van haeren landsheere, soo hebbe ick haere lieden behoeffsalve aen uwe edele geschreven ten eynde uwe edele gelieven wielle uwe wapenen ons over te seynden om eynde te stellen naer behoiren".

Frederik de Renesse gaf gevolg aan het verzoek van zijn rentmeester en schonk aan de gilde een nieuw vaandel, waarop zijn wapenschild werd afgebeeld (37). Als hoofdman van de gilde was Frederik de Renesse vrijgevig en zijn rentmeester Jacobus De Schryver betaalde in 1599: "voor den Heer bier ten huyze van Nicolaes Bervoets op den papegai dach voor hooched. gemaeckt, en hoetman is van de gulde 5 guld. 10 st." (38).

Hieruit blijkt dat de edele hoofdman van de gilde trouw bleef aan de traditie en op papegaaidag van het jaar 1599 bier bestelde voor de gildenbroeders bij Niklaas Bervoets in de afspanning de Zwaan.

 

 

2.3. Oostmalle en de gilde in de 17de eeuw

 

2.3.1. De gilde floreert...

 

Volgens de inschrijvingen in het oudste register had de gilde 46 schutters op 11.7.1606. Geeraard Boeckx en Jan De Clerck waren toen dekens van de gilde. Bij een bezoek, datzelfde jaar, aan de naburige gilde van Westmalle stonden er 53 leden geboekt en het jaar daarop kwamen zij te Westmalle aan met niet minder dan 60

leden.

Nog in het jaar 1606 raasde er een hevige storm over ons dorp. Op 28 maart noteerde de schout dat deze storm vijf woonhuizen en acht schuren had vernield. Hij schreef er nog bij "dat het scheen bij nae dat de wereld op een eynt was..." (39).

"In de rekening van het jaar 1607" is vermeld dat er "geluid werd voor de St.-Jorismis van de gilde..., zoals het nog geschiedde voor enige jaren." Dit schreef pastoor De Molder in 1947.

 

Het register dat gaat van 1606 tot 1617 vermeldt voor dit laatste jaar 43 gildenbroeders. Jacop Wyns en Jan Matheussen vervulden toen de functie van deken (40).

 

In 1611 betaalden de dekens Simon Pauwels en Michael Wuyts 13 stuivers voor het eten en de drank voor de koning en zijn huisvrouw. De echtgenote van de koning werd als 'huisvrouw' en niet als koningin vernoemd. Waarschijnlijk vonden de dekens het zelfs niet nodig deze eretitel te vermelden. We geloven niet

dat we hier iets meer achter moeten zoeken!

Als de "koninck-hoofdman" een bezoek bracht aan de gildenbroeders werd hij door hen getrakteerd of beschonken: "betaald aan Antwerpsch bier in het beschenken van den koninck hoofdman in 't bezoeken", 10 stuivers. Op "verlooren maendach anno 1613" was er een schieting te Zoersel en te Westmalle. De hoofdman en de koning van beide gilden werden beschonken en er werd op hun gezondheid gedronken. Op de kosten van onze gilde, werd er voor een bedrag van 8 stuivers verteerd (41).

Onze voorouders maakten graag plezier. Zij hielden er evenwel ook aan dat het vermaak deftig verliep. De overtreders van de caerte liepen zware straffen op. Dat ondervond Jacop Wijns, oud-deken,

die "ter oorzake van zekere luimige woorden en van meer andere onbehoorlijkheden door hem op St.-Jorisdag" gepleegd, een boete kreeg van 25 stuivers. Hendrick De Clerck liep eveneens een boete van 8 stuivers op.

 

In 1614, op de dag van St.-Laurentius-kermis, waren de gildenleden vrijgevig tijdens de mis. De totale bijdrage van 42 gildenbroeders werd genoteerd als volgt: "ontvanck van St.-Lauwerysmisse 19 guldens 9 stuivers en half".

Op "Verlooren maendach" van hetzelfde jaar bedroeg de bijdrage van 41 guldebroeders de som van 10 guldens. Jan De Clerck en Pieter van de Venne waren toen dekens (42).

 

2.3.2. Vijandelijkheden tussen Spanje en Holland

 

De voortdurende vijandelijkheden tussen de Spanjaarden en de Noordelijke Provincies wogen zwaar door op onze bevolking. Menig gevecht werd in de omgeving beslecht. De Kempense bevolking moest belastingen betalen aan twee landsbesturen: Spanje en Nederland.

Als het geëiste belastingsgeld niet tijdig werd betaald, dan werden de burgers "rantsoenabel" verklaard en volgde de gevangenneming van de overheden: schout en pastoor. Zij kregen hun vrijheid eerst terug na de betaling van een hoge losprijs. Die periode is berucht gebleven als de retorsie of wedervergelding,

die haar hoogtepunt bereikte van 1632 tot 1640.

In oktober 1622 werd onze pastoor, E.H. Hubert Sophie, een eerste maal gevangen genomen en na enkele dagen terug vrijgelaten mits betaling van 96 guldens "rantsoengeld". In 1636 werd de pastoor nogmaals, nu voor drie jaren, gevangen gezet. Ook onze toenmalige schout Dirk Bosch werd in de gevangenis gestopt. Hij kon voor een

paar honderd guldens zijn bewakers omkopen en herwon zo de vrijheid. Zelfs onze dorpheer, Frederik van Renesse, werd in 1646 een tijdje van zijn vrijheid beroofd, omdat hij de hoge heerlijkheid van Oostmalle had gekocht, zonder hiervoor vooraf toestemming te hebben verkregen van de 'Heren Staten'.

 

2.3.3. De pestziekte slaat weer toe !

 

Ook in de 17de eeuw sloeg de "haestige sieckte" of de pest weer hard toe. We kennen het verhaal over het ontstaan van de Sint-Antoniuskapel in Salphen. Een van de kinderen van Adriaan Mattheussen van Salphen bezweek aan deze ziekte. De familie voerde het stoffelijk overschot naar Wechelderzande, maar de

pastoor en de magistraat weigerden het aldaar te laten begraven uit vrees voor besmetting van het ganse dorp. Vader Mattheussen verkreeg van het bisschoppelijk hof op 30 juli 1625 de toelating om zijn zoontje te begraven te Salphen. Om diens nagedachtenis te eren, besloot Adriaan Mattheussen tot heropbouw van een kapel, toegewijd aan de heiligen Adrianus en Antonius. Een vroegere kapel, weliswaar kleiner in omvang, stond eerder een onderdtal

meters ten westen van de nieuwe kapel en ten zuiden van de weg naar Zoersel (43). Deze pestepidemie was voor de gilde niet zo rampzalig als dezelfde kwaal tijdens de vorige eeuw.

 

2.3.4. Een nieuw vaandel voor de gilde

 

In 1631 ontving de Gilde nog een 'vendel' van de weduwe van Willem van Renesse, want in de rekening opgemaakt in 1631 door Dirick Bosch als schout en rentmeester, staat: "betaelt aen den deken van de gulde van Malle tot behoef van en vendel hetwelck haer ed. de geulde geschonken hadt de sommen van dertich gulden".

Hoelang de Gilde het vane bewaard heeft, weten wij niet met zekerheid (44).

 

2.3.5. 't Zijn droeve tijden als de oorlog woedt...

 

Op 25 september 1659 verscheen er een ordonnantie waarbij de bevolking, door klokgelui, werd opgeroepen "om te wapen te loopen". Die ordonnantie gold voor de zogenaamde "roetmeesters".

De betrokkenen moesten dan, zo spoedig mogelijk, met hun geweer behoorlijk voorzien van poeder en lood, samenkomen aan de kerk of de plaats waar er hulp moest worden geboden. Het was blijkbaar een door de overheid georganiseerde groep personen die moesten optreden als er gevaar dreigde. Deze verordening was dus niet

bedoeld voor de gildenbroeders van de Sint-Jorisgilde (45).

De gemeenterekening van het jaar 1661 bevat een post waaruit blijkt dat er op 30 oktober 1659 25 pond poeder en 30 pond lood werden aangekocht "ten dienste van de gemeynte ter tijde van de troubelen ende belegeringhe der Stadt Antwerpen". Hiervoor werd een bedrag van 20 guldens 16 stuivers betaald.

In oktober 1658 waren er in Antwerpen onlusten uitgebroken, die Koning Philips IV erg verontrustten, wegens hun opstandige aard tegen Spanje (46).

Oostmalle wilde blijkbaar, zo nodig, zorgen voor de eigen verdediging. Nergens vonden we evenwel vermeld wie, in geval van nood, dit poeder en dat lood moesten gebruiken. Waren het misschien toch de gildenleden die, bij dreigend gevaar, moesten trachten 'het tij te keren'?

 

In 1672 had de Franse koning, Lodewijk XIV, belust op de uitbreiding van zijn rijk, de strijd aangebonden met de Hollandse Provinciën en tevens met de Spaanse koning. Opnieuw werden onze gewesten onder de voet gelopen en verspreidde de oorlog zijn gruwelen in onze streken (47).

Zelfs het bestuur van de gilde raakte in paniek. Uit de gildenrekeningen van de jaren 1674-1676 blijkt dat in die periode geen vergaderingen, teerfeesten of koningschietingen plaats hadden "mits de desolaete tijden van oorlog".

 

2.3.6. De eeuwigdurende vrede...(!)

 

In 1678 werd de 'Vrede van Nijmegen' gesloten tussen de oorlogvoerende partijen en deze zou, zo heette het, "de eeuwigdurende vrede in Europa" brengen. Op vele plaatsen werden grote feestelijkheden georganiseerd. Oostmalle, na onderlinge afspraak met Westmalle en Zoersel, beleefde die blijde gebeurtenis tijdens de kermisdagen van 1680. Bij zulke vieringen mocht de gilde niet ontbreken. Samen met onze Sint-Jorisgilde stapten de schutters-

gilden van Westmalle en Zoersel mee op in de jaarlijkse kermisprocessie. Ook de Oostmalse gilde had hetzelfde gedaan tijdens de kermissen in die dorpen (48).

 

2.3.7. Arm Mal(le) !

 

In 1683 was het maar armzalig gesteld in de gemeente. Daar er nog

regelmatig oorlogsbelastingen moesten betaald worden, zag de

schout Andreas Allaerts zich verplicht alle inkomsten te belasten.

Hij schatte alle bezittingen en zo hebben we nu een idee over

Oostmalle 1683:

1. De huizen dienden allen als woning en konden niet aangerekend worden, daar de onkosten tot onderhoud ongeveer overeenkwamen met de inkomsten. Verscheidene huizen stonden leeg en er werden geen kandidaten gevonden voor het in huur nemen van de leegstaande panden.

2. De dorpelingen labeurden op magere heidegronden. Men teelde rogge en haver. 243 bunders onrenderende heide, alleen dienende om er plaggen en strooisel te steken.

3. Beroepen: één smid, rademaker, kleermaker, kuiper, wever, twee brouwers met herberg, twee winkeliers, drie herbergiers (49).

Werd toen voor dit schamele dorpje Oostmalle de naam 'Arm Malle' bedacht en sprak men toen al van:

Rijke Vorsel, Rijke Vorsel,

Arm Malle, Arm Mal(le),

Schrale Wezel, Lomp Zoersel,

Mager Hal Mager Hal(le),

of waren die bekende rijmpjes toen nog niet gekend en zijn ze van een latere datum ?

 

In 1684 werden maatregelen genomen om de gebruikers van de openbare wegen te beveiligen tegen stropers en vagebonden.

Er werden vier "welgewapende mannen te peerd" in dienst genomen om toezicht te houden in de heide en op de wegen en de plaatsen op te zoeken waar de stropers en vagebonden overnachten of logeren.

Iedereen die met kar en paard naar Antwerpen reed, moest een roer, kruit en lood meenemen om de wachters in geval van nood te assisteren (50).

 

2.3.8. Inhaling van de dorpsheer in 1693

 

Op 3 april 1693 werd Maximiliaan Hendrik van Renesse plechtig ingehaald als heer van Oostmalle. In Cornelis Geeraerdts' dagboek, 1682-1698, pag. 37, wordt deze inhaling als volgt beschreven: "...den 3 April 1693 heeft den heer van Oostmal seynen Intréghedaen met seynen broeder governeur van Hoey. Ende is met de gueldt ende met de ioncheydt teghen ghegaen tot achter den brandt ende daer de ionckheydt lustich gheviert, ende tot Wilmsen hebbe de gueldt 2 tonnen bier en een half gehat ende ionmans envensoo veel tot brueghelmans"(51). Dus, zoals steeds, was de Sint-Jorisgilde aanwezig om de heer en weldoener van de gilde eer te bewijzen. De gildenbroeders werden daarvoor beloond met 2,5 tonnen bier bij Wilmsen.

 

2.3.9. Peter Wens werd vermoord in 1694 !

 

Op 8 februari 1694 werd Peeter Weens (Wens) vermoord ten huize van Jan Bruegelmans. In zijn dagboek beschrijft Cornelis Geeraerts dit feit als volgt: "een kiest ghemaeckt voor Peeter Weens den 8 februarius 1694 - 3 g. Ende is den 7 februarius tot Jan Brueghelmans suebiteleyck van de soldaten tussen de kueken ende groote kamer in den ganck doodt gheschooten, hey meynden naar de moos te gaen keycken of de soldaten daer gheen kooper weechen

naamen en weerdt soo van achter in seynen ruech met ghekapt loodt gheschoeten, dat hey maer keer of drey en riep en heft soo seynen gheest ghegeven" (51). Als timmerman van beroep maakte Geeraerts de doodskist voor de vermoorde Peter Wens. Hij meldt ook dat de betrokkene in de rug werd geschoten, toen hij naar de 'moos' wilde gaan om te zien of de soldaten daar geen koperwerk hadden gestolen.

 

2.4. Oostmalle en de gilde in de 18de eeuw

 

Oostmalle telde in 1711 562 inwoners, namelijk 374 volwassenen en 188 kinderen. In 1720 was dit aantal gestegen tot 611, en in 1785 tot 701 inwoners (52). In 1770 waren er 47 gildenbroeders.

In 1796 bedroeg het aantal inwoners van de gemeente 750 personen (53).

 

2.4.1. De Spaanse Successieoorlog

 

Het grote bondgenootschap in 1701 te Den Haag gesloten tussen Engeland, Holland en Oostenrijk, waarbij later ook Pruisen en Portugal aansloten, luidde de langdurige Spaanse Successieoorlog in, waarvan de eerste fase zich weer eens afspeelde in ons land.

De Franse koning Lodewijk XIV, gehuwd met een Spaanse prinses, viel ons land binnen. De Fransen eisten in de dorpen alle levensmiddelen op. Pioniers moesten helpen om verdedigingsstellingen op te werpen en opslagplaatsen aan te leggen voor munitie en levensvoorraden. Gewapende kleine eenheden drongen door tot in de kleinste gehuchten en namen alles mede wat hun kon dienen. Gelukkig voor onze mensen verplaatste het oorlogsterrein zich vanaf 1704 naar een ander deel van Europa.

Tenslotte kwam een einde aan de strijd door het verdrag van Utrecht (1713) en werd het Spaanse rijk verdeeld (54).

 

Volgens pastoor De Molder werd de gilde nooit opgeroepen om de verdediging van de inwoners op zich te nemen. In zijn opzoekingen naar het verleden van de gilde heeft hij inzake eventuele oorlogshulp verleend door de gildenbroeders niets gevonden. Hij staafde zijn argumentatie o.a. met een schepenbrief van 31.5.1703: "als wanneer in julio 1703 legers stonden omtrent desen dorpe van Oistmalle op een gehuchte van den voors. dorpe, genamt Salphen, sijn gekomen drij ruyters ofte maraudeurs, roevend ende plunderende de huysen van den voors. gehuchte ende dat op het gerucht ende alarm van hier sijn naer toe geloopen seventhien … achtien van de joncheit, die als doen de wachten waren houdende ontrent het kerckhof ende hebben aldaer gevonden de voors.

marodeurs en de selve gevangen medegenomen opt' kasteel..." (55).

De gilde werd niet opgeroepen om de rovende soldaten te weerstaan, maar het waren een twintigtal jonge mannen die de 3 ruiters gevangen namen.

 

2.4.2. Over het schieten van de vogel, deelneming aan de processies en overhandigen van prijzen...

 

Op vele plaatsen was het eertijds de gewoonte om de vogel op een staak uit een dakraam van de kerk of de kerktoren te plaatsen, in plaats van op de schutboom. Natuurlijk werd hierdoor veel schade toegebracht aan de daken van de torens en de kerken.

Dit gebruik bestond ook te Oostmalle.

In die tijd was het gemeentelijk kerkhof van Oostmalle rondom de Sint-Laurentiuskerk gelegen. Het is dan ook niet te verwonderen dat ook het kerkhof en de graven van de overledenen tijdens de schietingen schade opliepen. De schutters moesten op de begraafplaats vrijelijk kunnen rondlopen om behoorlijk te kunnen schieten en de toeschouwers om de schietingen te kunnen volgen.

Dit getuigde wel van weinig eerbied voor deze gewijde plaats en de er begraven personen.

Meermaals verzochten "de heeren landdekens" om de prijsschietingen op de kerkhoven en kerktorens te verbieden.

Tot grote geruststelling van de geestelijkheid werd het plaatsen van de vogel op kerktorens met ingang van 20 oktober 1721 door Karel VI voorgoed verboden.

We hebben de indruk dat de Oostmalse gilde zich niet erg bekommerde voor de naleving van dit verbod.

Ook een edikt van 13 juni 1713 houdende verbod voor deelneming aan de processies en de brief van de aartsbisschop van Mechelen van 31 maart 1711 houdende de overhandiging van prijzen in de kerk, werden door de gilde genegeerd.

Het edict van 13 juni 1713 handelde over "de gedurighe clachten" van de geestelijke overheden, "over het groot schandael door de guldens veroorzaakt", die mee opstapten "met trommels, vendels, fusieken en andere dergelijke instrumenten in de processiën, in dewelcke wordt rondgedragen het Allerheiligste Sacrament des Autaers". Het overtollig geroffel op de trommel, het storend gepraat van de gildenbroeders en vooral het afschieten der

"fusieken" in de processies werden wellicht aanzien als een gebrek aan eerbied en waren de oorzaak van die verbodsbepalingen.

 

Het was ook de gewoonte, bij plechtig klokgelui, in de kerk de prijzen uit te delen aan de winnaars van de schietingen. Dit gebruik werd door de aartsbisschop verboden in 1711.

 

Op 31 juli 1729 schreef de schout, J.B. Schellinckx, over deze gang van zaken een brief aan de heer de Renesse te Elderen. "Alsoo verstaen hebbe dat die der Joenckheyt van Oostmalle hebben

geschoten den Vogel, ende van intentie sijn op St.-Laurentiusdach in de processie te trekken, alles bij consent door Ued. of Ued.

heer Vader daartoe gedragen".

Uit de aanhef van voormelde brief blijkt dat de gildenbroeders zich gesterkt voelden door een toelating van de heer van het dorp, die zich niet bekreunde om de gegeven verbodsbepalingen.

Maar de schout dacht aan de straffen en de boeten die konden opgelopen worden, en hij schreef verder: "soo hebbe mijn plicht geoordeelt van Ued. te adviseren, dat sulcken niet en is gepermitteert ende wel expresselyck verboden bij den geestelijken Rechter ende sijne Majesteit, als Ued. sal sien uyt het medecomend

placcaet, waeromme Ued. verzoekend van het selve door den vorster aan gemelde joenckheyt gelieven te doen adverteeren om hun daer mede te reguleren, te meer alsoo den heere Pastoir aen mij daervan op heden, bij missive heeft gedoleert, ende versocht van 'tselve te beletten; allen dwelck voorseydt mij occasie geeft van Ued met desen te importuneren...". Achter onwetendheid kon de heer de Renesse zich nadien niet meer verschuilen, want de schout voegde de "plakkaten" of verbodsbepalingen bij zijn brief.

 

Of de "joenkheid van Oostmalle" geluisterd heeft naar de pastoor en of er verbod is gekomen vanwege de heer der

heerlijkheid, was nergens te vinden. Maar pastoor De Molder geloofde in onze mensen, want, zo schreef hij: "Onze voorouders waren geen geuzen en waren mensen met Kempisch geloof, vooral onderdanig aan hun geestelijke overheid" (56).

 

2.4.3. Onder Oostenrijks bestuur

 

Na het verdrag van Utrecht (1713) was ons land onder Oostenrijks bewind geplaatst. Het nieuwe bestuur bekommerde zich meer om het

welzijn van de bevolking.

De langdurige regering van keizerin Maria-Theresia van Oostenrijk (1740-1780) was een tijdvak van vrede. Die rustige tijd werd even

onderbroken door de vijandelijkheden met Frankrijk (1742-1748).

In 1746 kreeg de Kempen het weer te verduren. Geregeld doorkruisten patrouilles onze streek: nu eens waren het Fransen,

dan weer Verbondenen. In 1748 werd de "Vrede van Aken" ondertekend en korte tijd nadien waren onze gewesten ontruimd van vreemde

ongure elementen (57).

Ondanks al die ellende, ging het er af en toe ook nog leutig aan toe in ons dorpje, b.v. bij het planten van de meiboom op 1 mei

1742. De schout trakteerde toen 1 ton bier voor de jonkheid in "de Swaen" (58).

 

Toen de heer Hyacinthus Fr. de Renesse op 26 januari 1737 ons dorp bezocht, trakteerde hij de 'confrŠres' van de Sint-Jorisgilde bij

Pieter Ghysels met 2 amen bier.

Een tijdje later werden de gildenbroeders getrakteerd met 3 amen bier bij de weduwe Poppelaers, in de afspanning 'den Wildeman'.

Die traktatie was te danken aan het feit dat de heer baron een proces had gewonnen en de gildenleden hem daarvoor waren komen

feliciteren en ook de mis van dankzegging hiervoor hadden bijgewoond (59).

 

- Een slechte tijd voor de vrijgezellen...

 

Een plakkaat van 8 juli 1754 verbood aan de Sint-Jorisgilde "jonkmans", vrijgezellen, op te nemen als lid. Ondanks dit verbod

werden op 9 januari 1776 drie jonkmans aangenomen als gildenbroeder: Michiel Wauters, Jan-Baptist Geerts en Philip Van

Reuth. Wie waren die drie vrijgezellen ?

-Michiel Wauters (Wouters), werd te Oostmalle geboren op 15 november 1752, als zoon van Peter en van Maria Bervoets. Zijn

vader Peter Wauters, lid van de gilde, overleed te Oostmalle op 9 april 1774.

-Jan-Baptist Geerts, werd te Oostmalle geboren op 18 november 1754, als zoon van Adriaan Fr., alferis van de gilde in 1768 en in

1770, en van Anna Elisabeth Mercelis. Vader Adriaan Fr. Geerts overleed te Oostmalle op 26 november 1773, hij was

"hoofdschepene".

-Philippus Jacobus Van Reuth, werd te Oostmalle geboren op 21 februari 1731 en is er als vrijgezel overleden op 1 april 1808.

Hij was de schoonbroer van Godefridus Geerts, hoofdman van de gilde, en de oom van de latere hoofdman en schout Philip Jacob

Geerts. De vrijgezel Philip Van Reuth was, als de gekende baas uit "De Keyser aen de Plaetse", in Oostmalle een graaggeziene figuur.

 

De schout J A. Van Cantfort stelde hen in overtreding en de gilde moest hun namen in de registers schrabben. Jacobus Meeus, vorster

van de heerlijkheid, moest dit mededelen aan de hoofdman.

Van Reuth en Wauters wilden niet toegeven en zij kregen een boete van 25 guldens. Van Reuth weigerde te betalen en zijn zaak bleef

aanslepen tot in 1778 en toen dreigde men zelfs van zijn meubelen en vee te verkopen.

Godefridus Geerts, secretaris van de heerlijkheid, werd als hoofdman van de Sint-Jorisgilde verantwoordelijk gesteld voor deze

feiten. Voor hem duurde de zaak tot in 1781 en hij werd, in zijn hoedanigheid van hoofdman, bestraft met een boete van 300 gulden

voor 6 overtredingen en 198 gulden voor de onkosten van het proces (60).

 

2.4.4. Aankoop van een nieuw register

 

In 1770 kocht Adr. Adriaenssen, in zijn hoedanigheid van deken, een register voor de gilde. Hij betaalde daarvoor 2 guldens en

2 stuivers. Dit register is nog in het bezit van de gilde en ontsnapte bijgevolg aan de brandramp van 1904, toen vele andere

gildenbezittingen de prooi der vlammen werden.

Op de eerste bladzijde lezen we het volgende:

"Desen boeck hoort toe aen de Generaele Gilde van Ste.-Joris tot Oostmalle. Begonst op den 28en. Aug. 1770 waer in onder

andere sijn de naervolgende geëede Guldebroeders, te weten...".

Daarna volgt de volledige lijst van de leden: hoofdman, koning, cornet, vaandeldrager, dekens, oudermannen en gildenbroeders.

Het register bevat inschrijvingen vanaf 1770 en tot 1910.

Op een los blad, vooraan in het boek, bevindt zich de "Leijste van de guldenbroeders gemaekt den 23 April 1768...".

 

2.4.5. De Plaetse in 1770

 

Een plan, opgemaakt door landmeter Anthonissen en waarschijnlijk daterende van 1770, geeft een aantal aanduidingen omtrent het

uitzicht van Oostmalle aan het eind van de achttiende eeuw. De fotografie was toen nog niet uitgevonden, maar uit de tekeningen

op het plan kunnen we aflezen dat de woningen niet allen van gelijke grootte of even belangrijk waren. De afspanning "de

Swaen", met twee schouwen, was duidelijk de voornaamste woning in de Rooistraat. Het centrum van het dorp lag niet op zijn huidige

plaats. Een driehoekig plein, "de Plaetse", werd, langs de Noordzijde, begrensd door een dreef met een dubbele rij grote

bomen, die de ingang van de kerktoren in rechte lijn verbond met de toegang tot het kasteel; en verder langs de Oostzijde door de

Kloosterstraat en langs de Westzijde door de Rooistraat. Aan de kant van de Kloosterstraat stonden drie woningen, waaronder de

afspanning "Sint-Huybrecht". Aan de Rooistraat, vroeger Zwanenstraat genoemd, stonden zes woningen, waaronder de aloude

afspanning "de Swaen". Ongeveer in het midden van de "plaetse" lag er een grote waterkuil. Daarnaast, aan de zijde van de grote

dreef, bevond zich het "Schuttershof" met de doelen.

We bemerken ook op het plan de herbergen of afspanningen "De Wildeman", op het hoek van de Blijkerijstraat, en "'t Sterken" aan

de "bane naer Lier".

De schutboom is op het plan aangeduid langs de "bane naer Antwerpen", richting Westmalle (61).

 

2.4.6. Het einde van het ancien regime is in zicht...

 

Jozef II, sinds 1780 opvolger van keizerin Maria-Theresia, paste op de Nederlanden een politiek van gelijkmaking toe en wel zonder

rekening te houden met bestaande privilegiën en gebruiken.

Hij wilde de geestelijkheid aan de Staat onderwerpen. Dit stuitte natuurlijk op grote weerstand van kerkelijke zijde. Ook de hogere

standen vreesden hun voorrechten te verliezen en moedigden de bevolking aan tot verzet tegen de overheid.

 

De Brabantse Omwenteling in 1789 werd als de verlossing van de gehate maatregelen begroet en vond dan ook een geweldige bijval.

Tijdens de kermisdagen van 1790 werd te Oostmalle de zegepraal op de Oostenrijkers geestdriftig gevierd. Op het dorpsplein werd

een vrijheidsboom geplant en de Oostmallenaren dansten er omheen en gaven uitbundig uiting aan hun vreugde. Geldsommen werden

ingezameld om kanonnen te kopen voor de vrijwilligers, die in het dorp zelf of in de omgeving werden geronseld, teneinde het

patriottenleger te vervoegen.

Maar reeds in 1790 werden de patriotten zonder veel moeite overwonnen door de Oostenrijkers.

Vanaf 1792 herbegon de oorlog tussen de Franse Revolutionaire legers en de Oostenrijkse Habsburgers, waarbij de bezettende

troepen op en neer golfden. Op zeker ogenblik lagen er 1.000 man Hessische troepen in het dorp, de generaal logeerde bij de pastoor

en de majoor bij de schout. In 1793 eisten de Oostenrijkers 14 Oostmalse pioniers op om verdedigingswerken uit te voeren tegen

de Sansculotten.

Na hun overwinning in 1794 op de Oostenrijkers te Fleurus nestelden de Fransen zich definitief in ons land.

Wanneer de Verenigde Provinciën zich, in 1794, terugtrokken, spande men in Oostmalle vier paarden voor de wagen van de Prins

van Oranje, de latere koning Willem I in 1813 (62).

 

Tijdens de september- en oktoberdagen van 1794 brak alhier de cholera uit. Op vier maanden tijd stierven er 63

Oostmallenaren. Gelukkig werd deze kwaal spoedig overwonnen!

Onder het mom van "vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid", werden alle bestaande reglementen en wetten afgeschaft en standen

onder het volk werden niet meer erkend: iedereen was vrij en allen waren voortaan gelijk, zo heette het! De eigendommen van kerken

en kloosters werden in beslag genomen en publiek verkocht. De heerlijkheid en de schepenbank werden afgeschaft, het bestuur werd

volledig veranderd. Alles werd op een nieuwe leest geschoeid.

Het Ancien Regime of Oude Regime hield op te bestaan!

Het verdrag van Campo-Formio, dat de Oostenrijkse regering in 1797 sloot met de Fransen, bekrachtigde de aanhechting van ons land bij

Frankrijk (63).

 

2.4.7. De Sint-Ambrosiusgilde

 

Een groot gedeelte van de oppervlakte van de gemeente Oostmalle bestond eertijds uit heide.Er stonden hier en daar ook lindebomen.

Dit verklaart waarom het imkeren toen een belangrijke productietak uitmaakte. De bijenteelt kende een bijzonder grote bloei in de

achttiende eeuw. De meerderheid van de inwoners hielden bijen.

Daardoor ontstonden talrijke bijengilden of St.-Ambrosiusgilden.

 

De Oostmalse St.-Ambrosiusgilde of de bijengilde bestond ook reeds in 1712.

Ludovicus Paquay, pastoor van Oostmalle, noteerde dat deze gilde jaarlijks op 7 december, feest van de H. Ambrosius, een mis liet

opdragen. Die mis moest de zondag daarvoor worden aangekondigd.

Hiervoor betaalde iedere gildenbroeder één stuiver. Meermaals is er ook sprake van feesten met bier en wijn. De St.-Ambrosiusgilde

verpachtte tussen haar leden één of meer korven bijen of bijenstokken. Waarschijnlijk is deze gilde teniet gegaan, ten

tijde van de Franse Revolutie.

Of er bindingen waren met de Sint-Jorisgilde blijft een open vraag. Een spoor van samenwerking tussen beide gilden hebben we

niet gevonden. Elders was dit wel het geval.

In Vlimmeren bijvoorbeeld waren de leden van de schuttersgilde van Sint-Sebastiaan bijna allemaal ook lid van de bijengilde. Bovendien werden daar de verslagen en verpachtingen van de Sint-Ambrosiusgilde ingeschreven in het verslagboek van de Sint-

Sebastiaansgilde.

 

De Oostmalse "biebond" werd heropgericht in 1928, door o.m. Jan Geerts, Isidoor Veraghtert en onderwijzer Jan Smolders. Een

prachtig nieuw vaandel werd ingehuldigd in 1933. Tot na de Tweede Wereldoorlog bestond het gebruik dat aan de jonge boeren een korf

bijen werd geschonken, op voorwaarde dat ze die na een jaar teruggaven. De zwerm en de honing mocht behouden blijven (64).

 

2.4.8. Een legendarische hoofdman van de gilde !

 

Op 7 april 1975 besliste de gemeenteraad van Oostmalle aan een nieuwe straat de benaming Philip Geertsstraat te geven.

Straatnamen kunnen o.m. toegekend worden aan personen die zich zeer verdienstelijk hebben gemaakt in de gemeente, of ook aan figuren die bekendheid verwierven in ons land of in onze contreien. Waarom Philip Geerts voor een straatnaam in aanmerking kwam gaan we even onderzoeken.

Philip Jacob Geerts was te Oostmalle achtereenvolgens schout sinds 1790, maire sinds 1800 en burgemeester van 1815 tot 1832.

Hij was ook hoofdman van de Sint-Jorisgilde van 1789 tot 1832.

Volgens de overlevering was hij een kleine gezette man, met levendige ogen. In alles was hij uiterst doordrijvend, zijn wil was wet.

Het grootste gedeelte van de bevolking droeg hem letterlijk op de handen en 't was helemaal niet uit minachting of gebrek aan eerbied, dat men hem 'burgemeesterke' of 'Geertske' noemde. Voor alles en nog wat kwam men bij hem aankloppen. Hij kende de wetten en de plaatselijke gebruiken door en door en hij was de geëerde raadgever voor de dorpelingen.

Zijn aandenken bleef jarenlang levendig bewaard. Meer dan twintig jaar na zijn overlijden spraken de ouderen nog met eerbied over hem.

Een paar anecdoten over Philip J. Geerts willen we U niet onthouden. Burgemeester zijn in oorlogstijd is nooit een sinecure geweest! Maar toch bleef Philip Geerts de eerste burger van Oostmalle tijdens vier verschillende regimes: het Oostenrijkse regime, het Franse, het Nederlandse en het Belgische vanaf 1830.

De Fransen hadden het vooral gemunt op de kerken, de kloosters en de kastelen. Uit de verkoop van de goederen van geestelijkheid en adel konden ze munt slaan. Gewoonlijk waren de kopers van deze goederen niet van de gemeente. "Zwart goed" kochten onze mensen niet!

In Oostmalle kwamen o.a. ook de houten beelden uit de Sint-Laurentiuskerk onder de hamer. Philip Geerts, de maire van het dorp, ging ook eens luisteren. Kopen wilde hij allerminst en trouwens geen enkele Oostmallenaar zou het gewaagd hebben ook maar één voorwerp, afkomstig uit de kerk of het klooster, te kopen.

Boven de ingang van het koor, op een dwarsbalk, stond een Kalvarieberg: Jezus aan het kruis, tussen Maria en Joannes.

Sint-Jan was al naar beneden gehaald. Toen dit mooi eiken beeld werd opgeroepen bood niemand een stuiver. Een Franse gendarme wilde dan het voorbeeld geven, niemand reageerde en het beeld werd hem voor een belachelijk laag bedrag toegewezen. Dat beviel hem allerminst, want voor hem was het een waardeloos ding. In een Franse koleire trok hij zijn sabel om van Sint-Jan brandhout te maken. Doch Flipke Geerts, klein maar dapper, stond naast hem.

Met een hand als een klauw trok hij de rechterarm van de brutale belhamel opzij, zodat slechts de punt van de sabel de nek van Sint-Jan lichtjes raakte. 'Dat zult ge laten' riep maire Geerts verbolgen uit, 'of ge zult mij eerst het hoofd moeten afslaan!'.

Onthutst door dit onverwachte optreden van de hoogste gezagdrager van het dorp, liet de gendarme het beeld staan en dacht er niet meer aan om het mee te nemen.

Met een kerf in zijn hals heeft Sint-Jan nadien nog 150 jaar in de kerk gestaan - de Oostmalse senioren kunnen dit nog bevestigen - en als er in 1967 geen tornado was geweest, dan stond hij er wellicht nu nog.

 

Na Sint-Jan werd ook de kruislieveheer geveild, maar dat beeld stond nog boven op de balk. Natuurlijk openden de aanwezige dorpelingen hun mond niet en een andere Franse gendarme kocht het Kristusbeeld voor een appel en een ei.

Toen werd de balk verkocht, waarop het kruisbeeld stond. Tot verbazing van iedere aanwezige kocht maire Geerts de balk. Wat ging hij daarmee aanvangen ?

Zijn bedoeling werd echter ras duidelijk. De Franse gendarme kwam met een lange ladder aangedragen en wilde die tegen de balk plaatsen om zijn Kristusbeeld weg te nemen. 'Dat niet!' snauwde Flipke hem toe. 'In naam der wet: die balk is van mij en daar blijft ge af!'. Hoe de gendarme ook aandrong, Geerts bleef onverbiddelijk en de Fransman moest noodgedwongen kruis en beeld op hun plaats laten.

In 1894 werden herstellingen uitgevoerd aan het hoogkoor in de kerk en ook aan de dwarsbalk en de erop staande beelden. Daarop werd de navolgende tekst aangebracht, die er tot in 1967 leesbaar was: 'Dit kruisbeeld heeft Ph. J. Geerts tijdens de Franse Revolutie gered!'.

 

'Alle goei dingen bestaan in drij' zegt de volksmond. Om dit te bevestigen, vertellen we nog een derde heldendaad van onze sympathieke maire. Het is ongetwijfeld ook zijn 'bravourestukje'.

 

In maart 1814 waren er gedurende 14 dagen een paar compagnies kozakken in Oostmalle gelegerd: kleine, magere en lelijke mannetjes met half-mongoolse spleetogen en zeer brutaal. Ze waren ook vies en vuil en ze stonken waar ze stonden.

De maire ontving een ellenlange lijst waarop een groot aantal te leveren voorwerpen waren vermeld. 'Ge krijgt twaalf uur tijd om dit alles te leveren en daarbij zult ge ons nog twintig jonge meisjes ter hand stellen!' vertaalde de tolk.

Philip Geerts verschrok en werd bleek als de dood. Dit was al te brutaal en daartegen verzette hij zich met kracht: 'Haver, hooi, stro, kledingstukken, drank en voedsel en wat er nog al meer op die lijst voorkomt, zal ik u leveren in de mate van het mogelijke' beet hij de officier toe, 'maar een handel in vrouwen drijf ik niet. Nooit of nooit zult ge zo iets van mij gedaan krijgen!'.

De tolk vertaalde dit antwoord, waarop de officier enkele barse woorden toesnauwde aan onze maire. 'De commandant beveelt dat gij die vrouwen levert', zei de tolk, 'zo niet wordt gij, maire, aan de hoogste boom van 't dorp opgeknoopt'.

Daarna verlieten beide mannen de ambtswoning. Het besluit van Geerts stond echter vlug vast. Met een koord om de hals gestropt, stapte hij regelrecht en zonder aarzelen naar de verblijfplaats van de bevelvoerende officier.

'Wat wil die man?', vroeg de bevelhebber aan de tolk. 'Zeg aan de commandant dat ik mij kom laten ophangen', zei Geerts met kordate stem, 'want vrouwen lever ik niet!'. De bevelvoerder zette grote ogen op toen men hem het gezegde vertaalde en alle uitleg verschafte. Zoveel durf en heldenmoed had zelfs die kozak niet verwacht. 'Zeg hem dat hij voor mijn part naar de drommel kan lopen!' snauwde hij. Dit antwoord klonk wel als hemelse muziek in de oren van onze moedige maire en hoofdman. Zo heeft Flipke Geerts, na de beelden van Kristus en St.-Jan, ook alle eerbare levende Maria's uit Oostmalle van de schande gered ! (65) De gilde had toen werkelijk een hoofdman om fier op te zijn.

 

2.5. Oostmalle en de gilde in de 19de eeuw

 

2.5.1. Het nieuwe regime

 

In 1800 werd er een volledig nieuw dorpsbestuur aangesteld. De vroegere schout en "agent-municipale", tevens hoofdman van de Sint-Jorisgilde, Philip Jacob Geerts werd als maire aangesteld en de koster-schoolmeester Jaak Frans Vinck werd verkozen als "adjoint au maire" (66).

Onze mensen waren Franse staatsburgers geworden. Zij waren onderworpen aan alle Franse instellingen, wetten en verordeningen. Alle documenten en de briefwisseling moesten in de Franse taal worden opgesteld.

Keizer Napoleon, die het grootste gedeelte van West-Europa bij zijn rijk had ingelijfd, bleef onverdroten oorlog voeren voor de verdere expansie van zijn keizerrijk. Na de rampzalige tocht tegen Rusland in 1812 en de bloedige veldslagen in Duitsland in 1813, werd het voor iedereen duidelijk dat de glorie van de onoverwinnelijk gewaande keizer taande. De aftrekkende Franse legers in 1814 werden op de voet gevolgd door Duitse en Russische legereenheden, die weldra ook onze grenzen overtrokken om Frankrijk te gaan bezetten.

Op 11 januari 1814, na een ernstig gevecht te Hoogstraten, greep er op de Hoogstraatsebaan te Oostmalle een achterhoede-schermmutseling plaats, waarbij de oude afspanning "Den Hert" in vlammen opging. De terugtrekkende Fransen staken op de "Hooiberg"

ook twee hoeven in brand.

Daarmee eindigde voor onze gemeente de periode van de Franse overheersing. De kortstondige terugkeer van Napoleon in 1815 liet

in ons dorp geen sporen na.

 

2.5.2. Het Hollands-Belgisch tijdvak

 

Na de nederlaag van Napoleon ontstond het Koninkrijk der Nederlanden (België-Nederland). Deze nieuwe staat werd opgericht door de "Generale Akte van het Weener Congres" (8 juni 1815), om als een dam tegen Frankrijk te dienen.

 

Men dacht toen dat het oorlogsspook voorgoed was verdwenen en die rustige tijd bracht meer welvaart: handel en nijverheid herleefden en in onze gemeente kon vooral de landbouw zich verder ontwikkelen.

 

De nieuw aangelegde kasseiweg Antwerpen-Turnhout, voltooid in 1818, zorgde voor snellere en meer doeltreffende verbindingen met beide steden en met vele Kempense dorpen.

 

In 1820 besliste de overheid dat de Nederlandse taal moest gebezigd worden bij het opstellen van alle officiële bescheiden.

Na de Franse revolutie werden die documenten in de Franse taal opgesteld.

 

De dwang door het bewind op verschillende gebieden uitgeoefend en de voorkeursbehandeling aan de Hollanders gegeven stuitten weldra op de tegenstand van een groot gedeelte van de Belgische bevolking.

 

Toen in 1829 een petitie de ronde deed, waarin de grieven werden opgesomd die de Belgen voelden tegen de Hollandse regering, werd dit middel van protest door een groot aantal Oostmallenaars onderschreven: 157 dorpsgenoten plaatsten hun handtekening onder het verzoekschrift.

 

2.5.3. Veldwachter Petrus Meeus, staatsgevaarlijk in 1830

 

In café De Roskam bij Jan Van Gestel, Lierse lei te Oostmalle hadden burgemeester Philip Jacob Geerts, secretaris Jozef Valentijns, veldwachter Petrus Meeus en de jonge graaf de Renesse zich in negatieve zin uitgelaten over het 'Gouvernement'. In dit gezelschap vertoefden ook: notaris Jaspaers, lakenfabrikant Godfried Geerts, Domien Bauwens en advocaat Hermans. De Sint-Jorisgilde was er vertegenwoordigd in de personen van hoofdman Geerts en van gildenbroeder Bauwens. Zij kwamen er bijna dagelijks samen om het plaatselijke en het algemene nieuws te bespreken.

Zij werden aangeklaagd bij de procureur te Antwerpen. Advokaat Hermans, 63 j. en afkomstig uit Doornik, werd ervan verdacht om deze klacht te hebben ingediend. Het gevolg was dat een gerechtelijk onderzoek werd ingesteld. Op 23 september 1830 werd veldwachter Meeus gevangen genomen en naar Antwerpen overgebracht.

Hij werd "aangeklaagd van opstoking tot oproer". Op 5 oktober daaropvolgend werd de veldwachter vrijgelaten omdat "het niet genoegzaam bewezen is dat de aangeklaagde zich aan misdrijf zou hebben plichtig gemaakt" (67).

 

2.5.4. Na de Belgische onafhankelijkheid

 

De Oostmalse bevolking was in 1830 gestegen tot 1.054 inwoners.

Met mondjesmaat verhoogde het aantal inwoners van de gemeente: in 1840: 1.056 inw., in 1850: 1.200 inw. en in 1870: 1.116 inw.

Dan daalde dit aantal naar 1.059 inw. in 1880 en 1.033 inw. in 1890. Bij de eeuwwisseling (1900) bedroeg het aantal inwoners van de gemeente: 1.110, zodat er tussen 1890 en 1900 een stijging van het inwonersaantal kon genoteerd worden (68).

 

In de lijsten opgenomen in het gildenboek vonden we het aantal deelnemers aan de teerfeesten van de gilde, o.a. in 1836: 31, in 1842: 32, in 1843: 41 en in 1864: 56 gildenbroeders.

 

Op 15 november 1830 werden de notabelen en de vrije beroepen van de gemeente opgeroepen om over te gaan tot de verkiezing van de eerste gemeenteraad in het onafhankelijke België.

Philip Jacob Geerts, gewezen schout en maire, werd verkozen tot burgemeester. Robertus Ghysels en Joannes Bauwens bekwamen de meeste stemmen voor de functies van schepen en werden in die hoedanigheid aangesteld en tot gemeenteraadsleden werden verkozen:

Godefried Geerts, Cornelius Meeus, Petrus Rutten en Joannes Hendrickx (69).

In dit bestuur waren de gildenleden goed vertegenwoordigd, namelijk door hoofdman P.J. Geerts en de gildenbroeders Ghysels en Rutten.

 

2.5.5. De gilde in 1834

 

In 1834 vroeg de provinciegouverneur aan alle gemeenten uit zijn provincie inlichtingen over de plaatselijke schuttersgilden.

De volgende vragen werden gesteld:

1. Bestaan er nog gilden in de gemeente ?

2. Wat is hun doel ?

3. Worden er prijzen toegekend bij de jaarlijkse schieting,

waaruit bestaan deze prijzen en wat is hun waarde ?

3. Zouden zij aan grotere prijskampen deelnemen ?

 

Het gemeentebestuur beantwoordde deze vragen als volgt:

1. "Dat er in de gemeente Oostmalle eene zoogenaemde St. Joris Gulde bestaet."

2. "Haere oogmerk van instelling is niet anders dan slegts twee … dry vastgestelde dagen op het jaer met vermaek, drank en kaertspel door te brengen."

3. "Daer worden slegts alle dry … vier jaeren pryzen uytgegeven, dewelcke met den yzeren kruysboog op doelen of win worden gewonnen; dezelve bestaen uyt tinne talloren van verschillige waerde en soort, de middelmatige prys derzelve word berekend op

acht francs."

4. "Zij worden geensints geroepen tot eenige openbaere kamping, of verlangen tot de zelve geen deel te willen nemen."

In de kolom "opmerkingen" werd nog gesteld :

"De zelve societeyt bezit ook geen jaerlijkx inkomen, alle de te doene onkosten der vermakelijkheden worden door de gulde broeders gedragen" (70)

In 1834 waren Godfried Geerts, burgemeester, en Philip Jozef Geerts, gemeentesecretaris te Oostmalle. Godfried Geerts, °Brecht, 13 januari 1786, bleef slechts twee jaar burgemeester, nl. van 1833 tot 1835. Hij was niet verwant met de vroegere schout-maire- burgemeester Philip Jacob Geerts. In 1835 werd hij als burgemeester opgevolgd door Domien Bauwens.

Philip Jozef Geerts, zoon van de legendarische Philip Jacob, vervulde de functie van gemeentesecretaris vanaf 1833 tot op de dag van zijn overlijden te Oostmalle op 21 november 1840.

 

Op 23 april 1834 schonk graaf Leonard du Bus een nieuwe standaardwimpel met vaandel aan de gilde. du Bus was hoofdman van de gilde sinds 29 april 1832.

 

2.5.6. Grote Vaderlandse viering in 1853

 

Ter gelegenheid van de 18de verjaardag van Z.K.H. de Hertog van Brabant, besliste de gemeenteraad grote vierdaagse feestelijkheden te organiseren op 9-10-12 en 17 april 1853, tot bewijs van de verkleefdheid van de gemeente Oostmalle aan onze vorst en aan gans de koninklijke familie. Als enige plaatselijke vereniging verleende de Sint-Jorisgilde haar medewerking aan deze viering. Op zondag, 19 april werd er een prijskamp ingericht voor de boogschutters op de wip. De volledige bijdrage van de gilde in die viering bespreken we hierna, onder de rubriek "Feesten en plechtigheden"(71).

 

2.5.7. Nieuwe verenigingen gesticht in de tweede helft van de 19de eeuw

 

De Sint-Jorisgilde was eeuwenlang de enige vereniging in de gemeente Oostmalle. In de tweede helft van de 19de eeuw kreeg zij echter het gezelschap van andere nieuw opgerichte verenigingen.

 

Het "Zanggenootschap De Verbroedering" werd gesticht op zondag, 3 januari 1869. Deze zanggemaatschappij was enkele jaren zeer actief, maar ze werd reeds in 1873 ontbonden.

Uit dit zanggenootschap ontstond in 1875 de Fanfare "De Verbroedering". Deze muziekmaatschappij bestaat nog steeds en kan dus in het jaar 2000 haar 125ste verjaardag vieren.

De "Handboogmaatschappij De Wijngaard" werd in 1856 opgericht, in de herberg "De Roskam" bij Van Gestel, aan de Lierse lei. De maatschappij heeft sinds enkele jaren haar activiteiten stopgezet.

Haar laatste lokaal was in café "In de vroege morgen", bij Jef Vrints, Turnhoutsebaan.

De "Handboogmaatschappij Hoop in de Toekomst" werd in 1879 gesticht in het "Hotel De Gouden Leeuw" aan de Hoogstraatsebaan.

Een lid van deze maatschappij, namelijk August Willekens, behaalde tweemaal, in 1953 en 1954, de titel van Belgisch kampioen. Ook de

maatschappij "Hoop in de Toekomst" bestaat niet meer.

De boerengilde van Oostmalle werd gesticht op 25 november 1894. De gilde vierde in 1997 (103 jaar na haar oprichting) haar eeuwfeest.

Gedurende gans het jaar 1997 werden uitzonderlijke activiteiten georganiseerd, bekroond op 19 december 1997 met de presentatie van

het Jaarboek 1997 van de Heemkundige Kring van Malle, handelende over "Een paar eeuwen landelijk leven".

 

2.5.8. Op weg naar de eeuwwisseling...

 

Het winterseizoen 1879-1880 was zeer streng. Mevrouw Meeus-Gavrain schrijft hierover in haar dagboek het volgende: "den winter is zoo hart (sic!) en veel sneeuw, hij lig(t) een tamelijk dik, het vriest zoo (erg) dat de oude manne(n) zeggen dat er in hun leven geen harder winter geweest is. Graaf du Bus heeft om die reden veele deekens en kleederen uitgedeeld...". Burggraaf Bernard du Bus de Gisignies, kasteelheer, hoofdman van de Sint-Jorisgilde, ontfermde zich dus over de noodlijdenden door bedeling van dekens en kledij. In hetzelfde dagboek vinden we ook "januari 1880: de guld gaet stielekens zonder plezier door, behalve een timmerman heeft een tang geplukt en was beslooten een slag te geven maar den katoliek weerde hem af". Als we dus mevr. Meeus-Gavrain mogen geloven was het stil op het teerfeest van de gilde op Verloren Maandag 1880 en maakten de gildenbroeders weinig plezier tijdens dit feest.

 

2.6. Oostmalle en de gilde in de 20ste eeuw

 

2.6.1. Pastoor Coomans en de gilde

 

In een verslag opgemaakt in 1901 schreef pastoor Coomans dat er een "Gilde van Sint-Joris" bestond. "De eereteekens zijn nog behouden. De schoonste schild stelt het wapen der de Renesse, de oude Heeren van Oostmalle, voor. Zij worden heden bewaard ten huize van een lid der Gilde. Het ware te wenschen dat zij eene veiligere bewaarplaats mogten bekomen. Het broederschap vergezelt de twee jaarlijksche groote processiën, met vaandel en Koning bekleed met de schilden. De gilde doet jaarlijksch in 't begin van Januari bij de jaarlijksche tering, twee missen zingen voor hare overleden broeders en zusters, en eene ter gelegenheid van Sint-Jorisdag."

 

2.6.2. Viering van de 75ste verjaardag van de Belgische onafhankelijk in 1905

 

De 75ste verjaardag van de onafhankelijkheid van België werd te Oostmalle uitbundig gevierd op 16 juli 1905. Natuurlijk werd de Sint-Jorisgilde gevraagd om de feestelijheden mee op te luisteren.

Zoals het in die tijd gebruikelijk was, werden de plechtigheden geopend met een stoet. Om 10 uur verzamelden de toen bestaande Oostmalse verenigingen op het dorpsplein, samen met de leerlingen van de scholen en de wereldlijke en geestelijhe overheden.

De volgorde van de optocht zag eruit als volgt:

1. De fanfare De Verbroedering, voorafgegaan van een vaandrig te paard, dragende de nationale driekleur, gevolgd van 4 ruiters.

2. De leerlingen van de scholen dragende "vaderlandsche opschriften" en vlaggetjes.

3. De Sint-Jorisgilde.

4. De Handboogmaatschappij De Wyngaard.

5. De Handboogmaatschappij Hoop in de Toekomst, gevolgd van "haar afdeeling Willem Tells zonen: zang".

6. De Veloclub.

7. De Boerengilde.

8. Ambtenaren, de wereldlijke en geestelijke overheden.

9. "De gendarmen en de vrijwillige pompiers: allen in groot uniform".

 

Na het Te Deum werd de stoet door de overheden in ogenschouw genomen. Burgemeester Van de Mierop sprak een gelegenheidsrede uit. Aan de kinderen werden lekkernijen en koekjes bedeeld.

In de namiddag werd het vaandel van de Boerengilde ingehuldigd.

Advocaat Vrints sprak "op de volksvergadering, die plaats had in het oud gebouw van het klooster Maria Presentatie".

Vanaf 18 u. "muziek en zangconcerten. Algemene verlichting en 's avonds prachtig vuurwerk".

"Het eindstuk in diamantvuur 'Leve België Vrij' vertolkte de innige wenschen van geheel Oostmalle" (72).

 

2.6.3. Horecabedrijven te Oostmalle in het begin van de 20ste eeuw

 

In haar dagboek noteerde Mevr Meeus-Gavrain dat er in april 1902 "in Oostmalle wederom een nieuw hotel werd geopend door meester Janssens-De Roover, genaemd Oud Brouwershuis, zoo dat ons Oostmalle nu drij schoon hotels heeft".

Die drie schone hotels waren: het "Oud Brouwershuis", het latere Koninklijk Hotel Brouwershuis, het hotel Sint-Hubertus en het Hotel De Gouden Leeuw.

In het dagboek lezen we ook dat de echtelingen "Goosens" in het jaar 1908 de nieuwe uitbaters werden van het hotel Sint-Hubertus.

In hetzelfde jaar 1908 schreef Mevr. Meeus-Gavrain:

"Er zijn nu in Oostmalle: 52 herbergen, 23 winkeliers, als ook een Gazet drukker; een veearts wort er ook al gevraegt..." Het aantal café's (=7) en winkels is nu beduidend minder.

 

2.6.4. Prijsschieting in 1908

 

In de karige verzameling van brieven van de gilde vinden we een afschrift van een brief aan het gemeentebestuur van Oostmalle op 8 juli 1908. We weten niet of de brief werkelijk verstuurd is en of er een antwoord op kwam:

"Mijnheeren,

Wij hebben de eer UEd. ter kennis te brengen, dat de St-Joris-Gilde dezer gemeente eene publieke prijsschieting wenscht in te richten - waaraan ook de vreemde maatschappijen mogen deelnemen - op de nieuwe wip in de warande van het kasteel, nabij de statie van den buurtspoorweg alhier, op zondag 16 Augustus a.s. ter gelegenheid der nakermis.

Te dien einde roepen wij de welwillende ondersteuning in van het Gemeentebestuur, voor het bekomen eener toelaag van b.v. honderd francs, om de onkosten der affichen, premies enz. te dekken.

Vertrouwende op Uwe bezorgdheid voor de belangen der inwoners, hopen wij dat onze ootmoedige vraag gunstig zal ingewilligd worden en (verheugen?) ons met de meeste achting.

Namens het Bestuur der St-Joris Gilde

De Schrijver (L. Janssens) De Hoofdman (J.B. Spruyt)".

 

We weten ook niet of die prijsschieting wel doorging (we vinden er tenminste niets over in het gildenregister) ... misschien niet gezien in het licht van wat volgt.

 

2.6.5. Briefwisseling met graaf de Renesse over vaandel en schild

De gilde en de grafelijke familie in deze eeuw

 

In meerdere artikels over Oostmalle in het begin van deze eeuw wordt door de auteurs verteld dat de toenmalige dorpspolitiek gezien moet worden in het licht van de nasleep van de schoolstrijd van het einde van de negentiende eeuw. Misschien past volgende correspondentie ook wel in dit kader (73).

 

Van de weinig bewaarde briefwisseling van de gilde is wat volgt misschien wel de meest complete. De schrijver (in 1908) en daarna hoofdman (in 1909) L. Janssens vond het zelfs nodig daaraan een aparte rubriek in het oude gildenregister te wijden.

 

"Briefwisseling der Sint-Joris Gilde met Mr. Graaf de Renesse-Breidbach wonende alhier en lidmaat en koning onzer Gilde, over 't geven van Vaandel en Schilde.

 

Oostmalle 27 Juli 1908.

 

Mijnheer de Graaf, (de Renesse-Breidbach te Oostmalle)

 

Wij hebben de eer UEd. ter kennis te brengen dat de leden der St.-Joris Gilde dezer gemeente, in algemeene vergadering, gehouden op zondag 26 dezer kennis genomen hebben van de Volmacht, welke UEd. den heer Spruyt, hoofdman der gilde zoudt willen zien toekennen, maar de zegels voor deze volmacht zijn niet onderteekend geworden, aangezien de leden eenparig en op voorhand de voorwaarden wenschen te kennen om daarover te beraadslagen volgens welke het vaandel en de schilde door UEd. zouden geschonken worden.

Met de meeste en oprechte hoogachting.

Namens de St-Joris-Gilde

De Schrijver (was getekend: L. Janssens)

De hoofdman (niet getekend)"

 

Dat de hoofdman hier de brief niet ondertekende, hoeft ons niet zo te verwonderen. Het betreft namelijk een afschrift van de werkelijke brief die hij waarschijnlijk wel handtekende. Of was het misschien zo dat de bejaarde hoofdman Spruyt die in december 1908 overleed, reeds aan het ziekenbed gekluisterd was?

 

Als antwoord op deze brief kreeg de gilde de voorwaarden die de graaf wilde stellen voor het geven van een schild. Deze voorwaarden werden opgesteld door

 

"mr. René Poncelet, advocaat bij het hof van beroep

 

Bruxelles, Avenue de Cortenberg 92.

 

Contrakt

tusschen

1°) Mr. Graaf de Renesse

2°) Mr. Spruyt, voorzitter der schuttersgilde St-Joris te Oostmalle, gevolmachtigde door het hieraangehechte stuk

3°) Mr Mr... leden van het Kerkfabriek Oostmalle

Is overeengekomen hetgene volgt:

A) De eerst ondergeteekende verklaart in eigendom te geven vrij en onbelast voor wat gezegden eigendom betreft, aan de leden der St Joris Gilde die zulks aannemen, een vaandel en een zilveren schilde.

B) Die gift wordt gedaan mits de volgende voorwaarden:

1 ° De voorgemelde voorwerpen en hunne onmisbare aanhoorigheden zullen nooit mogen gebruikt worden in eene vereeniging, noch ter gelegenheid van eenige politieke betooging of dit karakter kunnende hebben.

2° De zilveren schilden die op dezen dag in 't bezit zijn der gilde en ten getalle van ..., ten einde er de bewaring van te verzekeren voor de tegenwoordige en toekomende leden, evenals voor al de inwoners der gemeente, zullen met het vaandel en de nieuwe schilden gegeven door het tegenwoordige contrakt, gedeposeerd worden in de Kerk van Oostmalle, die er de bewaring van zal hebben, en ze af zal leveren aan de Gilde de dagen waarop zij ze zal wenschen te gebruiken voor eene toegelaten betooging.

3° De gezegde voorwerpen zullen dienen voor de parochiale processie en voor alle godsdienstige betooging hebbende een zuiver godsdienstig karakter.

4° De gemelde voorwerpen zullen nooit langer buiten de kerk mogen verblijven dan het noodig is voor den duur van het gebruik dat men er mee maakt.

5° De derde contraktanten verklaren de nederlegging van hetgeen hun wordt toevertrouwd aan te nemen en de bewaring gratis te doen.

Gedaan in drijdubbel afschrift te Oostmalle"

 

Maar tijden veranderen, de ontvoogding van het gewone volk was volop aan de gang ... en de gilde weigerde de voorwaarden te ondertekenen. Misschien maar goed ook: het oude beeld is toch door de tornado samen met vele andere kunstschatten in de kerk verloren gegaan. Maar dat kon de graaf natuurlijk niet voorspellen. We twijfelen dan ook niet aan zijn goede bedoelingen.

In haar antwoord van 31 juli 1908 van de gilde aan de graaf "bij hoogdringendheid in algemeene vergadering om 8 1/2 ure 's avonds" verwees zij naar artikel 10 van haar reglement en stelt:

"Ingevolge dit artikel zullen de thans bestaande en nog toekomende schilden, welke den "breuk" uitmaken, het eigendom en in bewaring moeten blijven van de Gilde zelve, gelijk het sinds verscheidene eeuwen altijd heeft bestaan."

 

Nog in het jaar 1908 schonk graaf Maximiliaan de Renesse een nieuw vaandel aan de Sint-Jorisgilde(74).

We bespreken dit bijzondere vaandel nog in een later hoofdstuk.

Maar... de begeleidende brief (op briefpapier met een rood kroontje) was niet mals voor de gilde.

 

"Oostmalle den 2 Augustus 1908

 

Mijnheeren

 

Tegelijk met dezen brief zend ik de vlag die ik de Sint Jorisgilde beloofd had in vervanging van diegenen die in 1904 verbrand zijn. Ik wensch dat de gilde onder hare zijden plooiën bloeiën zal, want alles wat de welvaart van Oostmalle en dezen inwoners aangaat, ligt mij nauw aan 't hart.

Wat betreft het art. 10 van uw reglement dat gij mij mededeelt in uwen brief van den 31° July laatst daarover zijn wij in 't geheel niet tot akkoord.

Wanneer ik U vraagde met het oog op de goede bewaring der schilden van ze toe te vertrouwen in de kerk of op 't gemeentehuis waart gij en verscheidene leden het met mij daarover ten volle eens.

Ook was het geene gift aan de kerk dat ik verlangde maar slechts eene bewaargeving; uwe maatschappij was en bleef er de eigenares van, de kerk verworf niets anders dan den last en de plicht der bewaring. Uwe maatschappij bezit geene burgerlijke persoonlijkheid, zoo de meerderheid harer leden of slechts eenige uit de onverdeeldheid der schilden wilden treden zouden deze volgens de wet onvermijdelijk moeten verkocht en alle de herinneringen van het verleden verspreid worden.

Ziedaar wat ik wilde verhinderen. In deze omstandigheden, het art.10 eene doode letter gebleven zijnde (het grootste deel der koningen hebben geene schilde gegeven) en de toekomst mij geen waarborg van bestendigheid biedende, ben ik besloten zoolang dit voortduurt, het kunststuk niet te geven dat ik mij voorstelde u te bieden want ik wilde uwe gilde begiftigen met een kostelijk geschenk op voorwaarde dat het er bleef en dat geen welkdanig oudheidkooper in een min of meer verwijderd tijdstip er wel zou meevaren.

Te dikwijls reeds heb ik te Brussel gildeschilden zien verkoopen of ze voor de vitrienen der oudheidkoopers uitgestalt gezien, om niet te weten dat somtijds den wil van enkelen volstaat om voor een welkdanig genoegen deze kunststukken te verkwisten.

Zoo ik voorheden daarover ten volle gerust ben, de toekomst boezemt mij vrees in.

Tweemaal heeft de gilde mij ongelijk gegeven. Er blijft mij dus niets over dan mij aan uwe stemmingen ten mijnen opzichten een wel gekenmerkt wantrouwen daarstellen

wantrouwen met terugroeping tot de orde van een (dood) artikel dat ik niet volgen wil, heb ik het voorecht, mijheeren, u mijn ontslag te zenden van gildebroeder en tevens verzekernde dat ik u allen en aan elke lid in 't bijzonder mijne beste gevoelens bewaar.

 

(handtekening) Cte de Renesse Breidbach"

 

En de gilde antwoordde:

 

"Oostmalle 17 Augustus 1908.

 

Mijnheer Graaf de Renesse-Breidbach

 

Wij hebben de eer UEd. ter kennis te brengen dat de leden der St-Joris Gilde in algemeene vergadering vereenigd ter gelegenheid van St Laurentiusprocessie de hiernavolgende punten hebben beraadslaagd en eenparig tot besluit gekomen zijn UEd. de onderstaande inlichtingen te laten geworden:

1° De leden der St-Joris Gilde van Oostmalle bieden aan M. graaf de Renesse-Breidbach te Oostmalle hunne oprechte en hartelijke dankbetuigingen aan voor het prachtige vaandel dat hij zoo goedwillig aan hunne maatschappij heeft willen schenken in vervanging van degene die in 1904 door eene brand zijn vernield geworden. Deze gift zal in de registers der Gilde aangeteekend worden en evenals M. Burggraaf du Bus de Gisignies die onze Gilde den 23° april 1834 met vaandels had begiftigd, zal hij evenals deze en al zijne mannelijke nakomelingen aanzien worden als deelmakende van onze Gilde en vrij zijn van alle boeten en gelag.

2° De leden willen bovendien aan M. Graaf de Renesse hunne gansche bijzondere blijken van hoogachting en erkentelijkheid betuigen voor de goede wenschen, welke hij hun te deze gelegenheid toezendt, namelijk: "dat de Gilde onder hare zijden plooien moge bloeien en welvarend zijn".

3° Aangaande de goede bewaring der schilden zijn al de leden het met M. den Graaf volkomen eens dat deze nooit mogen verkocht worden of anderszins uit de gemeente verdwijnen. Om zulks te voorkomen vermeldt het reglement "dat de schilden welke den Breuk uitmaken eeuwig aan de St.-Joris Gilde moeten blijven toebehooren, nimmer of nooit door de gildebroers aan niemand mogen verkocht noch afgestaan worden en dat zelfs bij onverhoopte ontbinding der Gilde de Schilden of den Breuk ter bewaring zullen moeten komen van de gemeente in den persoon van het Gemeentebestuur die ze wederom aan eene regelmatig heringerichte St-Joris Gilde zal afstaan, welke de verbintenis zal aangaan de voorschriften van het huidig reglement nopens de Schilden of den Breuk stiptelijk te zullen naleven".

4° Een afschrift van het reglement der Gilde door al de leden onderteekend, zal eerstdaags overgemaakt worden aan het Gemeentebestuur van Oostmalle om te dienen als waarborg voor het eeuwigdurend behoud van den Breuk, zoodat deze kostelijke herinneringen van het verleden nooit zullen kunnen verspreid worden. Een verleden van meer dan drij eeuwen geeft te dien opzichte aan al de Gildebroers een zeer geruststellend vertrouwen in de toekomst.

5° Een vijftal vroegere Koningen hebben nog geene schilden gegeven doch allen zonder uitzondering of hunne nakomelingen zijn reeds lang besloten te zamen de ontbrekende schilden te doen vervaardigen. De oorzaak dat zulks nog niet is geschied ligt hierin dat de persoon M. Grielens van Antwerpen, waarbij de bestellingen vroeger werden gedaan, over eenige jaren overleden is en dat er met de weduwe, die de zaken min of meer heeft voortgezet, er slechts na den 15° September van dit jaar een bepaald akkoord zal kunnen gesloten worden, zoodat deze zaak weldra volkomen zal geregeld zijn.

6° De gildebroers zijn eenparig van gevoelen dat de Gilde zonder het naleven van haar reglement weldra zoude ophouden te kunnen bestaan; het bevat al de gebruiken en overleveringen zooals zij van ouds in voege waren en dus verlangen zij ook er rechtzinnig getrouw aan te blijven.

Aanvaard, Mijnheer de Graaf , de nieuwe betuiging der voortdurende getrouwe hoogachting en oprechte gevoelens van verkleefdheid en erkentelijkheid van al de leden der gilde en van ieder in het bijzonder.

Namens de leden der Sint-Joris Gilde

De schrijver (handtekening L. Janssens) De hoofdman"

 

Op deze brief kwam geen antwoord. In het register schreef men wel dat de ontbrekende schilden besteld waren en dat een afschrift van het reglement op de gemeente werd neergelegd. Bewijs hiervan is het briefje van de gemeente:

"Het Gemeentebestuur van Oostmalle verklaart bij deze afschrift ontvangen te hebben van het reglement der St-Jorisgilde en zich binnen de palen der wettelijkheid met de uitvoering van art. 10 van gezegd reglement te gelasten.

Oostmalle, den 16 dec. 1908

De Secretaris (handtekening J.B.Meeus)

De Burgemeester (handtekening Van de Mierop)"

 

Op 6 februari 1909, de hoofdman Spruyt was ondertussen overleden, werd er opnieuw een brief naar de graaf op adres van Wetstraat, 186 te Brussel gestuurd. Daarin werd nogmaals herhaald welke stappen de gilde ondertussen genomen had (bestelling schilden en afschrift van reglement aan de gemeente met akkoord van de gemeente) en werd duidelijkheid aan de graaf gevraagd in verband met zijn ontslag als lid en dus ook als koning. Aanbestedingsdag (19 maart) kwam namelijk in 't verschiet en men wilde weten of er een koningsschieting nodig was. Deze brief werd ondertekend door de schrijver L. Janssens en de deken ("Vr den hoofdman overleden")

Het grafelijk antwoord liet niets aan onduidelijkheid over. Op de briefomslag vinden we: "Monsieur Janssens de Roover, secretaire de la societé St Georges, Brouwershuis, Oostmalle".

 

"186 Rue de la Loi

Bruxelles

De 9 Februari 1909

 

Mijnheer de secretaris

 

In antwoord op uw schrijven heb ik het voordeel U te melden dat ik mijn ontslag handhaaf om de volgende redenen:

1° Het gemeentehuis geeft mij hoegenaamd geen waarborg van zekerheid voor de voorwerpen die er bewaard worden want iedereen gaat er binnen als bij zijn eigen. Herinnert u hoe het vaandel door Burggraaf du Bus aan "de verbroedering" geschonken er werd aan stukken gesneden voor weldra dertig jaren.

2° Na de belofte mij door den betreurden heer Spruyt gedaan, dat zoo ik een vaandel schonk, het zou bewaard worden waar ik wilde en gezien ik verlangde dat het ter kerk bewaard werde, en dat uwe maatschappij tweemaal haar wantrouwen aan de kerk bij stemming heeft te kennen gegeven aan de kerk die voor mij als zedelijke instelling het meeste vertrouwen verdient, kan ik in geweten als kristen geen deel meer maken van een genootschap dat zulke gevoelens uit, want toen ik lid werd uwer societat dacht ik dat het een instelling van vermaak was en dat in uwe vergaderingen allen partijgeest uitgesloten bleef.

Het spijt mij oneindig niet meer te kunnen helpen aan haren bloei en ik bid U, mijnheer de secretaris in de eerste openbare vergadering mijne met redenen gestaafde beslissing aan alle de leden bekend te maken.

(handtekening) Graaf de Renesse Breidbach"

 

Deze brief kon niet onbeantwoord blijven en we vinden dan ook nog een afschrift van het antwoord van de gilde:

 

"Oostmalle 19 maart 1909

Aan Mijnheer Graaf de Renesse-Breidbach

Wetstraat 186 te Brussel

 

Mijnheer de Graaf,

 

Wij hebben de eer UEd. mede te delen dat de Sint Joris gilde van Oostmalle, in hare jaarlijkse algemene vergadering van heden kennis genomen heeft van uw geëerd schrijven van den 9 Februari ll. waardoor gij uw verlangen uitdrukt dat het nieuwe vaandel door UEd. aan de Gilde geschonken ter kerke zoude bewaard worden en waarbij gij tevens uw ontslag handhaaft als lidmaat en Koning van gemelde Gilde.

Bij de overhandiging van het nieuwe vaandel vankwestie, was er in den daarbijgevoegden brief aan den heer Spruyt, hoofdman, en de leden der St-Joris Gilde, gene spraak van eenige bewaargeving ter kerke en eene voorafgaandelijke verbintenis daaromtrent bestond er evenmin. Uit dien hoofde heeft onze betreurde hoofdman het vaandel tot nader orde bij zich gehouden en de erfgenamen hebben het na zijn overlijden overhandigd aan de Gilde. Vermits gij in uwen laatsten brief uw verlangen meededeelt dat het in de Kerk zou bewaard worden, zoo heeft de gilde daar onmiddellijk aan voldaan.

Aangaande de door UEd. opgegeven redenen voor uw ontslag als lid der Sint Joris Gilde maken de leden de bemerking dat dezelve als nietig moeten beschouwd worden, vermits aan de Gilde gevoelens worden toegeschreven welke geenszins bestaan en die door geene enkele stemming zijn geuit geworden.

Bij de eerste bedoelde stemming betrof het de toekenning aan den hoofdman van eene volmacht op gezegeld papier doch in blanko, dat is zonder aanduiding van eenige voorwaarden of redenen. Eene zulkdanige onderteekening zou ten minste uitzinnig kunnen genoemd worden en daarom ook kon er de Gilde niet in toestemmen hetgeen voorzeker niet als een wantrouwig gevoelen opzichtens de Kerk kan aangerekend worden.

Bij de tweede bedoelde stemming betrof het de eeuwigdurende verzekering van het behouden der zilveren schilden of den "Breuk" binnen de gemeente.

Dan besliste de Gilde enkel het reglement over te maken aan het gemeentebestuur der plaats, waardoor deze bewaring en verzekering volkomen bevestigd wordt.

Nogmaals is er niet de minste kwestie of blijk van wantrouwige gevoelens opzichtens de Kerk, zoodat de opgegeven redenen niet bestaan.

De Sint Joris Gilde van Oostmalle is en blijft evenals voor eeuwen de beschermster van de processie der Kerk en heeft daarom een doorluchtige heilige als patroon; zij is en blijft eene maatschappij van behoud, van orde en regeltucht en daarom is zij getrouw gebleven aan haar reglement, aan de overleveringen en de gebruiken haar voorzaten,

Aanvaard M..."

 

Dan werd het stil hieromtrent. Er kwam geen schild van graaf de Renesse-Breidbach aan de breuk.

 

De Eerste Wereldoorlog kwam eraan en alle gildenactiviteiten van 1914 tot 1918 werden stilgelegd.

 

En kwamen beide partijen gelouterd uit de oorlog? Wanneer zijn de plooien gladgestreken?

In 1922 werd graaf Maximiliaan de Renesse burgemeester van Oostmalle. Als burgemeester kon hij nog moeilijk beweren dat "het gemeentehuis geen waarborg van zekerheid geeft voor de voorwerpen die er bewaard worden".

Wellicht dacht hij aan zijn politieke toekomst als hij de volgende brief schreef:

 

"Boulevard Saint-Michel, 133

Bruxelles, le 19 avril 1923

 

… Monsieur Janssens de Roover

Président de la Société St Joris Gilde

Oostmalle

 

Mon cher Président,

 

En réponse … votre lettre du 10 Avril, j' ai l'avantage de vous faire savoir que je suis tout disposé … vous accorder ce que vous demandez et de permettre aux membres de votre Société d' entrer dans l'enclos ou se trouve la perche chaque fois qu'ils désiront tirer … l'arc. Seulement je vous demanderai qu'ils restent le plus possible sur mˆme endroit afin de ne pas fouler la prairie ou mes bˆtes doivent aller pƒturer.

Croyez, mon cher Président, … mes sentiments les plus affectueux.

 

(handtekening) Ct de Renesse Breidbach"

 

De gilde kreeg dus toestemming om op de wip te schieten binnen het grafelijk domein. Waarschijnlijk gaat het hier over de wip, reeds vermeld in verband met de prijsschieting van 1908, die stond op de "Hoge Warande", later ook "Bieke's wei" (de weide van De Bie) genoemd, in de buurt van het huidige kerkhof.

 

Op 10 februari 1932 ondernam de schrijver Henri Bogaerts nogmaals een poging om een schild van de graaf te bekomen. Merk op dat het ondertussen een 'koninklijke' gilde geworden is: zie verder 'briefwisseling met het koningshuis'.

"In naam der Kon. Gilde St. Joris zijn wij zoo vrij U opmerkzaam te maken dat de twee gildebroeders Louis Schrijvers en Louis De Vrij koning der gilde geweest zijnde hunne verplichting volgens het reglement volbrengen met een schild te voegen aan de breuk der gilde.

Daar Mijnheer De Renesse is koning geweest dier Gilde van 1905 tot 1908 zoo twijfelen wij geenszins dat de Burgemeester onzer Gemeente ook zijne verplichting zal voldoen met eene schild te voegen bij die zijner voorouders.

Aanvaard Mijnheer De Renesse op voorhand onze welgemeende dankbetuiging.

(met stempel van Henri Bogaerts 10 fev. 1932 Oostmalle)"

 

En ja, we vinden een nota in het archief:

"(geen hoofding)

De graaf van Renesse Breidbach zal met genoegen zijn plicht voldoen: een schild te geven aan de St-Jorisgilde.

Hij zal deze onmiddellijk bestellen,

Oostmalle den 21 ste Februari 1932.

(geen handtekening)"

 

Maar een schild kwam er niet.

 

*

 

In 1934 werd graaf Thierry de Renesse, op dat moment burgemeester van de gemeente Oostmalle, als gildenbroeder ingekozen.

 

Uiteraard lagen alle gildenactiviteiten weer stil gedurende de Tweede Wereldoorlog: op Sint-Jorisdag 1940 werd nog geteerd en pas in 1946 was er op Sint-Jorisdag terug een teerdag. Het register vermeldt ook bij de opsomming van de koningsschietingen "van 1940 tot 1945 oorlogsjaren, in 1941 niet geschoten" en in potlood tussen de lijntjes bijgeschreven "7 juni 1944-1947 Louis Leys".

 

2.6.6. Naar Durbuy

 

Op 27 mei 1958 werd graaf Thierry de Renesse, nog steeds burgemeester, verkozen tot "ere-hoofdman". In hetzelfde jaar schonk de graaf een schild aan de gilde. Het betreft hier dus geen 'koningsschild' maar wel een schild van de erehoofdman met het wapenschild van De Renesse. Voor de beschrijving van dit schild verwijzen we naar het volgende hoofdstuk.

 

Het bezoek van de gilde aan Durbuy past volkomen in dit kader. Net zoals andere Oostmalse verenigingen bracht ook de gilde een bezoek aan Durbuy (75).

 

De zus van burgemeester graaf Thierry De Renesse, Claire de Renesse, was namelijk gehuwd met graaf d'Ursel, kasteelheer in Durbuy. De beschrijving van deze feestdag door gildenschrijver Laurent Fierens in het gildenregister willen we de ge‹nteresseerde lezer zeker niet onthouden:

 

"De Kon. St Joris Gilde heeft op de uitnodiging van het Kasteel van Durbuy Graaf D' Urselle-De Renesse en door tussenkomst van Graaf Thierry De Renesse Burgemeester en Ere Hoofdman van de Gilde, op 24 augustus 1958 de reis naar Durbuy gemaakt. De Ere Hoofdman heeft met zijn auto Carlien Mariën-Verbist, 90 jaar oud en 59 jaar in de Gilde medegenomen begeleid door hare dochter Maria, gehuwd met Jan Jordens. Deze is ook de opleidster van de dansgroep.

Daarbuiten zijn er nog 49 leden die de reis hebben medegemaakt."

Verder beschrijft de schrijver Laurent Fierens in zijn eigen typische stijl de ontvangst op het kasteel in Durbuy door graaf d'Ursel en in restaurent La Close door het stadsbestuur. De gilde kreeg van de stad een geschenk, "een Hertje". "De Kadril en de Polka Salowe" werden gedanst. Naar zijn beschrijving te oordelen moet de hoeveelheid voedsel en drank toch wel de grootste verwondering bij hem en de overige gildenbroeders teweeggebracht hebben.

 

Verder in het register vinden we:

"Woensdag 24 october 1973 is onze Ere-hoofdman graaf Th. de Renesse in het hospitaal te Antwerpen overleden. Zaterdag 27 october is onze Ere-hoofdman onder enorme belangstelling begraven."

 

2.6.7. Brieven aan het koningshuis

 

-Briefwisseling tot het bekomen van de titel 'Koninklijke' Gilde

 

"Ten jare 1930 op 13 Januari 's maandags na Verloren Maandag (gewone teerdag) is aangenomen eene aanvraag tot den Koning te doen om onze St-Joris Gilde te verheffen tot Koninklijken Gilde welke met volledige toestemming is goedgekeurd.

Ziehier de aanvraag!" (gildenregister II, p. 16)

 

"Aan Zijne Majesteit Albert I

Koning der Belgen te Brussel.

 

Sire,

 

Ondergeteekende Hoofdman en Schrijver der oude voetboogmaatschappij St.-Joris-Gulde te Oostmalle, nemen eerbiediglijk de vrijheid zich tot Zijne Majesteit te richten ten einde de gunste te verkrijgen voor hun genoemd gezelschap den titel te mogen voeren van Koninklijke Maatschappij.

Voornoemde maatschappij werd volgens oude oorkonden gesticht rond het einde der vijftiende eeuw en bestond reeds lang ten jare 1523, als Henric van Castele, schout, mayer en stadhouder van den grondheer F. van Renesse, te Oostmalle, in zijne rekening schreef: "gegeven den scutters van den voetboge eene tonne biers 16 st."

De oudste nog bestaande schild, geschonken als breuk of aftredende Koning der Gilde, draagt het jaartal 1599 de 2 July. De Gilde St.-Joris bezit nog 21 zulke zilveren schilden, waaronder zeer schoone en kostelijke.

De Z.E.H. De Molder, pastoor te Oostmalle, heeft eene geschiedkundige proef over genoemde St.-Joris-Gulde opgesteld van af 1523, waarvan, als inlichting, een exemplaar hierbij is gevoegd.

Al de leden der St.-Joris-Gilde, ruim 60 in getal zijn bezield met de beste gevoelens voor Vaderland en Vorst en wenschen vurig dat hunne maatschappij, met den titel van Koninklijke zich moge aansluiten bij de schitterende Feesten voor de viering van 's Lands honderdjarige onafhankelijkheid.

Hopende dat Zijne Majesteit aan hun eerbiedig verzoek zal voldoen, hebben zij de eer zich te noemen,

van Zijne Majesteit,

de zeer ootmoedige en zeer verkleefde dienaars;

Namens de St.-Joris-Gilde

De Schrijver De Hoofdman

(handtekening) H. Bogaerts (handtekening) L. Janssens

 

(stempel) Seghel van het dorp Oostmalle.

Gezien en echtverklaard door ons burgemeester.

Oostmalle, 15 Februari 1930.

(handtekening) Ct. De Renesse Breitbach

 

Afschrift gezonden aan Zijne Majesteit Albert I en aan den Heer Gouverneur der provincie te Antwerpen.

 

De ondergeteekende Van Gestel Richard te Oostmalle bevestigd de echtheid van bovenstaande verklaring gedaan door Hoofdman en schrijver der St.-Joris-Gilde

Namens de Kempische Doelschuttersbond

1ste schrijver

(handtekening) Van Gestel

(stempel) Federatie van den edele handboog Afdeeling:

Kempische doelschuttersbond."

 

En de gilde ontving een officieel document.

"Kabinet des Konings

Paleis van Brussel

Den 5 April 1930

Weledele Heer Voorzitter,

In antwoord op het verzoek, dat U tot den Koning hebt gericht, heb ik de eer U te melden, dat Zijne Majesteit de Voetboogmaatschappij "Sint Joris-Gilde" te Oostmalle, veroorlooft den titel van Koninklijke Maatschappij te voeren.

Aanvaard, Weledele Heer Voorzitter de verzekering mijner Hoogachting

'S Konings Kabinetsoverste,

(handtekening onleesbaar)"

 

De gilde stuurde op 28 april 1930 een dankwoord voor deze toekenning aan de koning waarin ze nogmaals de "plechtige verzekering van haren oprechten en diepen eerbied, van hare innige dankbaarheid, van hare standvastige getrouwheid, en de voortplanting dezer hoedanigheden bij hunne familiën, verwanten en vrienden" gaf.

 

-Rouwbeklag naar aanleiding van het overlijden van Koning Albert I

 

Op 21 februari 1934 stuurde de gilde een rouwbeklag naar de hofmaarschalk graaf De Patoul naar aanleiding van het overlijden van koning Albert I: "De Koninklijke St.-Joris-Gilde te Oostmalle Provincie Antwerpen pijnlijk getroffen en diep bedroefd door het plotselings verscheiden van haren doorluchtigen en zeer beminden vorst verzoekt U.E.D. aan hare Majesteit de Koningin en hare Koninklijke Hoogheden de betuigingen over te maken van hare ontroerde en diep gevoelde deelneming en van hare onwankelbare verknochtheid aan het Vorstenhuis."

 

De gilde ontving op 1 maart een telegram van de hofmaarschalk: "De Koninklijke familie in haren zwaren rouw zeer gevoelig aan de betuiging van uwe gehechtheid aan het vorstenhuis geeft mij opdracht U oprecht dank te zeggen."

 

-Rouwbeklag naar aanleiding van het overlijden van Koningin Astrid

 

Op 3 september 1935 stuurde de gilde een rouwbeklag in ongeveer dezelfde bewoordingen als het vorige naar het koninklijk paleis naar aanleiding van het overlijden van koningin Astrid.

 

-Bij de terugkeer van Koning Leopold III in 1950

 

Op 23 juli 1950, bij gelegenheid van de terugkeer van koning

Leopold III, werden aan de vorst verschillende bloemenruikers

aangeboden door twaalf gemeentelijke verenigingen van Oostmalle

en door talrijke particulieren en kinderen. Op de ruiker van de

Koninklijke Sint-Jorisgilde werd een kaartje gehangen met de

volgende tekst: "Uit blijk van trouw en genegenheid aan Z. M.

Koning Leopold III".

 

Tot hier de briefwisseling met het koningshuis, die we in het gildenarchief terugvinden.

 

2.6.8. Tornado

 

De tornado van 25 juni 1967 zal altijd als een mijlpaal in de geschiedenis van Oostmalle geschreven staan. Zo vinden we deze gebeurtenis natuurlijk ook terug in het gildenleven. Toenmalig schrijver Louis De Gruyter, later hoofdman, schreef er het volgende over:

"Op 25 juni 1967 te 12.30 uur vertrokken 32 gildenbroeders en gildenzusters naar Neder-Over-Heembeek voor het bijwonen van het groot Brabants gildenfeest. Bij aankomst werden we ontvangen door de Heer Verbesselt, opperhoofdman. Na het einde van de optocht door het dorp begaven al de gilden zich naar het feestterrein waar een stevige pint gedronken werd, waar alle gildenbroeders en gildenzusters veel genoegen aan hadden bij zulke warmte. Te 16.30 uur werd met de gildendansen begonnen. Toen onze St.-Jorisgilde hun dans uitgevoerd had, begonnen onze gildenbroeders met de kleine kruisboog hun wedstrijd toen plots het droeve nieuws kwam dat in ons schoon Oostmalle een tornado voorbijgetrokken was welke ongeveer 117 huizen totaal vernielde en een honderdtal zwaar beschadigde waaronder ook de kerk totaal werd vernield. Bij onze gildenbroeders en gildenzusters werden 25 leden geteisterd, waaronder enkele hun huis met de grond gelijk werd gemaakt. Van ons lid Jozef Gyssels (Gyles) werd zijn zoontje Walter (12 jaar) naar het gasthuis te Turnhout gevoerd met afgerukte voet. Dat was de balans die wij te horen kregen bij onze aankomst in ons dorp drie uren nadat wij in Neder-Over-Heembeek vertrokken waren. Drie uren van spanning die onze gildenbroeders en zusters van hun hele leven niet zullen vergeten. En dat ook deze dag bij ons lid Frans Kennis-Druyts de zevende zoon werd gedoopt. En dat juist toen de kleine Boudewijn op het gemeentehuis in het gulden boek werd ingeschreven de orkaan toesloeg. Daardoor werd deze feestdag omgezet in de droevigste dag in de geschiedenis van ons dorp."

 

Reeds op 28 juni 1967 ontving de gilde volgende brief van de Brabantse opperhoofdman:

"Geachte Heren,

Wij zijn ten zwaarste getroffen door de ramp die u is overkomen te Oostmalle en waardoor u het gildefeest van Neder-Over-Heembeek in zulke omstandigheden heeft moeten verlaten.

Voortdurend wordt er bij ons over gesproken en vragen ons af hoe het bij elkeen van u is gesteld.

Ik weet dat het moeilijk zal zijn ons te antwoorden, maar graag zouden wij vernemen wie van de gildeleden zwaar is getroffen.

Verscheiden gilden uit Brabant hebben me reeds opgebeld om te vragen of ze u soms kunnen helpen.

Wellicht komen wij zondag aanstaande eens naar Oostmalle. Waar kunnen wij u vinden?

Als ware gildebroeders voelen wij met u mede en vragen niet beter dan u te kunnen helpen.

Met welgemeende gildegroeten,

(handtekening) Verbesselt

-De gilde van Oostmalle heeft bij loting de prachtige beker van de Eerste Minister gewonnen."

 

En er kwam financiële hulp van de Brabantse gilden:

 

"Hoofdschuttersgilde van Brabant

Thesaurie

Fondsen ingezameld ten voordele van de Sint-Jorisgilde van Oostmalle, ingevolge de ramp van juni 1967.

 

1-

Sint-Sebastiaansgilde

Sint-Brixius Rode (Meise)

2.750 fr.

2-

idem

Kampenhout

1.000 fr.

3-

idem

Neder Over Heembeek

3.000 fr.

4-

idem

Zoutleeuw

1.000 fr.

5-

idem

Humelgem

1.000 fr.

6-

Sint-Pieters Gilde

Mazenzele

2.700 fr.

7-

Sint-Sebastiaansgilde

Duras

1.000 fr.

8-

idem

Gooik

1.000 fr.

9-

idem

Berlare

1.000 fr.

10-

idem

Herne

1.000 fr.

11-

idem

Weerde

1.000 fr.

12-

idem

Keerbergen

1.500 fr.

13-

idem

Wespelaar

1.000 fr.

14-

De gilde van Valkenswaard (Nederland)

300 fr.

   

TOTAAL

19.250 fr.

Deze som van NEGENTIENDUIZEND TWEEHONDERDVIJFTIG franken, werd aan de Sint-Jorisgilde van Oostmalle overhandigd tijdens het groot Brabants Gildefeest te Zoutleeuw op zondag 18 augustus 1968.

Namens de hoofdschuttersgilde

De Thesaurier De Opperhoofdman

(handtekening) J. Van de Velde (handtekening) Dr. J. Verbesselt

Mazenzele Neder-Over-Heembeek."

 

Het ontvangen geld werd door de hoofdman onder de geteisterde leden verdeeld.

 

Tien jaar later lezen we in het verslag van de bestuursvergadering van 6 april 1977:

"Dhr. Verbesselt uit Neder-Over-Heembeek schreef een brief met het verzoek om op 26 juni deel te nemen aan het Brabants gildenfeest. Dit gildenfeest valt samen met het gildenfeest in Schoten. Het bestuur is de mening toegedaan dat we moreel verplicht zijn naar Neder-Over-Heembeek te gaan omdat wij daar 10 jaar geleden op het gildenfeest aanwezig waren, terwijl over Oostmalle de tornado kwam. De toen op dat gildenfeest aanwezige gilden hebben onze gildenbroeders en gildezusters die geteisterd waren financieel gesteund. Het bestuur beslist kontakt te nemen met Mr. Van Autenboer en met Andrea Sterckx om advies te vragen."

 

De gilde heeft met 30 leden deelgenomen aan het Brabants gildenfeest te Neder-Over-Heembeek. Ze danste de "Klapschottish, de Stille Kempen en de Rozenwals" en nam bij het einde van het feest ook deel aan de algemene Polonaise.

 

Een week later werd er weer "gefeest" naar aanleiding van de "tornado". Na de tornado was er namelijk een verbroedering ontstaan tussen Oostmalle en Boezinge die beiden door dezelfde windhoos geteisterd werden.

"Op 3/7/1977 heeft onze gilde deelgenomen aan de verbroedering tussen Oostmalle en Boezinge. Wij zijn vertrokken om 8 uur 's morgens samen met de voetballers van Oostmalle Sport en de Chiro van Oostmalle, daarbij nog de leden van het actiecommité, de burgemeester Van der Straten Walait en enkele Oostmallenaren, in totaal 110 aanwezigen waarvan 24 gildenleden. Wij werden ontvangen in Ieper omdat Ieper gefusioneerd is met Boezinge. Eerst bezochten wij het oorlogsmuzeum, daarna voerden wij enkele dansen uit op de markt in Ieper, vervolgens werden wij in de stad rondgereden met een autocar. 's Middags was er een diner. In de namiddag was een voetbalwedstrijd voorzien tussen Oostmalle en Boezinge. Deze wedstrijd eindigde op gelijkspel. Na de voetbalwedstrijd was er weer voor eten gezorgd, ditmaal op het gemeentehuis van Boezinge. Daarna wachte ons een grote verrassing. We zouden dansen op de speelplaats van de gemeenteschool. Daar stond dan de bekende dansgroep gereed namelijk de Snoezepoezen van Ieper. Om beurten hebben wij dan gedanst. Als afscheid dansten wij de Stille Kempen en we namen ook alle Snoezepoezen mee in de dans. Ten slotte mochten wij bloemen aanbieden aan de Snoezepoezen en kregen wij ook bloemen aangeboden. Er was dan ook nog een verbroederingsbal voorzien dat duurde tot 23.30 uur waarna we naar Oostmalle zijn teruggekeerd."

 

Op de tornadoherdenking van 1997, 30 jaar na de tornado, kon de gilde natuurlijk niet ontbreken. Na het opvoeren van enkele dansen werd de trappistenstand met trappist van 't vat door de gildenbroeders en -zusters druk bezocht.

 

'Tornado' een ramp? Tegenwoordig voor velen 'een feest'.

 

En 't kan niet op met feesten in Oostmalle:

 

2.6.9. Salphenkermis

 

Onder impuls van de toenmalige jeugdraad en cultuurraad trachtten verschillende Oostmalse verenigingen in 1972 de eeuwenoude Sint-Antoniusbegankenis te Salphen met een Salphenkermis nieuw leven in te blazen. De gilde was ook een van deze verenigingen en was er dus vanaf 't begin bij. Reeds de eerste Salphenkermis werd door de dansen van de gilde opgeluisterd.

Zo herinneren wij ons nog dat de gilde bij de stand van de jeugdraad in de garage bij Van den Bosch de pensenkermis kwam opluisteren. Natuurlijk wilden de gildenbroeders en -zusters na dat dansen met hun hongerige magen de jeugd wel steunen. Harry Hendrickx, toen voorzitter van de Oostmalse jeugdraad (ondertussen burgemeester van Malle), was de beulingbakker van dienst. Al gauw raakte de voorraad pensen uitgeput en Jan Van Roey, de medewerker van Harry namens de studentenclub Moemalle (momenteel gemeenteraadslid), was verplicht naar het dorp te rijden om de voorraad aan te vullen. Men zegt dat op die dag mijlenver in de omtrek van Oostmalle bij geen enkele beenhouwer nog een bloedworst te koop was want overal was Jan met zijn "VéWé" geweest.

Plezant was die eerste Salphenkermis zeker wel maar veel opbrengst was er niet want in een later verslag van de jeugdraad lezen we dat "de 3000 fr. die Salphenkermis heeft opgebracht zal gebruikt worden als startkapitaal voor volgend jaar". Kwestie van op voorhand genoeg bloedworst te kunnen kopen ... voor als de gilde weer zou komen.

 

En de gilde was er weer op 20 januari op Salphenkermis 1973. Op het programma stond na de hoogmis: verkoop van de offergaven, St.-Antoniusvuur, dansen door de St.-Jorisgilde, daarna de gehele dag breugelkermis en 's avonds boerenbal. De gilde werkte dat jaar samen met de K.W.B., de fotoclub en de harmonie om een stand in de boerderij van Schoenmaekers, die leeg stond, uit te baten. Het bracht voor de gilde 6150 fr. op.

 

Salphenkermis: 19 januari 1974: opbrengst voor de gilde: 4.805 fr.

 

In het verslag van de werkgroep Salphenkermis van de culturele raad van 30 augustus 1974 lezen we:

"Zijn de problemen van de St.-Jorisgilde waarvan de leden voor de stemming zorgen, en dus over onvoldoende helpers beschikken om een eigen stand te houden, oplosbaar door een tombola bvb. poney, of de verkoop van lintjes?"

De samenwerking stond toen namelijk ter discussie omdat ondanks grote inspanningen, de opbrengst voor de verenigingen maar pover was. In de vergadering van 8 oktober 1974 hield de toenmalige voorzitter van de Salphenwerkgroep, G. Lenaerts, die de fotoclub vertegenwoordigde maar tevens gildenbroeder is, een pleidooi voor het "behoud van de geest van Salphenkermis en dat in die geest niet het financieel aspect primeert".

 

Tijdens de Salphenkermis van 1975 (18 januari 1975) en 1976 werkte de gilde dan ook samen met de fotoclub en de bouwcommissie van jeugdclub Malmejo voor de uitbating van een tent.

 

Op de werkgroep Salphen van 30 september 1976 werd de gilde vertegenwoordigd door hoofdman A. Canters en koning W. Kennis. Uit het verslag halen we:

"Vanaf 1977 wenst de gilde zelfstandig een stand uit te baten op de plaats die vrijgekomen is door het forfait van harmonie en K.W.B.

Eetwaren: de St.-Jorisgilde wenste fritten te mogen bakken. Dit was vanaf het herleven van de Salphenfeesten al afgekeurd, maar een beslissing kan herroepen worden. Toch menen de aanwezigen dat fritten rechtstreeks ten nadele van de wafels zouden komen, die vanaf het eerste jaar al bestaan, en ook van de varkenspoten en van het stoofvlees. Ook vrezen zij dat Salphen dan een "frietjeskermis" zou worden. Zij vragen aan de St.-Jorisgilde iets anders te zoeken... De afgevaardigden van de St.-Jorisgilde zullen op de volgende vergadering hun beslissing mededelen, waarschijnlijk brood met kop of kaas."

 

De nieuwe schrijver van de gilde Gust Jordens (momenteel hoofdman) schreef over die Salphen 1977 in het gildenregister:

"Op 15 januari werd het feest van Sint-Antonius gevierd te Salphen. Onze gilde had voor het eerst zonder medewerking van een andere vereniging een tent geplaatst. Na de H. Mis om 11 uur werd begonnen met de jenever leeg te drinken.

(Op 7 januari waren namelijk 8 nieuwe leden ingekozen die allemaal met jenever trakteerden, zodat beslist werd wat voor Salphen over te houden.)

Daarna werden enkele gildendansen uitgevoerd in een weide naast de tent. Spijtig van het slechte weder, het regende pijpestelen. Maria Mariën, echtgenote J. Jordens, die dit jaar 50 jaar in de gilde is, trakteerde alle gildenzusters en gildenbroeders op koffie met brood en toespijzen. Er werden haar bloemen overhandigd door verschillende mensen. Van de gilde mocht zij een tinnen schotel in ontvangst nemen. Na het feestmaal werden door onze dansparen en door enkele dansparen van de St.-Sebastiaansgilde van Westmalle, welke ook naar het feest gekomen waren, enkele gildendansen uitgevoerd. Onze muzikant, Karel Van Uytven, speelde de ganse namiddag dansmuziek. Om zeven uur 's avonds begon het eigenlijke bal met een dansorkest. Het bal kende een geweldig succes. We hadden gezorgd voor ongeveer 300 stoelen waarvan geen enkele onbezet bleef. Al onze gildenbroeders en -zusters hebben zich werkelijk ingespannen en hard gewerkt om zoveel mogelijk geld in kas te krijgen. Het einde van dit Salphenfeest was om half vier 's morgens en we hebben er toch wel wat aan verdiend."

 

Tijdens de Salphenkermis van 12 januari 1980 kon men "Bij de Guld" voor het eerst mosselen komen eten. Het verslag in het gildenregister is typerend voor de volgende Salphenkermissen:

"Zoals altijd werd in de dagen vooraf de tent gezet en alles in orde gebracht om het feest te doen lukken. Voor het eerst zouden we ook mosselen verkopen. We kochten 300 kg mosselen welke de dag voor de kermis moesten zuiver gemaakt worden en waaraan dus heel wat werk was.

Het was zeer koud maar schoon weer op zaterdag 12 januari 1980.

's Morgens om 10 uur waren al onze dansers en helpers zoals altijd paraat in onze tent. Na de H. Mis in het kapelleke dansten we naar onze tent nadat we de traditioneel geworden borrel jenever gedronken hadden. We konden onderweg echter maar één dans doen omdat het voor onze muzikant te koud was om te spelen.

In onze tent hebben we dan nog verschillende dansen uitgevoerd en zoals steeds kwam er een sliert volk mee in onze tent binnen. Na het dansen werd dan tot 13 uur orgel gespeeld door Peter Jordens. Vanaf 13 uur hadden we een orkestje uit Pulle welke gedurende de ganse namiddag de stemming in de tent hield. Om 17 uur kregen we het bezoek van de St.-Jorisgilde uit Rijkevorsel welke in onze tent enkele gildendansen uitvoerde. In de namiddag heeft onze dansgroep een bezoek gebracht aan de drie andere tenten welke op de kermis stonden. In elke tent werden een paar dansjes gedaan.

De verkoop van onze mosselen werd intussen een succes en het bleek toen al dat we al onze mosselen zouden kunnen verkopen.

Om 19 uur 's avonds begon ons groot orkest De Timebreakers te spelen en de tent liep vol volk. Het was zelfs zo dat onze gar‡ons met moeite konden werken. Om 3.30 uur 's morgens bleek dat heel onze voorraad bier opgebruikt was en waren wij verplicht het orkest stil te leggen. Wij verkochten zowat 70 broden, 300 kg mosselen, 60 liter soep, 36 flessen jenever en ongeveer 1.200 liter bier. Op het einde waren al onze helpers uitgeput van het werken. Op zes uur 's morgens konden wij onze tent sluiten en om 10 uur zijn wij opnieuw begonnen met de tent af te breken."

 

Volgende groepen brachten in de volgende jaren een bezoek aan de tent van de gilde op Salphenkermis:

17 januari '81: Koninklijke fanfare de Verbroedering uit Oostmalle en Sint-Sebastiaansgilde van Merksplas

16 januari '82: fanfare de Lindekring uit Zoersel, fanfare de Verbroedering uit Oostmalle, harmonie Broederband uit Rijkevorsel, Sint-Sebastiaansgilde uit Merksplas en Sint-Jorisgilde uit Kalmthout

 

Het scheelde geen haar of de Salphenkermis van 14 januari 1984 moest zonder een tent van de gilde doorgaan. De wind kwam stokken in de wielen steken. Het was bijna onmogelijk een tent recht te krijgen. In 1993 waren de tenten zelfs gaan vliegen en moesten er andere tenten gehaald en opgetrokken worden.

 

De laatste jaren wordt er nog één misviering in de kapel van Salphen tijdens de Sint-Antoniusbegankenis gedaan. Omdat de kapel te klein is, wordt de gilde door enkele gildenleden tijdens deze misviering vertegenwoordigd maar de volledige gilde staat na de mis steeds paraat rond de kapel voor de verkoop van de offergaven.

Na het nuttigen van de traditionele borrel zorgt de gilde mee voor de nodige sfeer tijdens de verkoop.

Zo kwam het hoogste bod op het eerst gesigneerde flesje van de "Salphendruppel" die ter gelegenheid van de twintigste Salphenkermis werd verkocht, natuurlijk van de gilde. Het dure kleinood siert nu nog het buffet van de toog in het gildenlokaal.

Een jaar later vonden de gildenbroeders dat de verkoop te vlug voorbij was en schonken dus ook nog een reeds aangezette fles jenever. Iedereen dacht dat de gilde die fles wel terug zou kopen en ging gerust aan het bieden. Maar het was Georgette Stoffels-Plompen, de echtgenote van de roeper van dienst, die de fles "aan haar broek hield".

Toen "den Grooten Buurt" in 1993 met levende biggen ten offer kwam, waren het natuurlijk weer gildenbroeders die het hoogste gingen bieden. Het werd later in het jaar een gezellig feest voor alle Salphenhelpers met "Liesje Guld", zoals die big gedoopt werd, op de barbecue.

 

In 1996 werd de tent "Bij de Guld" een beetje anders opgesteld: de togen kwamen in het midden zodat het gar‡onwerk wat verlicht werd. De topopbrengst van dat jaar kon gebruikt worden voor de verfraaiing van het ondertussen 10 jaar oude gildenlokaal.

 

Nu reeds zijn bestuurslid Marcel Peeters en zijn helper Luc Kennis voor de gilde druk in de weer om Salphenkermis 1999 te organiseren.

 

III. FUNCTIES IN DE GILDE

3.1. Bestuur van de gilde

 

De interne organisatie van een gilde is overal ongeveer hetzelfde.

Aan het hoofd ervan staat een hoofdman, voor heel het leven gekozen. Hij wordt bijgestaan door de deken(s), door de koning van de gilde, die zijn waardigheid put uit zijn schutterskunst bij de koningsschieting, twee tot vier oudermannen, een vendelier of alferis, een schrijver of secretaris. Verder zijn er nog ondergeschikte dienaars: een wimpelier, een tamboer, een knaap, een speelman...

Het reglement van de Oostmalse Sint-Jorisgilde van 23 april 1891 vermeldt in artikel 3, dat "de overheid van de gilde" bestaat uit:

de hoofdman, eventueel een erehoofdman, de koning, de deken en de onderdeken, de ouderlingen, de vaandrig, de schrijver of secretaris, de knaap of tamboer. Tijdens een groot gedeelte van de 19de eeuw was er ook een onderhoofdman. Deze functie wordt in het reglement van 1891 niet meer vernoemd.

 

De verkiezingen voor de bestuursfuncties, de aanneming van nieuwe leden alsook "bijvoegingen aan de gewone gebruiken der gilde", geschiedden door de leden, bij geheime stemming, met erwten en bonen. Om geldig te kunnen stemmen moesten ten minste de twee derden der mannelijke leden aanwezig zijn. Besluiten strijdig met de bepalingen van het reglement -van 1891- waren ongeldig.

(art. 4). In de vorige eeuwen konden vele personen niet lezen en niet schrijven. Is dit de reden waarom er gestemd werd met erwten en bonen ? Alhoewel die reden thans niet meer opgaat, is de traditie nog steeds van kracht en wordt er in onze Sint-Jorisgilde nu nog op dezelfde wijze gestemd om nieuwe leden te kiezen.

 

Momenteel wordt het bestuur van de gilde, die een V.Z.W. geworden is, gevormd door de hoofdman, schrijver, deken, enkele bestuursleden, de koning en eventueel de keizer. De bestuursleden worden bij geheime stemming gekozen tijdens de algemene vergadering op Verloren Maandag. Het bestuur is thans samengesteld als volgt: hoofdman August Jordens, schrijver Stefaan Wouters, deken Ward Kennis (die ook de huidige koning is), bestuursleden: Mon Hellemans, Paul Harts, Marcel Peeters, Marc Van Tichelen, Jo Boenders en Rob. De Gruyter.

 

3.1.1. De hoofdman

 

In de 16de en de 17de eeuwen vervulden de plaatselijk heren, de graven de Renesse, meestal de functie van hoofdman van de gilde.

Tijdens de 18de eeuw waren dat de schouten van het dorp of de rentmeesters van de grafelijke familie. In de 19de eeuw werd er, volgens het register van de gilde, terug aangeknoopt met "de aloude gewoonte der 16de eeuw" en werden de burggraven du Bus de Gisignies tot hoofdman van de gilde gekozen. Ook twee burgemeesters bekleedden tijdens de 19de eeuw de hoogste functie in de gilde.

 

Het reglement van 1891 bepaalt dat de hoofdman gekozen werd door de leden, bij algemene stemming, op Sint-Jorisdag, 23 april, onmiddellijk na de mis. Bij zijn verkiezing was hij verplicht de gilde een dag te trakteren in de gildenkamer en de gildenvrouwen in zijn huis. In het reglement staat dat deze verkiezing geschiedde "volgens oud gebruik". Daaruit kunnen we besluiten dat dezelfde procedure vroeger ook reeds werd toegepast.

 

In de twintigste eeuw was het vaak niet meer mogelijk te wachten tot 23 april om een nieuwe hoofdman te kiezen. Er werd dan ook vaak afgeweken van deze datum en sinds de veranderde visie op de aanwezigheid van de gildenzusters gebeurde de traktatie van de nieuwe hoofdman meestal voor de ganse gilde en niet meer voor mannen en vrouwen apart.

 

Lijst van de bekende hoofdmannen.

 

1540-1561 Jan van Renesse,

Na het overlijden van zijn vader werd hij in 1538 heer van Oostmalle en drossaard van Breda.

Jan van Renesse huwde in 1530 met Elisabeth van Nassau,natuurlijke dochter van Graaf Hendrik van Nassau. Vele hoge bezoekers werden in die tijd ontvangen op het kasteel van Oostmalle. Prins Willem van Oranje was meermaals te gast op het Oostmalse hof. Keizer Karel V vereerde de grafelijke familie met een paar bezoeken aan het kasteel in 1545 en in 1548.

Jan van Renesse schonk in 1540 aan "den schutters van den voetboghe doen Bernaert den papegay uyt den naem van mijnen heer

af geschoten hadde 3 tonne biers en voer elc tonne betaelt XVI stuyvers" (76).

 

1596-1599: Frederik de Renesse

Als vierde zoon van Jan, erfde hij de titel van heer van Oostmalle en deed het verhef op 28 juli 1561. De nagedachtenis van Frederik en van zijn echtgenote Helena Torck blijft in Oostmalle bewaard, dankzij hun mooie zwarte praalgraf, dat eertijds in de kerk stond en nu onder de St.-Laurentiustoren is ingemetseld.

Hij was, als hoofdman der St.-Jorisgilde, in 1599 vrijgevig, en Jacobus De Schryver, rentmeester betaalde "voor den Heer bier ten huyse van Nicolaes Bervoets op den papegai dach voor hooched.

gemaeckt, en hoetman is van de gulde 5 guld. 10 st."(77).

 

+/-1612-1628? Willem van Renesse

Hij was een zoon van Frederik en van Helena Torck en hij was de laatste heer die het kasteel nog permanent bewoonde. Hij deed het verhef van Oostmalle op 8 februari 1612.

Willem van Renesse was zeer volksgezind. In 1619 kroonde hij zich tot koning van de St.-Jorisgilde door het afschieten van de koningsvogel op papegaaidag. Hij stierf in februari 1630.

Een afdoend bewijs, waaruit moet blijken dat hij hoofdman van de gilde is geweest, hebben we niet gevonden.

Zijn weduwe Margareta van der Aa van Renesse (+1635) schonk in 1631 nog een "vendel" aan de gilde, zoals blijkt uit de rekening van dat jaar opgemaakt door schout en rentmeester Dirk Bosch.

 

1665 Andreas Bervoets

In 1665 was Andreas Bervoets hoofdman en "Jan Jordens dekens Machiel de Vrij, Gommaer Ghysels. In 1666 koninck Claes Mertens, Jan Jordens, Adriaan v.d. Kieboom, dekens, Secretaris And. M. Allaerts (78).

 

1768-1770 Natalis Fr. Spirlet

In de lijst van de gildenbroeders opgemaakt de 23ste april 1768 wordt Natalis Fr. Spirlet vermeld als "hooftman". Op die lijst komen in totaal 42 gildenleden voor. Het dorp telde 744 inwoners, verdeeld over 158 huisgezinnen. Dus van iets meer dan 1/4e. van de huishoudens was een gezinslid vertegenwoordigd in de gilde.

Het is mogelijk dat Spirlet reeds voor 1768 hoofdman was.

Bij gebrek aan geschreven documenten kunnen we hierover geen uitsluitsel geven.

Natalis Spirlet werd in 1741 schout van Oostmalle. In 1771 werd hij zwaar ziek. Na die datum is over hem in het Renesse-archief niets meer te vinden. Waarschijnlijk vertrok hij uit Oostmalle, want ook in de parochieregisters is zijn naam niet terug te vinden, zodat hij niet overleden is in onze gemeente.

 

1770-1783 Godefridus Geerts,

"secretaris deser heerlijckheyt ende hooftman deser gilde van Oostmalle gecosen op den 14 july 1770".

Hij werd op 26 juni 1734 in Retie geboren. Op 21 november 1763 huwde hij te Oostmalle met Maria Antonia Van Reuth, °Oostmalle op 18 juni 1733. Als huwelijksgetuigen fungeerden Antonius Ludovicus Spirlet, broer van de schout van Oostmalle en de ongehuwde broer van de bruid Philippus Jacobus Van Reuth, de gekende baas uit "De Keyser aen de Plaetse".

Hun zoon Philip Jacob werd hoofdman van de gilde in 1789 (79).

Hoofdman G. Geerts overleed te Oostmalle op 4 februari 1783.

Er wordt nog een 'staf' van hoofdman Geerts bewaard in het gildenlokaal. Bovenaan op een cirkelvormig handvat is de afbeelding 'Sint-Joris verslaat de draak' aangebracht en rondom het opschrift: "G. Geerts, Secris, Rentmr. ende hooftman der Gilde in (Baro)nie van Oostmal".

 

1783-1788(?) A. Van Cantfort

Na het overlijden van Godefridus Geerts werd J. A. Van Cantfort aangesteld als rentmeester van de grafelijke familie.

Hij ondertekende, in zijn hoedanigheid van hoofdman, de gildenrekening van Sint-Jorisdag, 23 april 1783. De vorige rekening, 23 april 1782, werd nog ondertekend door hoofdman G. Geerts. Over Van Cantfort vinden we verder geen spoor in het gildenboek.

In 1790 werden de goederen van schout en rentmeester Van Cantfort aangeslagen. Dat gebeurde op verzoek van de weduwe de Renesse, omdat Van Cantfort verdwenen was met de papieren en het geld van de overleden Graaf Jean-Louis de Renesse.

 

1789-1832 Philippus Jacobus Geerts

In het gildenboek werd op Sint-Jorisdag 1789 een lijst van de gildenleden ingeschreven. De hoofdman, koning, cornet en alferis worden in die lijst niet met naam vermeld, maar wel als: "den hooftman, den coninck, den cornet, alferis". Daarna volgen de namen van 54 gildenbroeders (paginas 45-46-47). Op pagina 48 vinden we nog drie namen, waaronder twee van overleden leden.

De onkosten van Sint-Jorisdag 1789 werden betaald door 61 leden, een record-aantal.

Tot in het jaar 1836 werden de rekeningen, vermeldingen van teerfeesten e.a. niet meer ingeschreven in het register van de gilde. De woelige tijden van de Brabantse omwenteling, de Franse overheersing en de nasleep daarvan zijn hiervoor ongetwijfeld de oorzaak. De aanbestedingen van het gildenlokaal komen wel voor in het register. Het is wel eigenaardig dat die inschrijvingen voorkomen op de andere zijde van het gildenboek, dus volledig gescheiden van de rest.

Philip Jacob Geerts was de hoofdman van de gilde in deze moeilijke tijden. De aanvang van zijn beleid kondigde zich zeer beloftevol aan. Nooit waren de gildenleden beter vertegenwoordigd dan op de viering van Sint-Jorisdag 1789. Alles wees erop dat er voor de gilde een heerlijke tijd op komst was. Oorlogen en bezetting kwamen echter roet in het eten gooien.

Deze legendarische figuur heeft de gemeente Oostmalle en ook zijn gilde heelhuids naar een nieuwe, vredevolle, rustige tijd geloodst. Zijn afstammelingen bepaalden nog vele decennialang mede het openbare leven in de gemeente.

Philippus Jacobus Geerts overleed te Oostmalle op 18 maart 1832 (80).

 

1832-1849(?) Leonard du Bus de Gisignies (burggraaf)

Leonard du Bus de Gisignies werd in 1832 lid van de gilde. Hij werd onmiddellijk tot hoofdman verkozen, als opvolger van P. J. Geerts.

Op 29 april 1832, "de aloude gewoonte navolgende der XVIe eeuw", werd graaf Leonard du Bus de Gisignies tot hoofdman gekozen. Op 23 april 1834 schonk hij een standaardwimpel met vaandel (81).

 

Burggraaf Leonard du Bus de Gisignies kocht het kasteel en het domein de Renesse in oktober 1830. Hij liet het vervallen kasteel heropbouwen en ook het park aanleggen, naar het type van een Engelse kasteeltuin.

Leonard du Bus werd geboren te Dottenijs op 28 februari 1780.

Hij was o.a. gouverneur van de provincie Antwerpen van 1820 tot 1823 en vanaf 1826 tot 1830 gouverneur-generaal of onderkoning van

Nederlands-Indië. Hij overleed in zijn kasteel te Oostmalle op 21 mei 1849.

 

1853-1870 Dominicus Franciscus Bauwens,

Hij werd op 9 mei 1795 in Oostmalle geboren en hij stierf in zijn geboortedorp op 24 maart 1870. Hij was een zeer belangrijke figuur in Oostmalle. Achtereenvolgens was hij: toezichter bij het Beheer van Bruggen en Wegen, gemeentesecretaris van Zoersel van 1820 tot 1833, gemeenteontvanger van Westmalle van 1823 tot 1831 en van Oostmalle van 1827 tot 1833. In 1833 werd hij als gemeenteraadslid verkozen te Oostmalle, hij werd er schepen in 1833 en vanaf 1835 burgemeester. Hij bleef burgemeester van Oostmalle tot 1870, jaar van zijn overlijden. Ook was hij actief in de burgerwacht en het Zanggenootschap De Verbroedering, waarvan hij tot eerste erevoorzitter werd verkozen (82).

In 1823 werd hij lid van de Sint-Jorisgilde, cornet van de gilde van 1823 tot 1845 en hoofdman van 19.3.1853 tot op 24 maart 1870, datum van zijn overlijden.

 

1870-1877 Henri Boon

Hij werd op 18 augustus 1820 te St.-Joris Weert geboren. Op 21 april 1852 huwde hij te Oostmalle met Maria Theresia Valentijns, dochter van geneesheer Josephus Valentijns en van Constantia Josepha Geerts. Zijn vrouw was een kleindochter van de legendarische Philip Jacob Geerts, gewezen burgemeester van Oostmalle en gewezen hoofdman van de gilde.

Henri Boon was geneesheer van beroep. In 1869 was hij medestichter van het Zanggenootschap De Verbroedering te Oostmalle, waarvan hij ook de eerste voorzitter werd (83).

Op 23 april 1870 werd hij verkozen tot hoofdman van de gilde en hij behield deze functie tot op de dag van zijn overlijden, 16 november 1877.

 

1878-1891? Bernard du Bus de Gisignies (burggraaf)

Na het overlijden van Henri Boon moest er een nieuwe hoofdman worden gekozen. Op Verloren Maandag, 7 januari 1878, werd daartoe overgegaan. Bernard du Bus behaalde 28 stemmen voor deze functie en L. Spruyt 5 stemmen.

Burggraaf Bernard Daniel du Bus de Gisignies werd op 7 oktober 1833 te Sint-Joost-ten-Node geboren. Hij erfde het kasteel van Oostmalle. Uit zijn huwelijk met Henriette Mosselman du Chenoy werd één dochtertje geboren, Isabella du Bus de Gisignies.

Isabella huwde op 29 december 1896 met graaf Maximiliaan de Renesse. Het kasteel kwam alzo terug in het bezit van de familie de Renesse, de vroegere heren van Oostmalle (84).

Burggraaf Bernard du Bus was burgemeester van Oostmalle van 1870 tot 1879 en van 1885 tot 1891. We weten niet tot op welke datum hij hoofdman van de gilde is geweest. J.B. Spruyt werd op 23 april 1888 tot onderhoofdman gekozen, "mits dat den Edelen heer Graaf du Bus hoofdman is". Deze vermelding in het register doet ons vermoeden dat du Bus van 1878 tot 1879 en van 1885 tot 1891 hoofdman van de gilde is geweest, t.t.z. tijdens de perioden dat hij ook burgemeester van Oostmalle was.

Hij overleed te Brussel op 17 februari 1917.

 

1880 Frans Verheyen.

In een lijst opgesteld op St.-Jorisdag 1880 staat achter de naam van betrokkene:"hoofdm.". Het is best mogelijk dat Verheyen slechts tijdelijk deze functie uitoefende, tot de terugkeer van burggraaf du Bus. In 1886 werd een nieuwe lijst van de gildenleden ingeschreven in het register. In die lijst volgt achter de naam van Verheyen de vermelding "hoofdman", en nadien werd er bijgeschreven "onderhoofdman". We veronderstellen dat du Bus vanaf 1885 de functie van hoofdman terug opnam. We hebben in het gildenboek vruchteloos gezocht naar de bevestiging van voormelde vermoedens.

 

1891-1908 Jan Baptist Spruyt

Hij werd op 21 november 1824 te Oostmalle geboren, als zoon van Carolus Josephus Spruyt, lid van de gilde van 1823 tot 1833, en van Theresia Geerts. Zijn moeder was een dochter van burgemeester Philip Jacob Geerts.

Jan-Baptist Spruyt was maalder van beroep en woonde op het gehucht Moleneind bij de houten windmolen, tegenover het gebouwencomplex van de speeltuin 'Vierwinden'(85).

J.B. Spruyt was lid van de gilde vanaf 1863 en koning van 1874 tot 1883. Op 23 april 1888 werd hij verkozen tot onderhoofdman, "mits dat den edelen heer Graaf du Bus hoofdman is".

De verkiezing van Spruyt tot hoofdman hebben we niet gevonden.

In 1891 ondertekende hij het reglement in de hoedanigheid van hoofdman. In een lijst, opgemaakt in 1903, werd achter zijn naam ook de functie vermeld, namelijk: "hoofdman". Vermoedelijk was hij onderhoofdman van 1888 tot 1891 en hoofdman van de gilde van 1891 tot op de dag van zijn overlijden.

Toen hij een punt zette achter zijn beroepsactiviteiten verhuisde hij naar het centrum van de gemeente Oostmalle, waar hij in zijn woning Lierselei, wijk 4, nr. 12, overleed op 1 december 1908.

 

1909-1940 Louis Janssens

Het register van 1909 begint met een prachtig verslag van de kiezing en inhuldiging van de nieuwe hoofdman op 26 april 1909:

"In December 1908 overleed de Heer J.B. Spruijt, sedert 1888 (sic) Hoofdman der St. Joris-Gilde van Oostmalle.

Hij was de Gilde met hart en ziel verkleefd en schreef zelfs in zijn eigenhandig testament, dat na zijne dood een perceel gronds, gelegen te Oostmalle, aan de St. Joris-Gilde zou toebehooren.

Daar de Gilde volgens de wet geene burgerlijke persoonlijkheid genoot en dus niet wettig was erkend, kon zij den grond niet wettig erven.

De Heer L. Janssens, Secretaris der Gilde, heeft alle mogelijke pogingen aangewend, om van de erfgenamen, ofwel het stuk gronds voornoemd, ofwel de som gelds van de verkoop te bekomen, doch alles te vergeefs.

Aan het graf van den Heer Spruijt, heeft de Heer L. Janssens, Secretaris in naam der Gilde aan den betreurden Hoofdman, eenen hartroerenden afscheidsgroet gebracht.

De Kiezing van eenen nieuwen Hoofdman werd uitgesteld tot op St. Jorisdag 23 April 1909.

Deze dag , een vrijdag zijnde, werden kiezing en feest bepaald op Maandag 26 April 1909.

De Heer L. Janssens-De Roover, Hoofdonderwijzer en Secretaris der Gilde werd eenpaarig, min ééne onthouding, tot Hoofdman gekozen.

Toen de nieuw gekozen Hoofdman na de school, met den Deken der Gilde het lokaal binnentrad, barstte een storm van toejuichingen en gelukwenschen los.

Na beurtelings ieder lid de hand te hebben gedrukt, nam de nieuwe Hoofdman het woord en drukte zich na genoeg als volgt uit:

"Ik heb vernomen dat gij als opvolger van Mr. Spruyt, mij tot Hoofdman der St. Joris Gilde hebt verkozen.

Ik ben bereid het vertrouwen dat gij mij hebt willen schenken te aanvaarden en voor de betuiging van de bijzondere achting en genegenheid ten mijnen opzichte, bied ik u allen mijnen besten en hartelijksten dank.

De plichten welke die eereplaats onzer Gilde mij oplegt, ben ik zeer wel bewust en ik beloof plechtig uit alle mijne krachten te zullen werken voor den bloei en den vooruitgang onzer Maatschappij.

Van den anderen kant stel ik mijn vertrouwen in de verkleefde medewerking en ondersteuning van al de Gildebroeders om dit doel te bereiken.

Ik hoop ook bovendien dat onze Doorluchtige Patroon en machtige beschermer St. Joris den zegen van den Heer over ons zal weten te trekken om onze goede inzichten en gevoelens ten beste te regelen en dat wij nog lange jaren zullen mogen samen zijn om te roepen en te juichen:

Leve! lang leve de St. Jorisgilde!

Vermits wij nu bezig zijn met feesten, stel ik voor er nog eenen dag bij te voegen op morgen, voor het feest van den nieuwen Hoofdman."

Volgens de schikkingen van het reglement werd des anderendaags eene ton bier aan de Gilde gegeven door den Hoofdman. Zijne vrouw onthaalde de Gildezusters in haar huis -H“tel Brouwershuis- waar zij getrakteerd werden met koffie, suiker, mastellen en worsten.

Om 5 ure 's avonds kwaam de Fanfaren maatschappij "De Verbroedering" waarvan de nieuwe Hoofdman Voorzitter is aan de feestzaal der Gilde en geleidde de Gildebroeders onder het spelen van opwekkende marchen naar het "H“tel Brouwershuis" waar zij getrakteerd werden met bier, bifstek, lekkere sigaren en uitmuntende wijn.

Rond 8 ure trokken allen, muziek aan 't hoofd, naar het lokaal der Gilde, waar vroolijk gespeeld, gedanst, gezongen en gedronken werd tot 12 ure 's avonds.

Zoo eindigde dit blijde gullefeest, dat nimmer uit het geheugen der Gildebroeders zal verdwijnen."

 

Louis Janssens werd op 3 december 1853 te Wortel geboren. Hij was te Oostmalle onderwijzer van 1874 tot 1882 en hoofdonderwijzer van 1882 tot 1911. Van 1877 tot 1882 was hij ook gemeentesecretaris te Oostmalle (86).

De vlucht in 1940 bij het begin van de Tweede Wereldoorlog overleefde meester L. Janssens niet. Hij stierf te Oostkamp (West-Vlaanderen) op 25 mei 1940.

 

1946-1950 Louis Schryvers

Louis Schryvers, °Rijkevorsel op 7 januari 1859, was beheerder van de steenfabriek n.v. Brimo te Rijkevorsel. Hij was gehuwd met Paulina Janssen en hij overleed op 91-jarige leeftijd te Oostmalle op 30 januari 1950.

Na de Tweede Wereldoorlog was hij het langst lid van de gilde. We vinden geen verslag van enige kiezing en we veronderstellen dat het oudste lid tot hoofdman werd uitgeroepen.

Wel lezen we in het register dat de gilde op 19 maart 1951 "eenen moderne kruisboog" mocht ontvangen van de gebroeders Leon en Alfons Schryvers als herinnering aan "hun teergeliefde vader hoofdman Louis Schrijvers, overleden 2/2/50"(sic).

 

1950-1953 Antoon Meeuwissen

Na het overlijden van Louis Schryvers werd het lid met de langste dienststaat, namelijk "Antoon Meussen", hoofdman. 'Toontje' Meeuwissen was ook koning van de gilde van 1895 tot 1901 en hij werd vereerd met het ereteken in de "Orde van de Gulden Papegaai". Maalder Antonius Meeuwissen werd in Ginneken (Nederland) geboren op 6 maart 1864 en hij overleed te Oostmalle op 7 juli 1953. De aangifte van zijn overlijden bij de burgerlijke stand werd gedaan door zijn dochter Maria en zijn kleinzoon Herman Beersemans.

Toontje was de laatste eigenaar-uitbater van de houten windmolen op het Moleneind, tegenover het gebouwencomplex van speeltuin 'Vierwinden'. Deze molen werd omstreeks 1911 verkocht aan een molenaar uit Brasschaat en, jammer genoeg, afgebroken.

 

1954-1962 Jules Van Giel

Jules Van Giel zag het levenslicht te Oostmalle op 22 oktober 1888. Samen met zijn vrouw Catharina Bevers baatte hij een landbouwbedrijf uit langs de Sint-Lenaartsesteenweg.

Hij werd lid in 1930 en was koning van de gilde van 1950 tot 1953.

Jules had dus reeds zijn sporen verdiend in de gilde toen hij op 26 april 1954 tot hoofdman verkozen werd met 23 stemmen op de 26.

Op 6 september 1967 overleed hij aan de verwondingen opgelopen in een verkeersongeval.

 

1962-1963 Frans Van Dael

Op het teerfeest van 30 april 1962 werd, bij algemeenheid van stemmen, Frans Van Dael (°Meer op 11 juli 1911) als hoofdman verkozen en Louis De Gruyter als schrijver. Frans Van Dael was slechts één jaar hoofdman van de gilde. Nauwelijks één jaar na zijn aanstelling als hoofdman vroeg hij reeds ontslag uit die functie. Wel bleef hij lid van de gilde want in 1964 was hij tweede deken en in 1965 eerste deken.

 

1964-1976 August Canters

August Canters (°11.3.1926) was de opvolger van Frans Van Dael als hoofdman van de gilde. Samen met zijn moeder, Fientje Mariën (+16.6.1981), nam hij reeds deel aan de activiteiten van de gilde vanaf 1951. Hij was ook enkele jaren 'knaap' van de gilde (87).

De familie Mariën was trouwens goed vertegenwoordigd in de gilde.

De grootouders van August, namelijk Jaak Mariën en Angelina Verbist, werden lid in 1900 en zij bleven de gilde trouw tot op de dag van hun overlijden, respectievelijk in 1941 en 1961. Zijn oom en tante Jan Jordens en Maria Mariën (ouders van de huidige hoofdman) werden lid in 1926 en bleven dat tot op hun overlijdensdatum, respectievelijk in 1967 en 1990. Twee andere ooms en tantes waren ook vele jaren trouwe gildenleden: August Mariën en zijn vrouw Roza Veraghtert werden als leden aanvaard in 1949 en zij bleven gans hun verdere leven lid, namelijk tot in 1997. Frans Mariën (boer Meurre) en Leonia Lippens werden lid in 1959 en zij bleven dat tot op hun overlijdensdag, respectievelijk in 1985 en in 1975.

August Canters is de eerste vrijgezel die tot de functie van hoofdman werd verkozen. In 1967 behaalde hij bovendien nog de titel van koning van de gilde.

In de maand januari 1977 gaf hoofdman August Canters, om persoonlijke redenen, zijn ontslag als hoofdman van de gilde. Hij blijft evenwel de familietraditie in ere houden en is nog steeds een trouw gildenlid.

 

1977-1985 Louis De Gruyter

Louis De Gruyter (°30.10.1923) volgde Laurent Fierens als schrijver van de gilde op in 1962.

Na het ontslag van Gust Canters als hoofdman werd een brief aan de gildenleden gestuurd om zich kandidaat te stellen voor de functie van hoofdman. Omdat niemand zich aandiende, werd Louis De Gruyter als hoofdman voorgesteld door de koning Ward Kennis . Dit voorstel werd door de 43 aanwezigen van de dansherhaling op 9 februari 1977 op applaus onthaald zodat Louis De Gruyter aangesteld werd als hoofdman. Hij stelde dan voor de functie van schrijver toe te kennen aan Gust Jordens en tegelijk het bestuur uit te breiden.

Dezelfde avond werd het bestuur gevormd met naast hoofdman, koning, opperkoning, schrijver ook de gildenbroeders Constant Sterkens, Lambert Van Tichelen, Gabriel Etienne, Jan Van Roey en Stefaan Wouters.

 

Louis De Gruyter overleed plotseling te Lourdes op 22 september 1985. De begrafenisplechtigheid werd bijgewoond door een groot aantal gildenleden.

 

vanaf 1985 August Jordens

Op 28 oktober 1985 werd tijdens een algemene vergadering in het ouderlingenlokaal bij de gemeentelijke feestzaal een nieuwe hoofdman verkozen.

73 gildenbroeders en gildenzusters waren aanwezig en voor het eerst sinds het bestaan van de gilde mochten de gildenzusters meestemmen.

August Jordens werd met een overgrote meerderheid tot hoofdman gekozen. Ter vervanging van bestuursleden Richard Scheynen die overleden was en Jan Van Roey die ontslagnemend bestuurslid was, werden Marcel Peeters en Harry Hendrickx ook in het bestuur gekozen.

"Daarna legde Gust Jordens de eed af en kreeg uit handen van koning Paul Harts het lint toegediend. Er volgde een dankwoord en een minuut stilte ter nagedachtenis van de overleden hoofdman.

Dan werden de festiviteiten voortgezet in het lokaal (café Central) waar de nieuw verkozenen diep in de zakken moesten om al de aanwezige leden te trakteren."

 

We mogen hier toch wel stellen dat Gust Jordens reeds met enige fierheid mag terugblikken op de periode waarin hij hoofdman van de gilde was. De verwerving van het gildenlokaal in eigendom van de gilde ligt zeker aan de basis van de bloeiende dansgroep en de gestage vooruitgang van de prestaties van de Oostmalse kruisboogschutters. Gust lag ook samen met zijn bestuur (en dit reeds van toen hij gildenschrijver was) aan de basis van de verwerving van menig nieuw gildenbezit: nieuw vaandel en vendel, grote gildentrom, nieuw beeld, nieuw blazoen, nieuw register, nieuwe sluiers voor de overheden, en pas nog de nieuwe standaard.

Binnenkort hopen we dat hij samen met koning Ward Kennis een oplossing gevonden heeft voor de nieuw aan te kopen keizersbreuk.

Verschillende grote organisaties van onze gilde, zo bijvoorbeeld dit jaar nog het groot Kempisch gildenfeest, wist hij telkens in goede banen te leiden.

We hopen dat de St.-Jorisgilde van Oostmalle nog lang onder het voorzitterschap van hoofdman August Jordens mag bloeien.

 

 

3.1.2. De erehoofdman

 

Artikel 3 van het reglement van 1891 meldt dat er ook een erehoofdman kon gekozen worden, "als de overheid der gilde het goedvindt". Hij was vrijgesteld "van alle gelag of bijdrage".

 

De enige erehoofdman van de gilde was graaf Thierry de Renesse:

"Burgemeester Thierry de Renesse is op 27 mei 1958 uitgeroepen tot Eerenhoofdman der Gilde".

Hij schonk een schild aan de gilde waarop voorkomen: bovenaan het wapen de Renesse en onderaan het gemeentehuis van Oostmalle en het opschrift: "Graaf Thierry de Renesse, Burgemeester van Oostmalle, ere-hoofdman Koninklijke St. Jorisgilde, 1958".

 

Erehoofdman de Renesse stierf op 24 oktober 1973 te Antwerpen in de Eeuwfeestkliniek.

 

 

3.1.3. De onderhoofdman

 

Philip Jozef Geerts

Hij werd op 22 juli 1792 te Oostmalle geboren als zoon van burgemeester Philip Jacob Geerts en van Angelica Motte. P.J.Geerts was als rentmeester in dienst bij Burggraaf du Bus de Gisignies.

Vanaf 1833 tot 1840 cumuleerde hij deze betrekking met het ambt van gemeentesecretaris. Hij overleed te Oostmalle op 21 november 1840 (88)

Philip Jozef Geerts was gildenlid sinds 1823 en hij wordt als onderhoofdman vermeld in een lijst van 1826.

 

Ludovicus Spruyt

Philip Ludovicus Spruyt, brouwer-herbergier-landbouwer van beroep, werd op 7 juli 1822 te Oostmalle geboren. Sinds 1841 is hij in de lijsten vermeld als lid van de gilde. Op Verloren Maandag, 7 januari 1878, werd hij verkozen tot onderhoofdman en hij is in die hoedanigheid nog vermeld op een lijst van 1880. Hij overleed te Oostmalle op 10 maart 1883. De aangifte van dit overlijden werd gedaan door zijn jongere broer Jan-Baptist Spruyt, maalder.

 

Frans Verheyen

°Rijkevorsel op 12 augustus 1813 en +Oostmalle, 20 oktober 1887.

Hij was gehuwd met Joanna Elisabeth Rutten, winkelierster.

Vermoedelijk vervulde hij de functie van onderhoofdman vanaf 1883 tot op de dag van zijn overlijden in 1887.

 

Jan Baptist Spruyt

Hij werd op 23 april 1888 tot onderhoofdman gekozen, in plaats van Frans Verheyen, overleden. Daarna is in het gildenboek nog bijgeschreven:"mits dat den Edelen heer Graaf du Bus hoofdman is".

In 1891 ondertekende Jan-Baptist Spruyt, in zijn hoedanigheid van hoofdman, het nieuwe reglement van de gilde.

 

*

De functie van onderhoofdman is in het reglement van 1891 niet meer voorzien. Wij hebben de indruk dat deze functie werd ingesteld op het ogenblik dat burggraaf Leonard du Bus tot hoofdman werd verkozen. Omdat de burggraaf veel afwezig was werden de opdrachten van de hoofdman dan uitgeoefend door zijn plaatsvervanger, om de continuiteit in de leiding van de gilde te blijven verzekeren. Dezelfde procedure bleef bestaan tijdens de ambtstermijn van Bernard du Bus als hoofdman. In 1891 oordeelden de gildenbroeders dat er een andere tijd was aangebroken. In het nieuwe reglement werd een functie van "erehoofdman" voorzien en dit ereambt kon slechts toegewezen worden "als de overheid van de gilde het goedvindt".

 

3.1.4. Dekens en onderdekens

 

De dekens vervulden een belangrijke functie in de gilde. Zij droegen de verantwoordelijkheid voor het financieel beheer. In het reglement van 1891 werden die opdrachten opnieuw vastgelegd.

Volgens artikel 7 was de deken, bijgestaan door de onderdeken en de schrijver, gelast met het opmaken van de rekeningen en het inzamelen van de bijdragen en de boeten. Artikel 5 bepaalde dat hij ook gelast werd met de bestelling van het bier dat er op de teerdagen gedronken werd. De functie van onderdeken bestond vermoedelijk niet tijdens de vorige eeuwen.

De deken genoot het voordeel van "half gelag". De onderdeken genoot dezelfde voordelen als de deken, dus ook "half gelag".

 

De dekens werden jaarlijks op Sint-Jorisdag vervangen. Zij werden door de leden verkozen. Slechts een klein aantal verkiezingen zijn terug te vinden in de registers. Verder kunnen vele namen van dekens teruggevonden worden in de rekeningen. De hiernavolgende lijst van de dekens maakt echter geen aanspraak op volledigheid.

 

Op 23 april 1774 stelden de hoofdman, koning, dekens en ouderlingen drie gildenbroeders voor, die in aanmerking kwamen om tot deken van de gilde verkozen te worden, namelijk:

Jacobus Van den Brandt, die 24 stemmen bekwam,

Willem Hoogaerts, die 10 " " ,

Jacobus Campers, die 4 " " .

Jacobus Van den Brandt werd als deken benoemd. In het gildenboek

is die verkiezing ingeschreven als volgt:

"Aldus bij meeste voisen voor deken gecosen Jacobus Van den Brandt

om te dienen naer ouder gewoonte als bij de caerte vermelt".

 

Op 23 april 1775 werd Willem Hoogaerts tot deken verkozen. Hij behaalde 30 stemmen, tegen 7 stemmen voor Jacobus Campers en 1

stem voor Alexander Truyen.

 

Het daaropvolgende jaar, op 23 april 1776, behaalde Jacobus Campers 34 stemmen, Sander Truyen 5 en Egidius Guns 2 stemmen.

Jacobus Campers werd bijgevolg als deken aangesteld, "om te dienen naer ouder gewoonte en volgens de caerte".

 

Ten slotte vermelden we nog één verkiezing, namelijk van 23 april 1841. Eén enkele zin neergeschreven in het gildenboek volstond om de aanstelling van een nieuwe deken te melden:

"deken gekosen Peeter Lauryssens in plaats van Jan Meeusen afgaende".

 

Lijst der bekende dekens

 

1606 Geeraard Boeckx en Jan De Clerck

1611 Simon Pauwels en Michaël Wuyts

1614 Jan De Clerck en Pieter van de Venne

1617 Jacop Wyns en Jan Matheussen

1660 Laureys Bervoets

1661 Gommaer Ghysels

1663 Andries Bervoets - Jan Jordens

1664 Jan Toel Jordens

1665 Thomas Wijns

1665 Michiel De Vry

1665 Gommaer Ghysels

1665 Peeter Jacobs, "affgaende decken"

1665 Andreas Bervoets

1666 Jan Jordens en Adriaan Van den Kieboom

1768 Jacobus Bal en Francis Proest

1770-1771 Cornelis van Heyst

1773? Cornelis Van Mol

1774 Jacobus van den Brandt

1775 Willem Hoogaerts

1776 Jacobus Campers

1778 J. B. Spruyt - Jan De Roover

1789 Jan Wuyts - Michiel Wouters

1790 Martinus Ghys - Petrus De Visser,

1791 Christiaan Van Ghiel - Joannes Wuyts,

1792 Petrus Peeters - Petrus Van den Langenbergh,

1793 Petrus Joostens - Michiel Wauters,

1794 Franciscus Matheussen - Joannes Oort,

1795 Petrus Verbraeken - Joannes-Baptista Geerts,

1796 Jan-Baptist Van Leemput - Franciscus Van Opstal,

Martinus Ghijsels (+ ...),

1797 Cornelis De Laet - Hendrick Joerdens.

1806 Jacobus Mattheussen - Andries Jordens

1807 Fransus Beulinckx +2.9.1808

1808 Jacobus Dresseleers - Jacobus De Vrey

1811 Adriaan Van den Kieboom - Petrus Weermans

1812 Cornelius Meeus

1826 Robertus Ghysels - Franciscus Bogaerts

1827 Joannes Swanen - Petrus Van Ael

1828 Jan-Baptist Ghysels

1832 Adriaan Van Hoydonck

1833 Godefridus Geerts (gekozen - bedankt)

1834 Petrus Rutten

1835 Willem Hendrickx

1836 Willem Hendrickx - Jan Meeusen

1837 Laureys Wuyts

1838 Peeter Jordens

1839 Jacob Wuyts

1840 Jan Meeusen - Carel Fastré

1841 Peeter Lauryssen ipv. Jan Meeusen afgaende

1842 Peeter Bogaerts (Hoef) ipv. Carel Fastré

1843 Ant. Van Der Smissen

1844 Godefridus Bauwens - Peer Bogaerts

1845 Joannes Van Bouwel - Van der Smissen

1846 Jos De Roover - God. Bauwens

1848 notaris Theuns - Louis Spruyt

1849 Henricus Wuyts

1850 Petrus Rutten

1851 Adriaan De Bont

1852 Sus Eelen

1853 Josephus Geerts

1854 Petrus De Beuker

1855 Franciscus Van Hoeydonck

1856 Jan-Baptist De Vry

1859 Franciscus Verheyen

1860 J. Boeckx

1861 Meeusen

1863 Andreas De Vry

1864 Matheussen - Josephus Wuyts

1865 Franciscus Bogaerts

1866 Henricus Boon

1867 Ludovicus De Vry

1868 Philippus Celens

1869 Jan-Bapt. Van den Langenbergh

1870 Josephus Roevens

1871 Godefridus Meeus

1872 Petrus De Vry

1873 Petrus Kinschots

1874 Jan P. Druyts - Piet Jessen, onderdeken

1875 De Bont - Bauwens, onderdeken

1876 Aug. Fr. Cornand - Jan Fr.Ghysels, onderdeken

1877 Hendrik Rutten - Jan Antonissen, onderdeken

1878 Hendrik Rutten

1879 Jacob Schrijvers - August Smolders

1880 August Janssens - Antonissen

1881 Charles Van Gestel

1882 Ferd. Van Hoeydonck en onderdeken Jac. Wuyts

1884 Jacob Wuyts

1891 Corn. Ghysels - Frans Meeusen, onderdeken

1892 Frans Meeusen - Leon Rombouts, onderdeken

1896 L. Van den Langenbergh - Louis Van Tiggelen, onderdeken

1897 Louis Van Tiggelen

1898 Karel Van Giel

1899 Constant Van den Langenbergh

1900 Louis Schrijvers

1901 Henri Wuyts

1902 Antoon Meeuwissen

1903 Frans Schrijvers

1904 Karel Brokken

1905 Jos Hermans

1906 Louis De Vry (facteur)

1907 Louis Jordens

1908 August Jessen

1909 Jac Mariën

1910 Jan Van Looy

1911 en 1912 Gust Clement

1913 Jan De Vry

1914 Jan Grauwmans

1915 Frans Ghysels

1925 Jacob Vermeiren, deken, Ch. Adriaenssen, onderdeken

1927 Edward Van Giel

1928 Louis Leys

1929 en 1930 Jan Hendrickx

1931 Frans Van Dooren

1932 Alfons Willems

1934 J.B. Van Besauw, deken, Jules Van Giel, onderdeken

1935 Jules Van Giel, deken

1936 Isidoor Veraghtert

1937 Frans Palmans

1938 Louis Boenders

1939 Constant Van Aert

1947 Karel Nooyens

1948 Jozef Maes

1949 en 1950 Frans Vrints

1951 en 1952 Emiel Jessen

1952 en 1953 Frans Van Schoor

1953 Leon Schryvers

1954 August Mariën

 

Vanaf 1954 wordt de boekhouding van de gilde door de schrijver bijgehouden. Er wordt met een spaarboekje en later ook een bankrekening gewerkt. De functie van deken wordt meer "pro forma" aan de Hoge Gildenraad 'aangegeven'. We verwijzen dan ook hier naar de ledenlijst, waarin aangegeven staat welke gildenbroeder deken, onderdeken, eerste deken of tweede deken was.

 

Vanaf 1985 wordt de functie van deken in de gilde terug hersteld: "Onderdeken wordt Edward Kennis; hij is de man van de financies en dient een kasboek bij te houden. Alle financiële acties moeten langs hem gebeuren...Deken wordt Harry Hendrickx. Hij moet toezicht houden en kontrole doen op de verrichtingen van de onderdeken."

In 1995 wordt burgemeester Harry Hendrickx tot eredeken benoemd. De gilde is ondertussen een V.Z.W. geworden en de controle op de boekhouding van eerste deken Ward Kennis gebeurt jaarlijks tijdens de algemene vergadering met Verloren Maandag.

 

3.1.5. De koning

 

De koning bekomt zijn waardigheid door het afschieten van de koningsvogel. Elke gildenbroeder droomt ervan om ooit koning van de gilde te worden. Meestal blijft het echter bij een droom.

De gildenbroeder die de koningsvogel kan neerhalen wordt onmiddellijk de Koning van de gilde en vroeger was hij ook de held van de dag ten aanzien van de plaatselijke bevolking, die in de feestvreugde deelde en ook meevierde. De koning werd door de dorpsgenoten aangezien als een symbool van de schuttersgilde.

Het belangrijkste kenteken van de koning was en is nu nog de breuk, die werd-wordt gedragen bij alle belangrijke gebeurtenissen (processies, stoeten, gildenfeesten enz.).

De breuk is de gehele verzameling van de 'zilveren' schilden, die door de koningen werden geschonken aan de gilde.

De nieuwe koning was verplicht de breuk binnen afzienbare tijd na zijn meesterschot te vergroten met een zilveren schild, waarop zijn naam gegrift staat, samen met de datum en een tekening die zijn beroep weergaf (bakker, brouwer, maalder, boer enz.). Dat was reeds in 1599 een "aloud gebruik", bij de Oostmalse Sint-Jorisgilde (89).

Artikel 10 van het reglement van 1891 bevestigt het bestaan van de breuk: "Er bestaat een verzameling van zilveren schilden, genaamd "Breuk", die het eigendom van de gilde is".

Het reglement bepaalt ook dat de aftredende koning of keizer of, bij overlijden, de erfgenamen verplicht waren een herinneringsschild ten voordele van de gilde aan te kopen. Het schild moest "een zwaarte hebben van minstens dertig grammen".

De koning kon ook de waarde van een schild betalen, eventueel onder de vorm van bier, waarvan de ganse gilde dan op een bepaalde dag kon genieten.

De koning behoudt zijn hoedanigheid tot op het ogenblik dat een andere gildenbroeder wederom de koningsvogel afschiet bij een volgende schieting (art. 6-d, reglement 1891).

 

In 1599 werd de hoofdvogel afgeschoten door Jacobus De Schrijver, schout en herstichter der St.-Jorisgilde.

De Schrijver, koning der gilde, schonk toen een zilveren kunststuk met de beeltenis van St.-Joris langs de ene zijde, en langs de andere zijde het schild van de schout, versierd in het bovenste vak met een ster en daaronder drie vissen, waarrond het opschrift:

"A° 1599 die 11 Juli Iacobus De Schryver, H. Schoutent en Coninck tot Oostmal."

Dit is nu het oudste schild van de breuk. De oudere schilden zijn wellicht verloren gegaan in de troebele tijden van de XVIde eeuw, "maar Jacobus de Schrijver hield van de oude gilde en heeft haar door zijn voorbeeld nieuw leven geschonken". Tot op deze dag houden de gildenbroeders de oude traditie in ere wanneer zij de koningsvogel afschieten (90).

 

In 1610 mocht de koning van de gilde zelfs met "half zijn huisgezin teeren" op de kosten van de gildenkas. In de rekening van de dekens staat onder meer "nog betaald voor den kost van den koning met zijne dochters voor twee dagen" samen 13 en half stuivers. Volgens pastoor De Molder moet hier sprake zijn van "meerdere maagdekens die de confreers vergezelden op hun uittochten naar het omliggende of op de St.-Jorisdag"(91), alhoewel er in dezelfde rekening nog in een afzonderlijke post staat: "betaald voor de schuttersmaagd met den kost voor 2 dagen" zes stuivers.

 

In 1664 betaalde Adriaan Van den Kieboom "een tonne bier op papegaaidag", toen hij de koningstitel behaalde.

 

Toen J.B. Van der Auwera op 24 augustus 1846,St.-Bartholomeeusdag, de koningsvogel afschoot werd er 86 centiemen betaald voor de strik van de koningin.

 

In 1938 werd de koningsvogel afgeschoten door Jan De Vry, die evenwel de titel afkocht "door het doen van een gift aan de gilde". Onmiddellijk daarop werd de koningsvogel omlaaggehaald door Louis Leys, die insgelijks een "bak ten beste gaf". "De derde maal is voor goed" zeggen de gildenbroeders en weer was bakker Leys de gelukkige om, onder daverende toejuichingen, de hoofdvogel in het gras te leggen. Aldus werd hij formeel tot koning van de gilde uitgeroepen (92).

 

De koningsschietingen bespreken we in het hoofdstuk over het gildenleven, onder de rubriek "5.4.4. Koningsschieten".

 

*

 

Lijst der koningen:

 

Als koningen van de Oostmalse Sint-Jorisgilde kennen we volgens de inschrijvingen in het gildenboek en voornamelijk door de schilden van de breuk:

 

1599: Jacobus De Schrijver

Het oudste schild van de zeer merkwaardige breuk van de Sint-Jorisgilde, vertoont drie zilveren "papegaaien" welke door haken aan elkaar zijn bevestigd. Daaronder hangt een schild met in het midden de patroon van de gilde, St.-Joris, die de draak verslaat en een wapenschild, gehalveerd met in de bovenste helft een ster en in de onderste drie vissen. Omheen de rand volgend opschrift: "Iacobus De Schryver H. Schoutent en Coninck tot Oostmal A° 1599 de II Iuly"". Onderaan een zilveren papegaai die in zijn klauw de kleine kruisboog draagt.

1619: Gelhelmich (Willem) van Renesse

Schild met twee wapenschilden de Renesse en de opschriften, links: "Gilhelmich van Renesse, Heere tot Oustmall, Helllmborch, Odekens-Kerck-Hesbeen ende was Coninck tot Oustmall, 1619".

(rechts, opschrift van Jan George van Renesse, koning in 1645).

1630: Jacobus Allaerts

Schild met drie papegaaien. Omheen als randschrift: "Iacobus Allaerts, Secretaris en Coninck in Oostmalle, Anno 1630".

1645: Jan George van Renesse

Schild met opschrift, rechts: "Ian George van Renesse, Cantor ende Canonick van het Keyserlicke Stiffe, Onse Live Vrouwe van Aken, Coninck int Jaer 1645, den 16 Julius". (op één schild, samen met Gilhelmich van Renesse, 1619).

1661: Peeter Jacobs, den Coninck

1664: Adriaen van den Kieboom

Schild met een grote boom met een kruisboog. Opschrift: "Adriaen Van Den Kieboom, Coninck tot Oostmal, 1664".

1665: Elias Mertens.

Er bestaat een schild met als opschrift: "Dit vereert Elias, Keyser van Oostmal 1680". Elias is een zeldzame voornaam. We veronderstellen dan ook dat "Elias, keyser in 1680" dezelfde is als de koning van de gilde in 1665, Elias Mertens (93). Wellicht werd het schild in 1680 geschonken door Elias Mertens op het ogenblik dat hij de titel van keizer verwierf, nadat hij driemaal de koningstitel had behaald.

1735? Andreas Geerts.

In 1738 behaalde betrokkene de titel van keizer. Hij moet dus vooraf reeds driemaal de koningstitel bekomen hebben.

1768: Willem Hoogaers

1770: Adriaan Adriaenssen,

"Coninck deser gilde geschoten op den 27 augustus 1770". Adriaen Adriaenssens, hoofdschepen, echtgenoot in tweede huwelijk van Cornelia Peeters, overleed te Oostmalle op 19 maart 1777, aan "een beroerte".

1778: Jan Baptist Van Leemput

1792? Mertinus Ghysels (+ 18 nivose jaar 8).

Zijn naam komt voor op een niet gedateerde lijst van de gildenleden en achter zijn naam staat geschreven "coninck".

1795 tot 1807: Franciscus van Turst (Theurst),

schild met opschrift "Franciscus Van Turst wird Koning den 24 Angustus 1795 tot 24 Angustus 1807". Daaronder een ploeg. Op 24 augustus 1811 verwierf hij voor de tweede maal de titel van koning door het afschieten van de koningsvogel.

Hij was lid van de gilde sinds 1785 en hij overleed op 6 april 1814.

1807: Adriaan Van den Kieboom

schild met opschrift "A.V.D. Kieboom, Koning geschooten in Oostmalle den 24 Augustus 1807".

1811: Franciscus van Theurst

schild met een paard voor een ploeg; "Franciscus Van Turst, Koning geschooten in S. Georgius guld tot Oostmalle. Anno 1812". Dat is dus het tweede schild op naam van betrokkene.

1815: Franciscus Bogaerts

schild met passer en winkelhaak; opschrift: "Fransis Bogarts, Koning geschoten op 16 augusti 1815".

1826: J. B. Meeusen

schild met opschrift "J. B. Meeuse, Koning geschote van Ste Joris gulde tot Oostmal, 1826".

Hij schoot de koningsvogel af op 28 augustus 1826. Op dit ogenblik was hij nauwelijks 1 jaar gildenlid, nl.sinds 1825.

1835-1845: J. A. Theuns, notaris, koning geschoten 31 augustus 1835.

schild met een papegaai op een kruisboog en daaronder een "draagbare" lessenaar met inktpot en ganzenveer en als opschrift: "J. A. Theuns 1835".

1846: J. B. van der Auwera

schild met een paard en opschrift: "J.B. Vanderauwera, Koning geschoten van St. Jores guld tot Oostmalle, den 24 Augustus 1846".

1860: J. Geerts

schild afbeeldende een lakenwever voor het getouw en opschrift: "J. Geerts, fabrikant te Oostmalle, Koning der Gilde van den H. Georgius, van 29 Mei 1860 tot 26 Mei 1863".

1863: Antonius Fastré, koning 26 mei 1863.

1874-1877: J.B. Spruyt

schild met in het midden een papegaai op een kruisboog, boven een windmolen; links en rechts daarvan een lauwertak.

Opschriften, boven links: "J. Spruyt, Koning der gilde 1874".

Boven rechts: "Hoofdman gekozen 1888".

1877-1880: Jan-Baptist Van den Langenbergh

1880-1882: P. J. Druyts, hoofdonderwijzer

schild met in het midden een papegaai op een kruisboog boven een schoolgebouw. Links en rechts daarvan een lauwertak.

Opschrift boven links: "P. J. Druyts". Boven rechts: "Koning der gilde 1882".

1883-1889: Cornelis Ghysels, brouwer

schild met in het midden een papegaai op een kruisboog boven twee 'brouwersrieken' en twee biervaten. Opschrift boven links:

"Cornelis Ghysels". Boven rechts: "Koning der gilde 1883-1889".

1889-1895: L. Janssens, hoofdonderwijzer

schild met een papegaai op een kruisboog boven een onderwijzer die met een geopend boek zit voor zes kinderen op twee banken;

hierboven een lauwertak. Opschrift boven links: "L Janssens, Koning der gilde 1889-1895". Boven rechts: "Hoofdman sedert 1909".

1895-1901: Antoon Meeuwissen, maalder

schild met een papegaai op een kruisboog. Daaronder links: een molenijzer, rechts: een windmolen en bomen. Opschrift boven links: "Antoon Meeuwissen, Koning der Gilde"; boven rechts:"van 1895 tot 1901".

1901-1905: Karel Van Giel,

schild met een papegaai op een kruisboog boven 2 korenschoven; hieronder een paard voor een ploeg gespannen. Opschrift boven links: "Karel Van Giel", boven rechts: "Koning der gilde 1901- 1905".

1905-1908: Max. de Renesse (graaf)

zie hoofdstuk II,-2.6.5, i.v.m. de perikelen rond het verkrijgen van een schild.

1908-1922 Louis De Vry

Louis De Vrij staat als koning vermeld op de lijsten van Verloren Maandag en St.-Jorisdag van 1912 tot 1914.

Zijn schild: een papegaai op een kruisboog en eronder pet, wandelstok en tas van een brievenbesteller; hiervan links en rechts een lauwertak. Opschrift: "Lodewyck De Vrij Koning der gilde 1908-1922".

Het feit dat hij zo lang koning was, is wellicht te wijten aan de Eerste Wereldoorlog. De vogel werd pas in 1923 terug 'opgezet'.

1923-1929 Louis Schryvers

"Koningschieting op 22 Mei 1923.

De Koningsvogel is geschoten door Ed. Van Giel welke een halve ton bier heeft gegeven alsdan door Louis Leys welke ook een halve ton bier betaalde voor de derde maal is hij geschoten door Mijnheer Louis Schrijvers welke als koning der Gilde is uitgeroepen". Schild met een papegaai op een kruisboog boven een afbeelding van een steenbakkerij, links en rechts een lauwertak.

Opschrift boven links: "Lodewyck Schryvers", rechts: "Koning der gilde 1922-1929".

1929-1932 en 1935-1938 Edward Van Giel

"Koningsvogel geschoten op 3den Sinxendag 1929.

De Koningsvogel is afgeschoten door 1) Edw. Van Giel 2) Louis Leys welke elk een 1/2 ton gegeven hebben alsdan is hij afgeschoten wederom door Edw. Van Giel welke alsdan als Koning is uitgeroepen."

1932-1935 Frans Van Dooren

"De koningsvogel is den 3de Sinxsendag 1932 door Mijnheer Frans Van Dooren Herbergier geschoten."

1938-1947 en 1953-1955 Louis Leys

"Koningsvogelschieting op 3de Sinxsendag 1938 De Koningsvogel is op 8 Juni afgeschoten door 1. Jan De Vrij

welke hem na betaling van 10 franc heeft terug opgezet 2. Louie Leys heeft hem tweemaal afgeschoten welke alsdan tot koning is

uitgeroepen".

"van 1940 tot 1945 oorlogsjaren: in 1941 niet geschoten.

7 juni 1944-1947 Louis Leys"

"Koningsvogel geschoten op 27 Mei 1953

De 1ste Koningsvogel werd afgeschoten door Louis Boenders: betaald 50 fr. De 2de Koningsvogel werd afgeschoten door Ed. Van

Giel: betaald 50 fr. De titel van koning werd afgeschoten door Louis Leys rentenier welke dan is uitgeroepen tot koning van de

kon. St.-Jorisgilde"

1947-1950 Alfons Schryvers

"Op 3 de Sinxendag 1947 is de koningsvogel afgeschoten door Alfons Schrijvers Zeepfabrikant" Schild met in het midden een papegaai op een kruisboog, boven het fabrieksmerk ASTRA. Opschrift boven links: "Koninklijke St. Jorisgilde, Oostmalle", boven rechts: "Alfons Schryvers, Koning geschoten van 1947-1950".

1950-1953 Jules Van Giel

"Op 3de Sinxendag 1950 is de Koningsvogel afgeschoten door Jules Van Giel Landbouwer".

's Anderendaags was er ten huize van de nieuwe koning en koningin een "smakelijk" feest voor de hele gilde.

Schild met in het midden een papegaai op een kruisboog, links en rechts hiervan lauwertakken en onderaan een 'zaaiende' landbouwer. Opschrift boven links: "Juul Van Giel", boven rechts: "Koning der gilde 1950-1953".

1955-1958 Albert Boeckx

"Koning geschoten op 24 April 1955 daar vorige Koning Louis Leys schielijk was overleden op 22-2-1955.

1ste vogel (geschoten) door den Hoofdman Jules Van Giel-Bevers welke hem terug liet opzetten 2de vogel Albert Boeckx welke tot koning werd uitgeroepen"

1958-1961 Louis Bartholomeeusen

"Koning geschoten op 2de Sinxendag 1958 door Louis Bartholomeeussen-Van Den Bulck die de gilde een feestmaal heeft aangeboden waarvan de leden veel genot en plezier beleeft hebben"

1961-1964 en 1970-1973 Richard Scheynen

"Koning geschoten 11 mei O.L.H.Hemelvaart 1961 door Richard Scheynen-Jordens. De belangstelling was overgroot. Bij eerste vogelafschieting mocht de vogel niet meer opgestoken worden. Dus leute en plezier met hopen."

Op 18 mei 1970, tweede Sinksendag, schoot Richard Scheynen zich ook koning. De strijd tussen de 26 gildenbroeders duurde 3 uur.

De koning en de koningin hebben de gildenbroeders en -zusters een koffie aangeboden op 13 juni 1970.

Op 28 juni 1970 schoot Richard zich bij het vierde schot opperkoning van de Hoge Gildenraad der Kempen te Nieuwmoer.

Op 29 juni 1975, tijdens het landjuweel te Herentals, hernieuwde hij zijn titel van opperkoning met het eerste schot.

Maar spijtig genoeg kon hij het 'opperkeizerschap' tijdens het landjuweel te Brecht op 7 september 1980 niet bemachtigen.

Richard overleed plots vroegtijdig op 14 maart 1983.

Schild met afbeelding van een arbeider in een steenbakkerij, met links en rechts lauwertakken. Opschrift : "Koning der gilde

1961-1964 (daartussen een papegaai op een kruisboog) 1970-1973.

Opperkoning 1970-1975-1980. Richard Scheynen).

1964-1967 Achiel Van Dael

Vrijgezel Achiel Van Dael nam deel aan de koningsschieting van 2de Sinksendag 1964 als zoon van weduwe Van Dael en schoot zich na een strijd van twee en een half uur koning.

Koning en koningin (zijn moeder) hebben de gilde een koffie aangeboden.

1967-1970 August Canters

Op 2de Sinksendag 15 mei 1967 heeft August Canters de koningsvogel afgeschoten na een uur strijd. 25 gildenbroeders en -zusters waren aanwezig. Een week later was het koffiefeest geschonken door de nieuwe koning.

Schild met in het midden een papegaai op een kruisboog boven een schuifpasser, links en rechts een lauwertak. Opschrift: "Koning geschoten op 15 mei 1967-1970, Canters August".

1973-1976 Louis De Gruyter

Louis De Gruyter schoot zich in de derde ronde tot koning. 20 gildenbroeders en 25 gildenzusters waren aanwezig. De wip stond toen achter de feestzaal aan de Lierselei.

Schild met een papegaai op een kruisboog boven de 'Boerentoren' te Antwerpen, met links een lauwertak. Opschrift: "Koning der gilde 1973-1976 Louis De Gruyter".

1979-1982 Raymond Hellemans

Onder uitzonderlijk grote belangstelling - er kwam namelijk een V.V.V.-wandeling met 150 personen langs - schoot Raymond Hellemans zich in de eerste ronde en als eerste schutter koning.

Uittredend koning Ward Kennis had namelijk de vogel met zijn drie "voorschoten" wel geraakt maar ook gemist. Geen andere van de 22 gildenbroeders kon de vogel in de eerste ronde raken.

Na het Brabants gildenfeest van 2 juli 1979 te Neder-Over- Heembeek heeft de koning de gilde bij zich thuis te Massenhoven ontvangen.

"We kregen daar eten en drinken zoveel we konden binnenkrijgen."

Op 23 november 1979 werd het koningsfeest gevierd.

Op 21 maart 1980 werd bij Raymond Hellemans een zoon, Dries genaamd, geboren. Tot zijn achttiende verjaardag werd Dries als 'gildenprins' bestempeld. Zoals in het register aangekondigd, werd Dries dan ook op 25 april 1998 in de gilde gekozen.

Schild met een papegaai op een kruisboog boven een tekening van een metser, met links en rechts een lauwertak. Opschrift: "Koning der gilde 1979-1982, Raymond Hellemans".

1985-1988 en 1988-1991 Paul Harts

Paul Harts schoot zich op 27 mei 1985 in de tweede ronde tot koning op de nieuwe wip in de Warande. Het koningsmaal was na het bezoek aan het gildenlokaal (de "Central") in "t Salphenhof".

Voor de tweede maal schoot hij zich koning met zijn eerste schot op 23 mei 1988. Het koningsmaal ging dezelfde avond door in het nieuwe gildenlokaal.

In 1991 kon Paul de keizerstitel niet bemachtigen.

1976-1979 en 1982-1985 en 1991-1994 en 1994-1997 en 1997-... Eduard Kennis

Op 7 juni 1976 schoot Ward zich in de vijfde ronde koning. 25 gildenbroeders namen aan de strijd deel. Scheynen en Sterkens hadden de vogel wel doen draaien maar niet afgeschoten.

"De eerste halt was bij Gust Willekens om de geleden spanning weg te drinken en de laatste halt was bij de War en Margriet thuis. Het uur van stoppen is niet geweten maar er moet wel tot in de vroege uurtjes muziek geweest zijn."

De spannende strijd van 1982 wordt beschreven onder hoofdstuk V,

rubriek 5.4.4.

Schild met papegaai op een kruisboog boven het kenteken C M, C.V.Z. Opschrift: "Koning der gilde 1976-1979 Eduard Kennis". Op 20 mei 1991 schoot Ward de vogel af in de eerste ronde. In de 'jeneverschieting' die daarop volgde bewezen Paul Harts, Vic Bertels, Mon Hellemans en Stefaan Wouters ook nog hun schutterskunsten.

Op 23 mei 1994 namen 31 schutters aan de koningsschieting deel.

Maar koning Ward schoot de vogel af met zijn derde voorkeurschot.

In de eerste ronde van de 'jeneverschieting' lukte het nog 9 schutters de vogel af te schieten. Na de tweede ronde bleven nog over: Luc Kennis, Fred Crols, Marcel Peeters en natuurlijk koning Ward Kennis. In de derde ronde schoot alleen nog Marcel Peeters over en hij mocht de fles in ontvangst nemen.

Op 19 mei 1997 was het eerste schot raak. De koninklijke St.-Jorisgilde van Oostmalle heeft in het jaar 2000 nogmaals een keizer!

 

3.1.6. De keizer

 

De titel van keizer wordt toegekend aan al wie drie achtereen- volgende keren de koningsvogel heeft afgeschoten en daarenboven drie achtereenvolgende jaren koning is geweest. Artikel 3-C van het reglement van 1891 bepaalt: Hij behoudt die titel tot er een opvolger is, die aan die voorwaarden voldoet. Hij geniet levenslang 'half gelag'. Dat is verleden tijd, nu geldt de regel: eenmaal keizer, altijd keizer !

 

Volgens de Kaart door de Wet van de Hoge Gildenraad der Kempen in 1953 aan de gilde toegekend wordt "wie drie maal achtereen de koningsvogel schiet, Keizer der gilde voor het leven. Hij blijft vrij van alle gelagen".

 

De volgende keizers zijn ons bekend

 

1680: Elias 'keyser van Oistmal'

schild met als opschrift: "Dit vereert Elias, Keyser van Oostmal 1680" en daaronder een kruisboog met drie papegaaien. Die 3 papegaaien illustreren het feit dat betrokkene driemaal na elkaar de koningstitel behaalde. In dit geval werden de koningschietingen in die tijd slechts alle 5 jaren ingericht. De "keyser van 1680" is dan dezelfde als de koning van 1665, namelijk Elias Mertens.

 

1738: Andreas Geerts

schild met drie papegaaien en als opschrift: "Andreas Geerts, Keyser van S. Iories Gulde tot Oostmal 1738".

 

We hopen Eduard Kennis in het jaar 2000 als keizer van de gilde te mogen huldigen.

 

3.1.7. De Oudermannen

 

De vier oudste gildenbroeders of -leden zijn van rechtswege ouderlingen of oudermannen. Zij behouden die hoedanigheid tot op het ogenblik dat hun lidmaatschap ophoudt (ontslag-overlijden).

De gilde erkent de wijsheid van de leden met de grijze haren. Zij hebben meestal ervaring opgedaan door het veelvuldig bedienen van bepaalde functies en daarom worden zij in beperkt aantal in het bestuur van de gilde opgenomen.

Hun namen worden in de registers slechts sporadisch genoemd.

Enkele namen van oudermannen volgen hierna.

 

1768 Jan Baptist Smits, Fredrick Bolinckx, Peter Smouts en Frans Verheyen.

1770 Peeter Smauts, J. B. Smits (+1772), Francis Verheijden, Martinus Gooijs.

1775: op 23 april werd door hoofdman G. Geerts,"met content van coninck, dekens en oudermans gekozen voor ouderman": Joannes De Roover, om te dienen naer gewoonte

1796: Jan-Baptist Vervoort, Wouter Jordens, Adriaan Faes, Egidius Guns en daarna: Martinus Ghys, Petrus De Visser, Christiaan Van Giel (na het overlijden van J.B.Vervoort (+1800), Adrianus Faes (+1797) en Egidus Guns.

1806: Wouter Jordens (+23.2.1808), Martinus Gys, Petrus De Visser, Christiaan Van Giel (+5.2.1811).

1808: M. Gys, P. De Visser, Chr. Van Giel tot 1811, Petrus Peeters, Petrus Van den Langenbergh.

1815: Michiel Wouters, Fransus van Opstal, Gommarus Ghijsels,

1826: Michiel Wouters (+1827), Andries Jordens (+1832), Jacobus

Dresselaers, Alexander Pauwels, Adriaan Van den Kieboom, Petrus Weermans

1842: Ghysels Phil. Jacob, Van Giel Peeter, Ghysels Robert

1843: Philip Jacob Ghysels, Robert Ghysels, Van Giel Peeter.

1845: Philip Jacob Ghysels, Van Giel Peter,

1925-1946: Karel Van Giel

1925-1932: Lodewijk De Vrij

1933-1941: Jacob Mariën

1933-1969: Jan De Vrij

1934-1950: Jan Van Ostaeyen

1934-1950: Louis Schrijvers

1936-1961: Frans Ghysels

1938-1955: Henri Bogaerts

1945-1959: Jan Storms

1950-1968: Jos Peeraer

1959-1961: Edward Van Giel

1966-1967: Jan Jordens

1968: Laurent Fierens

1977: August Mariën, Louis Michielsen, Jul Van Aert, Alfons Boenders

1995-1997: Gabriël Etienne

 

3.1.8. De schrijver of secretaris

 

De secretaris werd tijdens de algemene vergadering op Sint-Jorisdag, 23 april, bij meerderheid van stemmen, door de leden gekozen. Hij genoot ook het voordeel van 'half gelag'.

 

In de rekeningen van 1663 en van 1665, opgemaakt door Andreas M. Allaerts, in zijn hoedanigheid van secretaris, is er sprake van deze functie. Een rekening van 13 januari 1665 luidt als volgt:

"Item soo hebben die Rendanten betaelt aenden Secretaris ter saecke indicaris van dese Rekeninghe te hebben geschreven, geappostelleert ende geslooten over ider bladt vier stuyvers, compt te bedraghen alhier mits de groote van vijffthien blaederen eene somme van drie gulden". Deze rekening werd ondertekend door secretaris And. M. Allaerts. Betrokkene was ook secretaris van de gemeente en later zelfs schout te Oostmalle. We vragen ons dan ook af of hij deze rekening ondertekende in de hoedanigheid van secretaris van de gilde of van gemeentesecretaris ?

 

Louis Janssens wordt als secretaris vermeld op een lijst van 1875 en van 1880.

De functie van schrijver werd nadien uitgeoefend door de volgende gildenleden:

August Jessen van 1912 tot 1928.

Henri Bogaerts van 1928 tot 1946.

Laurent Fierens van 1947 tot 1962.

Louis De Gruyter van 1962 tot 1976.

August Jordens van 1977 tot 1985.

Stefaan Wouters is de huidige schrijver sinds 1985.

 

 

3.2. Andere bedieningen

 

3.2.1. De vaandeldrager of alferis

 

De vaandrigs verkrijgen die hoedanigheid door aanneming van het vaandel, bij publieke verpachting onder de leden, alles volgens oud gebruik. Zo bepaalt art. 3-g van het reglement van 1891.

Er is een verschil tussen een vendel, een wimpel en een standaard.

De twee laatste worden gedragen door de cornet, maar het vaandel of vendel behoort aan de vaandeldrager, alferis of vendelier (94).

 

Momenteel maakt de gilde een onderscheid tussen vaandel en vendel.

Een vaandel wordt door de vaandrig of vaandeldrager gedragen. Met het vendel kan de vendelier vendelen. Zo zal het vaandel tijdens een gildenfeest bij de gildenbezittigen beoordeeld worden. Het vendel daarentegen wordt beoordeeld tijdens de wedstrijd vendelen.

*

Het vaandel van de gulde was tijdens de beroeringen van de XVIde eeuw gestolen. Zonder vlag kon de gilde niet meer fatsoenlijk op straat komen: 't zij om in de processies te gaan of als de gildenbroeders in de naburige dorpen feestelijkheden hielpen opluisteren. Het kon toch niet anders of een vlag moest de aantocht van de gilde aankondigen. Onze gildenbroeders, die toch woonden in een dorp met een machtige heer, vonden het beschamend om er zonder vendel op uit te trekken. De schout schreef aan de heer dat de gilde een vaandel nodig had om broederlijke liefde en eendrachtigheid in de gemeente te doen heersen. In 1596 kreeg de gilde een nieuw vaandel, waarop het wapenschild van de schenker, de heer Frederik van Renesse, was afgebeeld. Dadelijk klom het aantal gildenleden van 2 naar 35. Onze schout zal niet weinig fier geweest zijn als hij bij de eerste gelegenheid aan de edele hoofdman -want de volksgezinde Frederik van Renesse liet zich ook graag hoofdman noemen- de oude heropbloeiende gilde mocht voorstellen, om het nieuwe vaandel in ontvangst te nemen (95).

 

In 1614 betaalde de gilde 26 stuivers voor "de rijcousen van den Alferis" (96).

In 1631 ontving de gulde nog een vendel van de weduwe van Willem van Renesse (97).

In 1665 betaalde elke gildenbroeder (47 leden in totaal) zijn deel voor aankoop van een nieuw "vendel". Elk lid betaalde 2 gulden en de schout en de secretaris elk 10 stuivers daarbovenop, zodat in totaal 95 gulden werden vergaard (98). Dit nieuwe vaandel werd aangekocht bij Jan-Baptist Verschueren te Antwerpen voor een bedrag van 110 gulden. Peeter van Laer en Andreas Bervoets betaalden deze som en Verschueren gaf hiervoor een kwijting.

Tweemaal werd de verplaatsing naar Antwerpen gedaan "ter saecken van het vendel" en er werd een vergoeding betaald voor 'verteer' ten bedrage van 18 stuivers.

In hetzelfde jaar (1665) werd ook "eenen nieuwen sluyer" aangekocht voor de alferis. Een totaal bedrag van 22 gl. 19 st.

werd daarvoor bijeengebracht door 45 gildenleden, … rato van 6 stuivers per lid. Die sluier werd geleverd door "Jouffre Bosch" en de kostprijs bedroeg 22 gulden (99).

 

De gildenbroeders of ten minste hun vendeldrager geraakten weleens in de wind, want rond die tijd (1665) lezen wij dat er werd "betaelt aen den vinder van het spriet van het vendel dat verloren was 2 stuyvers"(100).

 

Op 23 april 1834 schonk graaf Leonard du Bus de Gisignies een nieuwe standaardwimpel met vaandel aan de gilde. Aan deze schenking verbond hij echter de volgende voorwaarden: "dat den voorschreven Heere, Jonkers en hunne nakomelingen ten eeuwige dagen vrij zullen zijn van alle boeten die aen deze gulde is onderworpen, alsook vrij zijn van allen gelag". Het bestuur van de gilde aanvaardde deze voorwaarden.

 

In 1891 bezat de gilde een vaandel en een wimpel en "bij ieder is een sluier gevoegd". Zij werden door de gilde onderhouden en door de vaandrigs ontrold en gedragen in de processies, de gildenmissen, de rouwmissen voor overleden leden, de schietingen van de koningsvogel en de prijsvogels, feesten en andere gelegenheden.

Bij ziekte of andere aanvaardbare reden van de vaandrigs werden de vaandels gedragen door een van de zes jongste gildenleden, die dan

ook "halfgelag" genoten.

 

Op de vrouwkensdag en in de mis voor een overleden vrouw werden de vaandels gedragen door de vrouwen van de vaandrigs, of bij ont- stentenis daarvan door de jongste der vrouwen (reglement van 1891, art.8).

In 1877 werd er 2,88 fr. betaald aan Godefridus Meeus voor "bekleedsel voor 't vaandel".

Ook in 1881 werd er 2 fr. betaald voor onkosten aan het vaandel en in 1886 voor het herstellen van het vaan (A.S.) 18,-fr.

 

Welk vaandel of welke vaandels er door de brand in 1904 werden vernietigd konden wij niet achterhalen. In ieder geval bevinden geen enkele van de vaandels uit vorige eeuwen zich momenteel bij de gildenbezittingen.

 

In 1908 schonk graaf Maximiliaan de Renesse een nieuw vaandel aan de Sint-Jorisgilde. De perikelen hieromtrent werden reeds uitvoerig beschreven in hoofdstuk II, rubriek 2.6.5..

 

Nogmaals verdient dit vaandel echter onze aandacht!

Op de goudkleurige ondergrond met groene kader en gouden franjes bevindt zich het St.-Andrieskruis. Dit kruis treffen we aan op vele gildenvaandels. In de ronde in het midden: St.-Joris verslaat de draak. De hele vlag is versierd met rode en blauwe bloemen op groene takken. Opschrift: bovenaan Sint Jorisgilde, onderaan Oostmalle, links 1579 en rechts 1908. Wapenschild in de rechterbenedenhoek: het wapenschild 'van Renesse-Breidbach' (gevierendeeld met links boven de leeuw van Renesse, rechts boven en links onder de ruiten van Hamal, rechts onder de draak van Breidbach).

Merkwaardig aan deze vlag is de stichtingsdatum 1579: vermoedelijk de vermeende datum van heroprichting van de gilde.

 

De vlag herstellen kostte in 1932 155 fr.

 

In 1952 verwierf de gilde een nieuw vaandel, bijna een kopie van het vorige. Het kader rond de vlag wordt echter lichtblauw. De stichtingsdatum wordt uiteraard 1523 en het opschrift bovenaan wordt "Koninklijke" St.-Jorisgilde". Er komt ook een kroon boven de ronde met "St.-Joris verslaat de draak". Het wapenschild wordt behouden.

Deze vlag werd devoot ingewijd en uitbundig gevierd tijdens het gildenfeest van 22 juni 1952 te Oostmalle.

In 1959 werd de riem van de vlag "hernieuwd" voor 10 fr. (het betreft hier waarschijnlijk een reparatie). In 1960 kostte "het maken" (waarschijnlijk weer een reparatie) van de vlag 225 fr.

In 1964 werd de vlag bij de zusters van O.L.Vrouw van Nazareth (trappistinnen) in herstelling gegeven voor 1100 fr.

 

In 1980 liet de gilde door dezelfde zusters een nieuw vaandel maken. Het is een kopie van het vaandel van 1952.

Alleen lieten onze bestuurders, in de overtuiging dat het een Waalse haan was, de draak uit het wapenschild verwijderen en vervangen door een leeuw. Vermits het wapenschild "Breidbach" alleen door de oudste erfgenaam gedragen mag worden en deze naamdrager ondertussen kinderloos gestorven was, deden onze bestuurders hiermede (weliswaar ongeweten) een terechte historische correctie.

Samen met het nieuwe St.-Jorisbeeld werd dit vaandel op 21 februari 1981 gewijd. Karel Gabriëls ("de Choerel") is sindsdien vaandeldrager.

Tijdens de uitvaart van een gildenzuster is het zijn echtgenote Magda Van Dijck ("Magd van de Choerel") die de vlag met de zwarte sluier draagt.

 

In 1980 kocht de gilde ook een nieuw vendel. Het bevat een zwarte tekening van St.-Joris op witte achtergrond. Ludo Wuyts was de eerste vendelier. Vanaf 1986 nam Harry Paulussen dit vendel over.

 

 

Lijst van enkele vaandeldragers

 

In 1662-1665 was Jan van den Zande, alferis van de gilde. Op een lijst van 1768 werd A.F. Geerts als alfeer en Cornelis Van Heijscht als vendrick vermeld. Geerts werd ook op een lijst van 1770 als venderick vermeld.

Jacobus Jordens was alferis in 1796. Hij overleed op 11 nivose jaar 11 van de Franse republiek (=1 januari.1803).

In 1806 vervulde Fredericus Paeshuys de functie van alferis, tot op de datum van zijn overlijden, namelijk 9 augustus 1812.

Fransus Verhoft was alferis in 1815 en op een lijst van 1826 is achter zijn naam vermeld: "uytgegaen".

Willem Ghysels was lid van de gilde sinds 1832; in 1834 werd hij verkozen tot alferis en hij bleef tot minstens 1845 deze functie behouden.

Frans Verheyen was alferis in 1875, en Bernard Rombouts wordt in 1878 als "vaandrager Sint-Joris 1878" vermeld.

Van 1901 tot 1910 zijn Andreas De Vrij (opgevolgd door zijn zoon Louis) en Frans Tengrootenhuyzen "vandrik".

Jacob Mariën was vaandrig in 1928, volgens de inschrijving in het gildenregister.

Ludo Wuyts was vendelier van 1980 tot 1986.

Vanaf 1986 is Harry Paulussen vendelier.

Karel Gabriëls is vaandeldrager vanaf 1980.

 

3.2.2. Trommel, trommelaar of tamboer

 

Volgens het reglement van 1891 was de functie van knaap gekoppeld aan deze van tamboer. Artikel 3-h van dit reglement bepaalde dat de "knaap of tambour" gekozen werd door de leden. Hij was vrij van "alle gelag". "Hij is gelast de trommel te slaan zo dikwijls het bestuur zulks nodig oordeelt, alsook de aanzeggingen te doen der bijeenkomsten of vergaderingen, en andere kleine diensten of boodschappen voor het bestuur, zoals van ouds 't gebruik is".

Hij geniet een schadeloosstelling of vergoeding welke door het bestuur vastgesteld wordt". Als hij zijn dienst verwaarloosde kon hij afgezet worden. Hij ontving zijn bevelen van de hoofdman of van zijn plaatsvervanger.

Wij zijn wel de mening toegedaan dat de functies van tamboer en knaap voor 1891 niet gecumuleerd werden.

 

Voor versiering van de trommel van de gilde werd, in 1608, "zes ellen kousbandlint" aangekocht, "alles te samen voor zeven stuivers" (101).

 

De trommel was "een kostelijk instrument" en ze moest af en toe worden nagezien of hersteld.

In 1671 werden 3 guldens betaald voor reparatiekosten.

In 1771 kocht de gilde een nieuwe trommel voor een bedrag van 6 guldens en 10 stuivers (102).

De trommel werd hersteld in 1775 en op Sint-Jorisdag werd de rekening daarvoor betaald: 2 guldens en 2 stuivers.

In 1871 werd er 10,10 fr. betaald voor "zeelen en vel voor de trommel" en in 1884 werd er 0,50 fr. betaald voor herstelling van de trommel.

C. Van Gestel vroeg in 1887 2,25 fr voor het herstellen en het maken van de trommel en aan J.B. Van den Langenbergh betaalde men 3,50 fr. voor de herstelling van het vel van de trommel.

In 1951 kostte het maken van de trommel 300 fr.

Voor vel en snaren van de trom betaalde men in 1956 250 fr. en in 1958 35 fr.

In 1962 noteerde men 100 fr. uitgaven voor de "riem van de roffel" (waarschijnlijk weer een reparatie).

De nieuwe trommel werd in 1980 aangekocht voor 9650 fr. en de koorden voor de trommel (waarschijnlijk voor de oude trommel)

kostten 270 fr.

Op de kleine trommel komen volgende letters voor: "J.D.B., O.M.".

*

 

Henderick Paeshuys, was "tambour deser gilde van Oostmalle" in 1770 en hij vervulde deze functie nog steeds in 1782.

 

Jan Jordens (vader van de huidige hoofdman) was roffelaar vanaf 1930. Zijn zoon Gust volgde hem op in 1953.

Willy Verboven was roffelaar van 1981 tot 1985.

 

De functie van tamboer tijdens een schoon inkomen om de stapmaat aan te geven, wordt vanaf 1993 uitgevoerd door de bestuursleden Mon Hellemans en Jo Boenders. Maar 'roffelaar' kunnen we hen eigenlijk niet noemen. Is hier nog wat voor de jeugd weggelegd ?

 

3.2.3. De knaap

 

Een gilde zonder knaap was vroeger ondenkbaar. De knaap was de duivel-doet-al in de gilde. Zoals we hiervoor reeds schreven werd deze functie vanaf 1891 gecumuleerd met deze van tamboer.

 

In 1609 gingen de schutters naar Hoogstraten. De bode werd vergoed voor het door hem gepresteerde werk, o.a. het verwittigen van alle leden, en de dekens betaalden hem daarvoor 9 stuivers, 1 oordje, en daarbij kreeg hij nog 6 potten Antwerps bier. Of hij dit bier alleen uitgedronken heeft was nergens te vinden.

 

In 1614 ontving de knaap vijf en half stuivers, om "Cornelius De Vrij ende meer andere aan te halen". Hij kreeg ook 12 stuivers toen de gilde "de nieuwen Alferis en den tambour creghen"(103).

In 1661 had de gilde een knecht en voor "het draghen van de briefkens", kreeg hij een pot bier (104).

Dionysius De Bie, was in 1770 "cnaep deser gilde van Oostmalle".

De knaap ontving in 1771 een vergoeding van 1 fl. 4 st. voor "gedaene diensten".

Op St.-Jorisdag 1775 genoot de knaap een vergoeding van 12 stuivers.

 

In 1782 is Hendrick Jordens vermeld als knaap van de gilde.

Petrus Peeters is op een lijst van 1826 als knaap vermeld; op 28 mei 1837 had hij "zijn eerlijk ontslag aengeboden" en in zijn plaats werd Paulus Dekkers tot knaap aangesteld.

 

In 1843 ontving de knaap 3 fr. als vergoeding, in 1848 en in 1849 twee fr.

In de rekening van St.-Jorisdag 1869 werden vergoedingen betaald aan de knaap, nl. 1 fr. voor Sacramentsdag, 1 fr. voor St.-Lucasdag, 1 fr. voor St.-Jozefsdag en 2 fr. voor Sint-Jorisdag.

De naam van de knaap is niet vermeld. Ook de volgende jaren werden deze vergoedingen regelmatig uitbetaald.

In 1886 werd de knaap betaald voor het aanzeggen van een aantal uitvaarten van gildenleden en ook voor het aanzeggen van de inhaling van de nieuwe pastoor. Hij ontving hiervoor 10,-fr.

In 1887 ontving hij 1,50 fr. voor het aanzeggen van de uitvaart voor Mevrouw du Bus.

 

In 1912, 1913 en 1914 bedroegen de uitgaven voor de knaap op Verloren Maaandag 8 fr. en op St.-Jorisdag 1,25 fr.

Voor vergoedingen aan de knaap schreef men bij de uitgaven:

in 1928 op Verloren Maandag 43 fr. en op St.-Jorisdag 12 fr.

in 1931 op St.-Jorisdag 36 fr.

in 1933 op Verloren Maandag 42 fr. en op St.-Jorisdag 30 fr.

in 1946 op Verloren Maandag 150 fr. en op St.-Jorisdag 100 fr.

Het register vermeldt echter niet wie de knaap was.

 

Alfons Hens wordt in het register als knaap vermeld in 1950. Hij is echter reeds in 1954 uit de gilde getreden.

Op Verloren Maandag 1951 werd voor de knaap 90 fr. uitgeboekt.

In 1958 betaalde men nog voor knaap en speelman 200 fr.

In 1962 kostte de knaap slechts 6,50 fr.

 

Als we later nog uitgaven voor de knaap in de kasboeken van de gilde aantreffen, betreft het de uitgaven voor het tijdschrift van de Hoge Gildenraad dat de passende titel "De Knaap" meekreeg.

 

Momenteel wordt de functie van knaap eigenlijk door alle bestuursleden uitgeoefend. Om brieven en berichten aan de leden te bezorgen, om lidgelden te ontvangen, om in te schrijven voor een teerfeest... krijgt ieder bestuurslid een aantal leden toegewezen.

*

Zelfs de knaap van een andere gilde werd weleens betaald. Als de knecht van de gilde van Brecht in 1613 de uitnodiging bracht om te komen schieten, kreeg hij 6 stuivers drinkgeld (105).

De knecht van de gilde van Rijkevorsel ontving 14 stuivers in 1661 voor het brengen van "eenen beschrijffbrief".

 

3.2.4. De speelman

 

Feest vieren zonder muziek was ondenkbaar.

Vroeger zorgden de speellieden voor de nodige sfeer. Soms werden ook narren of "zotten" gevraagd om te zorgen voor veel leute en ambiance.

De rekeningen van de Sint-Jorisgilde vermelden slechts zeer sporadisch de namen van de speellieden of de narren. Meestal werd alleen het bedrag van de vergoedingen, betaald aan de betrokkenen, ingeschreven.

 

In de rekening van 1610, opgemaakt door de dekens Geert Boeckx en Simon Pauwels, lezen wij "betaald aan Anthonis Pellens als andere speellieden de som van 15 stuivers" en daarop volgt "item betaald aan Gommers den Sodt 2 en half stuivers".

Toen werd zelfs de naam van de nar genoemd: "Item nog betaald aan Anthonis Jaenen van de gulde in sotschappen te dienen 10 stuivers".

Het daaropvolgende jaar, 1612, werden de speellieden en de "zot" samen betaald: "Item in 1612 nog betaald aan de speellieden metten sot", samen 10 stuivers.

Onze gilde trok bijna jaarlijks naar Zoersel om er samen met de plaatselijke Sint-Sebastiaansgilde kermis te vieren. "In 1613 te Zoersel voor de speellieden metten sot 22 stuivers en half" (106).

 

De vierde dag van Zoersel kermis, in mei 1662, werd er betaald "aen die spelieden over het speelen van verloeren maendagh, St.-Jorisdach ende die Soersel kermisdaghen, t'samen bij een gereeckent eene somme van drij guldens ende twee stuyvers".

In 1663, op de vierde dag van Zoersel kermis, werd er aan "twee speellieden over die twee daeghen" 3 guldens betaald. Ook op de derde dag van Westmalle kermis genoten 2 speellieden voor drie dagen 4 guldens en 10 stuivers. Met Zoersel-kermis 1665 werd er "aen die speellieden over twee daeghen speelens die somme van drie guldens" betaald.

Op Verloren Maandag 1663 genoot de speelman voor twee dagen een vergoeding van 1 gulden 5 stuivers (107)

Op St.-Jorisdag 1663 werd er 1 gulden en 10 stuivers betaald aan "die twee speellieden voor gespeelt te hebben opden voors. dach".

 

In 1664 ontving de speelman "over speelen te kermisse ende die twee voors. daghen (2 dagen met Verloren Maandag) in totaal 37 stuivers en twee oorden. Tijdens hetzelfde jaar ontvingen nog "twee speellieden over twee daeghen speelens", een bedrag van 3 guldens.

Als vergoeding voor twee dagen spel op het teerfeest van Verloren Maandag 1665 ontving de speelman een bedrag van 2 guldens en 16 stuivers.

 

Peeter Peeters werd als "spelman" genoemd in 1770 en in 1782 was hij nog steeds speelman.

 

Met Verloren Maandag 1771 ontving de speelman een vergoeding van 2 fl. 1 st. 1 oordje en in 1774 voor twee dagen 15 stuivers 3 oorden.

 

Op de teerdag van 8 januari 1951 speelden Doms en Van Leuven muziek en op 11 en 12 januari 1954 was Albert Geens de muzikant.

De speelmannen of muzikanten van de gilde zijn tegenwoordig gildenleden die de muziek spelen voor de begeleiding bij de gildendansen. De trekharmonica ("trekzak") is daarbij het meest voorkomend instrument. De beoordeling van de dans bij het gildenfeest is dikwijls van hen afhankelijk. Terecht mag de Oostmalse gilde dan ook fier zijn op haar speelmannen. In het register vinden we de namen van volgende harmonicaspelers:

1955: Ursula De Gruyter

1958: August Doms

1972: Ursula De Gruyter

1976-1985: Karel Van Uytven

1981-1991: Peter Jordens

vanaf 1988: Alex Vorselmans (die vooral ook meedanst)

vanaf 1988: Alex De Vries

 

 

3.2.5. De cornet

 

Aan het hoofd van de Sint-Jorisgilde reed eertijds, gezeten op een zwaar en stevig boerenpaard, de wimpeldrager of de cornet met de standaard of de wimpel van de gilde. Hij werd gevolgd door de trommelaar, de speelman, de alferis en dan de gildenbroeders, voorafgegaan door de hoofdman, de koning en de dekens. Samen met de mee opstappende medekens of maagdekens vormde de groep een prettig en sierlijk uitzicht.

Het paard moest gevoed en ook gezadeld worden. De gilde betaalde het voedsel van het paard, als de cornet er mee optrok in stoeten of als hij het gebruikte bij allerhande feestelijkheden.

In de rekening van 1662 is een som van acht stuivers ingeschreven, die betaald werden "over het Cornets peert". De uitleg in de rekening van 1663 is duidelijker: "Item soo hebben die Rendanten alnoch betaelt over het voeyeren van het Cornets peert tot Soursel eene somme van 8 stuivers" (dit geschiedde op de derde dag van Zoersel-kermis, in mei 1663). De derde dag van Westmalle kermis van hetzelfde jaar werden 8 stuivers betaald "over het voeder van het Cornets peert".

In 1664, wederom op de derde dag van Zoersel-kermis, werd er 10 stuivers betaald "over t'verteren van het Cornets peert".

De tweede dag van Westmalle-kermis 1664 werd er afgerekend om "het Cornets peert te voederen opden voors. Kermisse dach", 8 stuivers. Op 1 mei 1665, Zoersel-kermis, werd er 8 stuivers betaald "over het voeder van het Cornets peerts".

Eveneens in 1665 werden 10 guldens betaald aan "Jan Vrancx, sadelmaecker, over den coop van eenen sadel voor die Gulde".

Die zadelmaker woonde wellicht in Turnhout, want een gildenlid maakte de verplaatsing naar die stad en ontving een vergoeding wegens kosten gemaakt voor 'verteer'.

De wimpel van de gilde was onderhevig aan slijtage. In 1664 werden 3 stuivers betaald voor het "stoppen vanden wimpel" (108).

 

In 1998 verwierf de gilde een prachtige nieuwe standaard met de beeltenis van Sint-Joris op donkerpaarse ondergrond. Deze standaard werd gewijd in de gildenmis ter gelegenheid van het gildenfeest op 28 juni 1998 te Oostmalle. Cornet Jos Aernouts voert deze standaard gezeten op zijn boerenpaard.

Gelukkig is zo een oude traditie in ere hersteld. Nu rijdt de cornet weer voorop als de Sint-Jorisgilde naar buiten komt. Hij wordt gevolgd door de blazoendragers, de alferis, de vendelier, de koning, de hoofdman, de roffelaars, beeld gedragen door vier gildenbroeders, de speelman, de schutters en de dansers.

 

Een aantal cornets worden vermeld in de registers:

 

1662: Peeter Mattheussen

1770: Geeraerd Henderick, cornet deser gilde.

1796: Jan Dermuyden, corneth. Hij komt ook als cornet voor in de lijsten van 1806-1808 en 1815.

1832: Domien Bauwens, vanaf 29.4.1832. Hij vervulde die functie nog in 1845.

1860: Eelen Francis

1863: Cornelius Meeusen

1875: Joseph Wuyts. Hij was nog steeds cornet in 1880.

1998: Jos Aernouts.

 

3.2.6. De gildenbroeders

 

a) Het inkomen

 

Om gildenlid te worden moet men door een lid van de gilde voorgesteld zijn en bij algemene stemming door de meerderheid aangenomen worden (art. 2 van het reglement van 23.4.1891).

De geheime stemming geschiedt nog steeds met erwten en bonen.

Ieder lid ontvangt één erwt en één boon. Volgens het gebruik bij de Sint-Jorisgilde geldt een erwt als voorkeurstem en een boon als tegenstem. Er wordt rondgegaan met een pet, waarin elk gildenlid een erwt ofwel een boon deponeert, naargelang hij voor of tegen de aanneming van de kandidaat is. Nadien worden het aantal erwten en bonen aanwezig in die pet geteld. Indien er meer erwten dan bonen worden geteld is de kandidaat aanvaard als nieuwe gildenbroeder.

Slechts éénmaal vonden we de toepassing van deze werkwijze vermeld in het gildenboek. Op 23 april 1895 werd Antoon Meeuwissen, na geheime stemming met erwten en bonen, aangenomen als lid of gildenbroeder.

 

Na de aanvaarding door de gildenbroeders moest het nieuwe lid de eed afleggen. De formule van die eed hebben we niet gevonden in het oudste gildenboek. In alle geval moest de nieuwe broeder trouw zweren aan zijn vorst of landvoogd, aan de hoofdman en de andere overheden van de gilde en aan het reglement of de caerte.

Dit blijkt onder meer uit een inschrijving in het gildenboek van 23 april 1776. Op die dag werden "met vollen contentemente van den geheelen regimente in de gilde genomen: Michiel Wouters peeterszone, J. B. Geerts en Philippus Jacobus Van Reuth de welcke hunnen Eedt hebben gedaen in conformiteyt als bij de caerte vermelt in mijne onderget. handen". (get.)"G.Geerts, hooftman".

 

Na het afleggen van de eed moest het inkomgeld betaald worden.

In 1614 bedroeg de inkom 3 stuivers (109).

Jan van Zande en Jan Hendricx betaalden in 1665 te samen 2 guldens en 10 stuivers "over d'incomgeldt"(110).

 

De bekommernis "om geen duifhuis daarvan (=van de gilde) te maken", zoals in de kaart van 1953 gemeld, leeft nog steeds in de gilde.De kandidaat-gildenleden worden verzocht gedurende een jaar als schutter, danser of muzikant aan het gildenleven deel te nemen. Tijdens het 'groot' teerfeest, het teerfeest van Sint-Jorisdag, dat daarop volgt, worden zij dan volgens het oud gebruik 'ingekozen'. Dezelfde avond mogen de nieuw gekozen leden de feestavond komen vervoegen en worden zij hoog boven de schouders, gezeten op een stoel, de dansvloer rondgedragen. Zij moeten daarna met een fles jenever trakteren.

 

b) Evolutie van het bevolkingscijfer van de gemeente en het aantal gildenleden

 

Tijdens de vorige eeuwen telde de gemeente Oostmalle slechts een gering aantal inwoners. We schreven reeds dat de bevolking van de gemeente in 1526 werd geraamd op 446 inwoners, verdeeld over 83 haardsteden of huizen. Andere cijfers geven voor dat jaar slechts 345 inwoners. Dit inwonersaantal werd later geraamd als volgt:

in 1693: 535 inw., in 1711: 562 inw., in 1720: 611 inw., in 1729: 588 inw., in 1785: 701 inw.(111), in 1796: 750 inwoners.

Vanaf 1830 kunnen exacte bevolkingscijfers worden gegeven: 1830: 1.054 inw., 1850: 1.200 inw., 1870: 1.116 inw., 1890: 1.033 inw.

1900: 1.110 inwoners. De aangroei van de bevolking geschiedde vooral tijdens de 20ste eeuw. In 1960 bedroeg het aantal inwoners van de gemeente 3.262 personen. Momenteel bedraagt het aantal inwoners van de deelgemeente Oostmalle meer dan 6.000 personen.

We vermelden deze bevolkingscijfers omdat alzo een vergelijking kan gemaakt worden tussen het aantal inwoners van de gemeente en het aantal gildenleden, vooral in de vorige eeuwen.

*

We weten dat de gilde rond 1592 dreigde teniet te gaan en toen nog slechts twee leden telde. Na dit absolute dieptepunt volgde er een heropflakkering en in 1596 waren er 45 gildenbroeders.

 

Verdere cijfers van het ledenaantal :

Deze cijfers werden getrokken uit de ledenlijsten die voor bepaalde jaren werden opgesteld, ofwel uit de "gelagslijsten", opgesteld ter gelegenheid van teerfeesten. In het laatste geval vermelden de lijsten slechts het aantal aanwezige leden op die feesten.

1606: 53 leden

1607: 60 "

1614: 42 " (aanwezig in de mis met de kermis)

1617: 43 "

1768: 42 " (op lijst)

1770: 47 " (op lijst)

1771: 42 " (op het feest van Verloren Maandag)

1773: 48 " (op het "gelagh" in de "Drij Swaentjens"

1774: 52 " (op Sint-Jorisdag)

1775: 52 " (op Sint-Laurentiusdag)

1776: 38 " (op Sint-Jorisdag)

1777: 46 " (op Verloren Maandag)

1793: 65 " (op lijst)

1806: 60 " ( " )

1811: 48 " ( " )

1826: 43 " ( " )

1836: 31 " (op Verloren Maandag)

1842: 32 " (op Verloren Maandag)

1843: 41 " (op " " )

1845: 53 " (op lijst)

1864: 56 " (op Verloren Maandag)

1875: 27 " (op " " )

1888: 35 " (op Sint-Jorisdag)

1912: 29 " (op Verloren Maandag: 28 mannen en 1 weduwe)

1928: 23 " (op Verloren Maandag)

1934: 28 " (op 19 maart 1934)

1947: 32 " (op Verloren Maandag)

1963: 56 " (op ledenlijst)

1985: 130 " (op algemene vergadering van 28 november 1985

mannen + vrouwen:

1998: 109 " (op de ledenlijst mannen + vrouwen)

 

c) Plichten - Tucht

 

Artikel 11 van het reglement van 23.4.1891 handelt over "de boeten en andere schikkingen".

Alle gildenleden moesten voldoen aan een aantal verplichtingen en er werden ook een aantal verbodsbepalingen opgelegd. Boeten waren voorzien voor alle leden die afwezig waren in de gildenmissen, processies, begrafenisplechtigheden van een overleden gildenlid, stoeten en de koningsschieting. Wie zich onbetamelijk gedroeg werd gestraft. Vloeken, twisten, veel lawaai maken, vechten en ook zonder toelating sterke dranken gebruiken in de gildenkamer vielen onder deze bepalingen. Om in stoet naar de gildenmis of een begrafenisplechtigheid te kunnen gaan moesten de leden, op straf van boete, een kwartier vooraf in het lokaal aanwezig zijn. De zieke gildenbroeders werden van boete ontslagen, maar zij moesten, zoals de andere leden, hun gelag betalen. Zij kregen daarvoor wel "een stoop bier" (art.12 van het reglement van 1891).

Jacop Wijns, oud-deken, werd in 1611 bestraft met 25 stuivers, "ter oorzake van zekere luimige woorden en van meer andere onbehoorlijkheden door hem op St.-Jorisdag" gepleegd, en Hendrick De Clerck werd voor gelijkaardige feiten beboet met 8 stuivers.

Op Verloren Maandag 1870 werden boeten betaald door Henri Boon en door Celens en op Sint-Jorisdag 1871 door Bogaerts, Boon en Druyts. Er is echter niet vermeld voor welke feiten betrokkenen bestraft werden.

 

De boeten die de gildenleden opliepen voor afwezigheden of te laat komen op godsdienstige plechtigheden, op activiteiten georganiseerd door de gilde en dergelijke bespreken we hierna in hoofdstuk IV, in de diverse rubrieken die betrekking hebben op het gildenleven.

 

d) Het uittreden

 

Zoals er redenen bestonden om lid van een gilde te worden, zo waren er ook oorzaken om de vereniging te verlaten: verhuizing, ziekte, huishoudelijke zorgen, ontevredenheid en noem maar op.

Om gegronde redenen kon de bewuste broeder van zijn eed ontslagen worden, maar hij moest dan volgens de kaart uitgaansgeld betalen (112).

Hierover vinden we practisch niets in het oudste gildenboek. Er is wel enkele malen vermeld: "uytgegaen, overleden, dood", zonder verdere uitleg.

Volgens art.12 van het reglement van 1891, moesten de erfgenamen van een overleden gildenbroeder wel een halve ton bier schenken, die door de gildenbroeders op de dag van de uitvaart van het overleden lid zouden gedronken worden. Bij het overlijden van een gildenzuster moesten de erfgenamen een 'vierendeel' bier offreren, waarvan de vrouwen mochten profiteren op de dag van de uitvaart, "alles volgens oude gebruiken".

 

e) De jubilarissen

 

Op 23 april 1928 vierde de gilde het feest ter gelegenheid van het 50-jarig lidmaatschap van hoofdman Louis Janssens. Hem is toen een beker aangeboden "met inschrift: Aan onzen Hoofdman Louis Janssen 1878-1928".

Op 23 april 1934 vierde de gilde het feest ter gelegenheid van zijn 25-jaar hoofdman van de gilde. Het geschenk van de gilde was een wandelstok.

En de foto die hoort bij volgend feest werd reeds meermaals gepubliceerd:

"Op 23 April 1938 heeft de Gilde den Jubilee gevierd van drie leden den eerste Jubilaris Mijnheer Louis Janssens Hoofdman en Jubilee van 60 jaar lid. Ingekomen op 23 April 1878 den tweede Jubilaris Mijnheer Karel Van Giel ingekomen op 23 April 1888 den derde Jubilares Madame Wed Van Tiggelen.

In stoet heeft de gilde de drei Jubilarissen uitgehaald ten huize en dan de dankmis met groote plechtigheid waarin Mijnheer De Molder pastoor alhier eene aanspraak heeft gedaan ter kerke.

'S middags aan tafel heeft de schrijver eenige woorden van hulde gebracht in naam der leden aan de drie gevierden waarop na de rede allen te samen het lied weerklonk Waar kunnen wij nog beter zijn!

Den geheelen dag werd nog lustig gefeest ter herdenking aan de gevierden."

 

Op 8 september 1935 betaalde Frans Schrijvers 100 fr. om de gilde te trakteren ter gelegenheid van zijn "dekenbenoeming en ontvangst der koninklijke medaille als deken der maalders".

Op 27 juni 1949 haalde de gilde Henri Bogaerts en Theresia Verschueren thuis af ter gelegenheid van hun gouden bruiloft. In stoet ging het dan naar gemeentehuis en kerk. Een geschenk en bloemen werden overhandigd. Op zijn beurt heeft het gouden paar de gilde dan getrakteerd op 4 juli 1949.

Op 9 januari 1950 werd Carolina Mariën-Verbist gevierd voor haar gedurende 50 jaar "ononderbroken" lid zijn. De gilde werd dan door haar in het lokaal getrakteerd op 24 januari 1950.

Op Verloren Maandag 1958 vierde de gilde de jubilarissen Jan De Vry en Frans Ghysels voor hun meer dan 50-jarig lidmaatschap. Op 12 februari werd de gilde dan door de jubilarissen getrakteerd: Frans betaalde de koffietafel en Jan de twee vaten bier.

Op 8 januari 1967 werd Jan De Vry op het gemeentehuis ontvangen omwille van zijn 60-jaar lid van de gilde. Jan trakteerde de gilde met worstenbrood en appelbrood. "Daarna is er gedanst en gedronken tot 3.30 uur in de morgen. Ge moet niet vragen of er plezier is gemaakt en de oudste van onze gilde (Jan De Vrij) heeft er nog het meeste plezier aan beleefd."

 

De Hoge Gildenraad der Kempen honoreert gildenbroeders die een aantal jaren in de gilde zijn of uitzonderlijke verdiensten voor de gilden hebben, met de orde van de papegaai. In 1953 werden de gildenbroeders ontvangen op het gemeentehuis van Westmalle en later op het stadhuis van Hoogstraten alwaar de eretekens werden uitgereikt. Na de plechtigheid volgde nog een feestmaal voor de gevierden en genodigden.

4 mei 1953: Antoon Meeuwissen: gouden papegaai

Jan De Vry: zilveren papegaai

Frans Ghysels: zilveren papegaai

Jan Storms: zilveren papegaai

Henri Bogaerts: zilveren papegaai

Jozef Peeraer: zilveren papegaai

1961: Jan Jordens: zilveren papegaai

12 mei 1963: Jozef Peeraer: gouden papegaai (50 jaar lid)

2 mei 1965: Jules Van Giel: zilveren papegaai (35 jaar lid)

7 mei 1967: Jan De Vry: gouden plaket (60 jaar lid)

7 mei 1967: Louis Boenders: zilveren papegaai (35 jaar lid)

11 mei 1975: Richard Scheynen : zilveren papegaai (opperkoning)

3 mei 1981: Richard Scheynen: gouden papegaai (2de x opperkoning)

1 mei 1983: Louis De Gruyter: zilveren papegaai

6 mei 1984: August Mariën: zilveren papegaai

5 mei 1985: August Jordens: zilveren papegaai

5 mei 1985: Staf Vervoort: zilveren papegaai

4 mei 1986: Alfons Boenders: zilveren papegaai

4 mei 1986: Louis Michielsen: zilveren papegaai

4 mei 1986: August Canters: zilveren papegaai

3 mei 1993: Bert Van Tichelen: zilveren papegaai

5 mei 1996: August Jordens: gouden papegaai

4 mei 1997: Edward Roosenbroek: zilveren papegaai

 

 

3.2.7. De gildenzusters

 

Alhoewel we er in de oude registers weinig over terugvinden, veronderstellen we dat de vrouwen steeds aan het gildenleven hebben deelgenomen.

Het reglement van 1891 voorziet een "Vrouwkensdag" op de dinsdag na Verloren Maandag. De hoofdman moest bij zijn verkiezing de gildenvrouwen trakteren in zijn huis. De vrouwen moesten mee "uitleggen" voor het geschenk van de nieuwe koningin. Het vaandel werd bij overlijden van een gildenzuster gedragen door de vrouw van de vaandrig.

Het reglement van 1925 voorziet ook dat de echtgenote als lid aanvaard wordt en lid blijft na het overlijden van haar man.

Uit het register kunnen we inderdaad opmaken dat na de Eerste Wereldoorlog de gildenzusters bij de teerdagen en tal van feestelijkheden, zoals het vieren van jubilarissen, aanwezig waren. De groepsfoto's bij zulke gelegenheden genomen, getuigen hier ook van.

Het is echter vooral na de Tweede Wereldoorlog toen de beoefening van de gildendansen begon, dat de gildenzusters in Oostmalle actief van het gildenleven gingen deel uitmaken. We verwijzen in dit verband naar de lijsten van activiteiten en gildenfeesten.

Vanaf 1983 gaat de Hoge Gildenraad der Kempen de trouwe aanwezigheid van de gildenzusters belonen met de "Orde van trouw".

Ook verscheidene Oostmalse gildenzusters werden reeds voor hun trouw aan de gilde met een sierspeld beloond. Zie hiervoor de ledenlijst.

Op 28 november 1985 werd aan de vrouwen van de St.-Jorisgilde van Oostmalle stemrecht gegeven voor de verkiezing van hoofdman en bestuur. Ze mogen echter zelf nog geen bestuursfunctie uitoefenen.

Sinds 1996 mogen ook de gildenzusters deel uitmaken van het 'zestal' dat zijn gilde vertegenwoordigt tijdens een schietspel of gildenfeest van de Hoge Gildenraad der Kempen. Voor Oostmalle was Maria Meeusen de eerste vrouw in dit zestal in 1997.

Het gildenleven zonder de gildenzusters is op het einde van de twintigste eeuw totaal ondenkbaar geworden.

 

We schreven reeds dat de Hoge Gildenraad de gildenzusters beloont voor hun trouw aan de gilde met de "orde van trouw". Deze 'broche' wordt jaarlijks uitgereikt in de loop van oktober in de parochiezaal te Rijkevorsel. Na de uitreiking worden er meestal door de aanwezigen gildendansen uitgevoerd.

Volgende Oostmalse gildenzusters ontvingen reeds een broche:

2 oktober 1983: Stefanie Leys-Verelst: gouden juweel

Maria Jordens-Mariën: gouden juweel

Maria Thielemans: gouden juweel

Hortensia Schryvers-Saveniers: zilveren juweel

Fien Fierens-Boudewijns: zilveren juweel

7 oktober 1984: Roza Mariën-Veraghtert: zilveren juweel

6 oktober 1985: Liza Willemsen-Oostvogels: zilveren juweel

2 oktober 1988: Maria De Schepper: zilveren juweel

6 oktober 1990: Emma Scheynen-Jordens: zilveren juweel

17 oktober 1993: Elisa Gyles-Van der Beken: zilveren juweel

Jeanne Van Tichelen-Willemsen: zilveren juweel

6 oktober 1996: Mariette Jordens-Lenaerts: zilveren juweel

4 oktober 1998: Amelia Seeuws-Jordens: zilveren juweel

 

 

IV. IV. GODSDIENSTIGE EN SOCIALE VERPLICHTINGEN

 

4.1. De processies

 

De gildenbroeders waren op straf van boete verplicht deel te nemen aan de jaarlijkse processies: Heilig Sacramentsprocessie en Kermisprocessie. Artikel 11 van het reglement van 1891 legde een boete van 1 fr. op aan de leden die afwezig waren in de processies en hiervoor vooraf geen gegronde reden hadden opgegeven.

De gilde had haar vaste plaats in de optocht en ging in een bepaalde orde: de trommelaar, de vendelier of alferis met het zwaaiende vaandel, de cornet -zittend op zijn blinkend ros- die de gildenstandaard torste, de koning omhangen met de 'breuk', de hoofdman gevolgd door de voltallige groep van dekens, oudermannen en gewone gildenbroeders, die in hun midden het beeld droegen van de schutsheilige. De volgorde van de gilde in processies en ommegangen was nauwkeurig bepaald en de gildenleden hielden eraan dat deze eeuwenoude tradities stipt werden gevolgd.

Zij waren zich bewust van hun waardigheid en ook fier op hun groots verleden.

Ook de speelman volgde, samen met de Sint-Jorisgilde,de processies op "St.-Laureysdag" en in 1662 ontving hij daarvoor een vergoeding van 12 stuivers en 2 oorden. De rekening vermeldt niet op welk ogenblik hij zijn muzikaal talent het meest gebruikte: tijdens de processie of daarna (113).

In 1663 werden 12 stuivers en 2 oorden betaald aan de speelman om in de processie "te speelen" en in 1664 zelfs één gulden "aenden

speelman over t'speelen inde processie" (114).

 

De Oostmalse gilde had, zoals "in oude tijden" de gilden in de grote steden, zelfs een maagd of 'medeken'. De gildenbroeders lieten hun maagd niet verschijnen in een armzalig plunje. In 1608, Adriaan van Eynde en Peer de Roover waren toen dekens, werd er 5 guldens en 5 stuivers betaald voor "den schuttersmaagdrok".

Het vervaardigen van de rok kostte ook nog 10,5 stuivers. Er was toen wellicht nog geen sprake van 'arm Mal'. Uitgedost met die mooie rok, zal het maagdeken van Oostmalle wel fier mee opgestapt zijn in de processies (115)!

In 1664 werden de medekens betaald: "Item och voor die medekens betaelt vijff st." en in 1665 ontvingen "die maeghdekens" zelfs iets meer, namelijk 5 stuivers en 2 oorden.

 

We schreven reeds dat de geestelijkheid in het begin van de 18de eeuw klaagde "over het groot schandael door de guldens veroorzaakt" omdat die in de processies opstapten "met trommels, vendels, fusieken en andere dergelijke instrumenten". Het overtollig geroffel op de trommels, het storend gepraat van de gildenbroeders en vooral het afschieten van de "fusieken", werden aanzien als een gebrek aan eerbied en stoorde de ommegangen.

Een edict van 13 juni 1713 legde aan de gilden een aantal verbodsbepalingen op. De gilden mochten voortaan niet meer in de processies verschijnen met trommels, vendels, fusieken en andere dergelijke instrumenten.

De Oostmalse gilde stoorde zich niet aan die verbodsbepalingen.

De pastoor richtte zich tot de schout en deze verwittigde dan de dorpsheer en wees op de straffen en de boeten die konden opgelopen worden. Hoe de heer reageerde om een oplossing te bekomen in deze zaak hebben we niet gevonden (116). We menen wel dat er een akkoord werd bereikt. Beide partijen zullen wellicht enkele toegevingen hebben gedaan, zodat de gilde, naar oude traditie, verder kon deelnemen aan de jaarlijkse processies.

 

Pastoor De Molder schreef in 1947 het volgende:

"Nu op onze dagen gaat de St.-Jorisgilde in de jaarlijkse processie van Hoogwaardig en ook op St.-Laurentiusdag, maar op fatsoenlijke wijze. De trommel wordt nog gebruikt, alsook wordt het gildenvendel medegedragen, maar hier is er geen spraak meer van misbruiken, zoals in de 18de eeuw (117)".

De Oostmalse pastoor Ludovicus Pacquay noteerde omstreeks 1752 in zijn 'manuale' dat de gildenbroeders na de processies van Sakramentsdag en van Sint-Laurentius 'ten offer' kwamen, 'de pastoor staande voor de communiebank' (118).

 

Het reglement van 1891 schreef voor dat de gildenbroeders die afwezig waren in de processies werden beboet, als zij geen geldige reden voor deze afwezigheid konden opgeven. Dit voorschrift was reeds volgens de caerte van 1728 van toepassing. Ook waren de leden verplicht samen met de gilde en op de juiste plaats mee op te stappen.

 

Op 5 juni 1836, werden enkele "guldebroeders op Heilig Sacramentsdag beboet, om in de processie niet op behoorlijke plaets gegaen te hebben" en op 14 augustus 1836, ter gelegenheid van de Sint-Laurentius-processie, werden wederom 2 broeders beboet om dezelfde redenen (119).

Op 5 juni 1836 werden gestraft: Godfr. Geerts, De Bont en De Maeght. Dezelfde gildenleden werden ook op 14 augustus 1836, St.-Laurentius, beboet omdat ze in de processie niet "ter plaets hebben gegaen". Uit deze tekst besluiten we dat de betrokkenen wel aanwezig waren in de processie, maar niet op de juiste plaats bij de gilde. Zij stapten, uit hoofde van hun functies, waarschijnlijk mee op in de groep van het gemeentebestuur of de kerkfabriek.

 

Jacob Van den Langebergh was afwezig in de processie en Rutten, God. Geerts, De Bont en J. Bauwens waren op 28 mei 1837, H. Sacramentsdag, niet "bij de guld op de plaets". Zij werden allemaal beboet.

 

Op 17 juni 1840 werden P. Geerts en notaris Theuns beboet omdat zij afwezig waren in de kermisprocessie. De notaris kreeg ook nog een boete omdat hij op Verloren Maandag niet aanwezig was in de mis. Ook op 15 augustus 1841 werd notaris Theuns beboet omdat hij niet mee opstapte in de processie.

Joseph Geerts, Sus Van Hoeydonck en Jacob Brocken betaalden op Verloren Maandag 1846 ieder een boete van 40 stuivers omdat ze niet aanwezig waren in de kermisprocessie.

Jessen, Cornand en F. Van Hoeydonck kregen een boete op Sacramentsdag 1874.

Notaris Janssens, H. Rutten, Godfried Meeus en August Smolders werden in 1881 beboet omdat ze in de processie niet met de gildenbroeders opgestapt waren. Voor dezelfde feiten werden ook in 1882 een aantal gildenleden beboet, namelijk Druyts, Van de Mierop, J. Brocken, God. Meeus, H. Rutten en A. Janssens, omdat ze op Sacramentsdag 1881 niet in stoet met de gildenbroeders in de processie waren gegaan.

In 1882 was er een geschil met Rutten. Betrokkene wilde slechts een boete van 1,75 fr. betalen. Hij beweerde "twee frank te veel betaald te hebben voor 2 boeten, die hij zegt niet wettig te zijn, daar hij in de processie heeft gegaan bij de lichtdragers, doch de hoofdman, de oudermans, de dekens en de koning beslissen dat de boeten volgens genomen beslissing moeten blijven betaald worden tot nadere verandering". Hoe dit geschil verder opgelost werd hebben wij niet gevonden. Waarschijnlijk heeft Rutten niet verder aangedrongen en de volledige boeten betaald.

 

Een halve ton bier kostte aan de gilde in 1912, 1913 en 1914 met sacramentsdag 9 fr.

 

Op de rekening van St.-Jorisdag werd reeds voor 4,00 fr. twintig liter bier ingeschreven voor:

"Oostmalle kermis" in 1912

"processie Oostmalle kermis" in 1913 en "Nakermis" in 1914.

 

In 1951 betaalde men voor "11 glazen bier" na de processie 55 fr.

Het "gelag" na de sacramentsprocessie van 1955 kostte uit de gildenkas 65 fr. en 14 fr. op 14 augustus 1955.

Op 16 juni 1957 betaalde de kassier 51 fr. en later van hetzelfde jaar, dus met de St.-Laurentiusprocessie, 48 fr.

In 1958: 52 fr. en 56 fr. In 1959: 141 fr. en 100 fr.

En nog in 1959 kostte "het opkuisen van de beelden in de kerk"

16 fr. aan de gilde.

In 1960: sacramentsprocessie: 111 fr. en met de kermis: 90 fr.

In 1961: " : 116 fr. " : 120 fr.

Op 28 mei 1967 vinden we voor de laatste keer een uitgave voor "verteer processie": 137 fr.

 

Na de tornado (25 juni 1967) ging de processie in Oostmalle niet meer uit.

 

 

4.2. Rouwen voor de overleden gildenleden

 

Niet alleen in tijden van feest en vermaak, maar ook in droeve dagen, o.m. bij het overlijden van een confrŠre, waren de gildenbroeders en -zusters één met de rouwende familie. Door hun actieve deelneming aan de rouwplechtigheden en door hun medevoelen poogden zij het leed van de familieleden draaglijker te maken.

 

Het bijwonen van de begrafenisdienst van een lid was verplicht voor elke gildenbroeder. De leden moesten, op straf van boete, een kwartier voor de aanvang van de mis in het lokaal aanwezig zijn.

De gilde ging dan in groep naar de kerk. Bij ongewettigde afwezigheid moest een boete worden betaald. Volgens art.11 van het reglement van 1891 bedroeg die boete toen 1 fr.

 

Bij het afsterven van een gildenbroeder droegen de vier jongste leden het lijk op de dag van de begrafenis. Het baarkleed werd gehouden door de "Overheden", het bestuur van de gilde, of bij onmogelijkheid door de oudermannen, voor een overleden gildenbroeder en door de vrouwen der "Overheden" of, bij onmogelijkheid, door de oudste gildenzusters voor een overleden gildenzuster (art. 12, reglement van 1891).

Dat deze bepalingen reeds voor 1891 van kracht waren, blijkt uit een inschrijving van 1844 toen Jacob Smits een boete moest betalen "voor niet gedragen te hebben", bij de begrafenisplechtigheden van Laureys Wuyts.

 

De andere schutters volgden de lijkbaar en stapten op voor de familie in de eenvoudige lijkstoet. Vlag, wimpel en trommel waren op die dag met rouwfloers omhangen.

Na de teraardebestelling werd in de gildenkamer het lijkbier gedronken en een rozenhoedje gebeden tot zielenlafenis van de afgestorvene.

De erfgenamen van de overledene moesten op de dag der uitvaart een halve ton bier offreren aan de gildenbroeders.

Bij het overlijden van een gildenzuster moesten de erfgenamen een "vierendeel" bier offreren, dat ook op de dag van de uitvaart gedronken werd, maar dan door de vrouwen. Dit artikel van het reglement stelde dat "alles volgens oude gebruiken" gebeurde (art.12, reglement van 1891).

Het drinken van het lijkbier of de doodschuld wortelt inderdaad in een zeer ver verleden.

Enkele voorbeelden :

In 1663 betaalden de erfgenamen 10 gulden voor de "dootschuld van Claes Bervoets, Adriaenssone, ende Adriaen Pullekens"(120).

In 1664 ontving "de rendant van wijlen Peeter van Laer een tonne bier als dootschult ofte daarvoor eene somme van 4 gulden 8 stuyvers"(121).

Eveneens in 1664 werden nog vier tonnen bier geschonken "over 't dootschulden te weten van Stoffel Joris, Jacob Vos, Adam Mattheus ende Peeter de Vrij".

De doodschuld van wijlen Laureys Dreysseleers van Vlimmeren, in 1665, bedroeg 5 guldens en 10 stuivers (122). Dresselaers was als oud-inwoner van Oostmalle wellicht lid gebleven van de Sint-Jorisgilde, na zijn verhuis naar Vlimmeren.

 

In de 19de eeuw was de hoeveelheid bier, geschonken als doodschuld, blijkbaar verminderd. In 1840 werd er "met de uytvaert van een broeder 1/2 ton en met de uytvaert van eene zuster 1/4 ton" gedronken (123).

Maar de erfgenamen van zeer belangrijke personen maakten hierop een uitzondering en schonken wel iets meer. Op Sint-Jorisdag 1870 werd er 5,-fr. betaald aan Dyckmans voor "het aftappen van de ton van wijlen den Burgemeester". Domien Bauwens, burgemeester en hoofdman van de gilde, was inderdaad op 24 maart 1870 te Oostmalle overleden.

In de rekening van St.-Jorisdag 1871 is er een uitgave ingeschreven van 2,50 fr. voor "uitvaert weduwe Roevens" en op Sint-Jorisdag 1875 een bedrag van 2,50 fr. voor de uitvaart van de weduwe Spruyt.

Vanaf 1876 en tot 1896 kostte het lijkbier 4 fr. Deze bedragen komen voor bij de begrafenis van Van Hooydonck en Jan De Vry (rekening van Sint-Jorisdag 1876), van M. Matheeusen bij Nijs (rekening van Sint-Jorisdag 1877). In de rekening van St.-Jorisdag 23.4.1898 werd er 4 fr. ingeschreven voor het lijkbier bij de begrafenis van burgemeester Janssens.

 

Burggraaf Bernard Aimé Léonard du Bus de Gisignies stierf te Ems op 6 juli 1874 en hij werd gebalsemd overgebracht naar de familiegrafkelder te Oostmalle. Voor zover wij konden achterhalen, had hij persoonlijk geen banden met de Sint-Jorisgilde. Zijn zoon Bernard-Daniël du Bus was toen evenwel burgemeester van Oostmalle en hoofdman van de Sint-Jorisgilde. Dat was wellicht de reden waarom de gildenbroeders verzocht werden om aanwezig te zijn op de begrafenisplechtigheden. De gilde kocht zelfs "eenen rouwband, 4 ellen, ter gelegenheid der begrafenis van wijlen den heer Graaf Du Bus". Die rouwband kostte niet minder dan 5,60 fr., zoals blijkt uit de rekening van Sint-Jorisdag 1875.

 

Artikel 9 van het reglement van 1891 stelde ook dat de gilde jaarlijks drie gezongen missen liet opdragen voor de afgestorven gildenbroeders en -zusters, te weten: op Verloren Maandag en de dinsdag daaropvolgende, Vrouwkensdag genoemd en op Sint-Jorisdag. De deken was gelast met de bestelling van de missen.

In een verslag in 1901 opgemaakt door pastoor Coomans wordt dit bevestigd: "De gilde doet jaarlijksch in 't begin van Januari bij de jaarlijksche tering, twee missen zingen voor hare overleden broeders en zusters, en eene ter gelegenheid van Sint-Jorisdag".

 

Deze gebruiken waren reeds lang voor 1891 in voege. Zij werden eenvoudig bevestigd in het reglement. De mis op Verloren Maandag werd opgedragen ter intentie van de overleden gildenbroeders. De aanwezige leden gingen 'ten offer', maar zij moesten voor de mis niets betalen aan de pastoor. De daaropvolgende dinsdag werd de mis opgedragen ter intentie van de overleden gildenzusters. Op 23 april, St.-Jorisdag, werd de mis voor de gulde gezongen, waarin de gildenbroeders ten offer kwamen. Deze mis werd 's zondags tevoren aangekondigd (124).

 

Soms betaalde de gilde zelfs voor een mis, ter intentie van een overleden gildenlid. In 1665 werden 6 stuivers betaald voor "een sielmisse van wijlen Nicolaes Bervoets (125).

 

Op Sint-Jorisdag 1837 kregen J. Geerts en burgemeester Bauwens een boete omdat ze te laat kwamen in de mis. Van den Langenbergh was zelfs helemaal niet aanwezig.

Op St.-Jorisdag 1845 werden Adriaan Jordens en Peer Jordens, Vogelsang, beboet omdat ze niet aanwezig waren in de mis.

 

Ook tijdens de teerdagen werden de overledenen niet vergeten. Het was een aandoenlijk ogenblik als heel het schuttersgezelschap de overleden broeders en zusters godvruchtig herdacht. Met gebogen hoofd baden zij voor "die sielen" en daarna volgde nog een tweede gebed "voor die nog inde gulde zijn, dat haar God neringe ofte helpe verleene tot haerlieden saligheyt" (126) .

 

We schreven reeds dat de gildenleden verplicht waren om de begrafenisplechtigheden van een medelid bij te wonen. Bij ongewettigde afwezigheid werden ze ook beboet. Voorbeelden hiervan komen meermaals voor in de registers.

Op 13 maart 1837 werd gildenlid Adriaan Van Hoeydonck begraven.

Willem Hendrickx en Antoon Van der Smissen waren niet in de mis "present geweest" en kregen daarom een boete.

Op 9 september 1837 werd Joannes Franciscus Bauwens begraven.

De koning van de gilde was niet aanwezig in de begrafenismis en hij ontsnapte niet aan een boete: "Den koning boet met uytvaert Bauwens absent".

Op 17 juni 1840 was Ant. Van der Smissen niet aanwezig in de uitvaartmis voor J. Debeucker. Hij werd daarvoor beboet.

In de uitvaartmis voor Laureys Wuyts (1844) werden de koning Theuns en de cornet Bauwens beboet omdat ze niet aanwezig waren.

Verschillende leden waren afwezig bij de begrafenis van M. Matheeussen. Zij werden beboet en op Verloren Maandag 1877 betaalden zij die boete: Wuyts Charles, Van den Langenbergh J. B., Spruyt J.B., Antonissen J., Van Hoeydonck F., Wuyts Jac., Vandyck Jos en Tengrootenhuyzen F.

Op de begrafinsplechtigheden van Meeus waren 5 leden afwezig, namelijk Jac. Van Hoeydonck, Jos Wuyts, P. Druyts, notaris Janssens en Ferd. Van Hoeydonck. Zij moesten ieder een boete van 0,36 fr. betalen en die boete werd voldaan op Sint-Jorisdag 1879.

 

We schreven reeds dat het door gewijzigde arbeidsomstandigheden moeilijk geworden is, aan alle gildentradities vast te houden. Zo ook voor de aanwezigheid van de gildenleden bij een begrafenis.

Nog steeds wordt het overlijden aan de gildenleden "aangezegd". Zoals we reeds schreven gebeurt dit door de bestuursleden. De "gesluierde" vlag van de gilde zal nog steeds door de vaandrig gedragen worden bij het overlijden van een man en bij het overlijden van een gildenzuster door de vrouw van de vaandrig. Zoveel mogelijk gildenleden trachten bij de rouwdienst aanwezig te zijn, is het niet bij de begrafenis, dan toch wel tijdens de avondwake.

Of de gildenleden aanwezig zijn in gildenkledij, of ze een wake houden bij de kist, of de gildenbroeders de kist dragen, of de gilde als laatste blijft bij de kist op het kerkhof, ... hangt ook af van de wensen van de nabestaande familie.

Op 28 september 1985 werd hoofdman Louis De Gruyter ten grave gedragen. Door de gildenbroeders werd een wake gehouden rond de kist in de kerk. Dan werd de kist gedragen door zes jonge gildenbroeders. 58 gildenleden waren in gildenkledij tijdens de rouwmis aanwezig.

 

 

V. HET GILDENLEVEN

 

5.1. Gildenlokaal

 

Om goed te kunnen werken heeft de gilde behoefte aan een kamer of vergaderlokaal en een schuttershof. In het reglement van 1891 wordt gesteld dat het gildenlokaal jaarlijks werd aanbesteed.

Dit was ook vroeger het geval. De aannemer was o.a. verplicht "een behoorlijk ruim lokaal" ter beschikking van de gilde te stellen.

Op de dagen dat de gilde gebruik maakte van het lokaal mochten alleen de gildenleden daarin worden toegelaten en "geen personen, vreemd aan de gilde". De aanbesteding geschiedde op Sint-Jozefsdag, volgens het reglement van 1891 tussen zes en zeven uur 's avonds, "alles volgens oud gebruik".

 

Het Scuttershuys, bewoond door de weduwe van Jan Tuyts, was in 1528 de "gildecamer", of het lokaal van de gilde. De juiste ligging van dit gebouw is moeilijk te achterhalen. Toch vermoeden we dat het gelegen was langs of in de nabijheid van de "oude Plaetse". Zoals we reeds schreven bevond het schuttershof met een wip en de doelen zich langs de grote dreef aan de "Plaetse".

De gildenbroeders werden in 1599 getrakteerd in de aloude en imposante afspanning "De Swaen", bij Nicolaes Bervoets, aan de "Plaetse". Frederik van Renesse werd op papegaaidag van dat jaar aangesteld tot hoofdman en schout Jacobus de Schrijver kreeg de opdracht dat niet onopgemerkt te laten voorbijgaan. Gewoonlijk hadden dergelijke vieringen plaats in de "gildecamer" en dat zal ook toen wel het geval geweest zijn.

Of de herberg "Sint-Joris", vooraan in de Speelhoven, nabij het dorpsplein, zijn naam te danken heeft aan de Sint-Jorisgilde en ooit het lokaal van de gilde is geweest hebben we niet gevonden.

Die herberg bestaat niet meer. In 1647 was Thomas Wyns er de baas en in 1656 staat Adriaan van Mol als waard aangetekend. Nu vinden we op die plaats het landhuis St.-Joris, gedeeltelijk met de materialen van de oude herberg opgetrokken. Lange tijd werd het bewoond door de eigenares Mevr. Tax-Coppenolle, die er een tehuis voor verzwakte kinderen hield (127).

 

In 1661-1662 en 1663 teerde de gilde in haar lokaal "ten huyse van Adrien Bervoets". In 1663 werden er "drij tonnen biers" gedronken.

In 1665 was de "gildecamer ten huyse van Goris Mattheussen Petry", de gildenbroeders dronken er op de teerdag vier tonnen bier.

In 1773 was de gilde gehuisvest bij Jacobus Smits in de herberg "de Drij Swaentjens", gelegen op de hoek van de Hoogstraatsebaan en de Smekenstraat.

"Gelagh van St.-Joris gilde vanden jaere 1773 en is als volgt, dat begonst ten huyse van Jacobus Smits in de Drij Swaentiens".

Aan dit gelag namen 48 gildenbroeders deel en zij verdeelden de kosten evenredig.

 

5.1.1. Aanbestedingsvoorwaarden

 

We schreven reeds dat het gildenlokaal jaarlijks werd verpacht.

De Oostmalse herbergier, gewoonlijk ook lid van de gilde, die de goedkoopste offerte indiende, werd de aannemer van het lokaal en van de feesten. Onmiddellijk na de aanbesteding, op de besteedag, moest hij de gilde reeds trakteren.

 

Op 19 maart 1771 geschiedde de aanbesteding van het lokaal door Peeter Van den Langenberg, "afgaenden ouden deken" en Peeter Devisser, "volgenden meester deken der gilde van den H. Ridder Ste. Joris binnen Oostmalle". De hoofdman, alferis, cornet en de oudermannen van de gilde waren daarbij ook aanwezig.

De aanbestedingsvoorwaarden werden toen vastgesteld als volgt:

1. De aannemer moet "goet suyver en heurbaer bier" leveren, van minstens 12 … 14 dagen oud in de zomer en drie weken in de winter. Het bier mag wel ouder maar niet jonger zijn. De aanneming is ongeldig indien het bier niet voldoet aan die voorwaarden. In de taal van toen klinkt dat zo mooi: "op pene van nulliteyt, ja geene aenneminge".

2. De aannemer is verplicht "bequame plaetsen en viersteden" ter beschikking van de gilde te stellen. Personen die geen lid van de gilde zijn mogen op de feesten niet toegelaten worden.

3. Ook is de aannemer gehouden aan de dekens, de knaap, de tamboer en de speelman gratis "den cost ofte maelteyt" te geven.

4. De aannemer moet ook zorgen voor voldoende "potten, pinten en glazen in de gilde camers". Als er per ongeluk glazen gebroken worden mag hij daarvoor geen kosten aanrekenen. De vrijwillig of "in fellen moede" gemaakte stukken moeten vergoed worden door de daders, die bovendien nog kunnen gestraft worden "naer den eisch van saeke".

5. Alleen de gildenleden mogen deelnemen aan "t gelagh".

Personen die geen lid van de gilde zijn, mogen in de gildenkamers slechts toegelaten worden met uitdrukkelijke machtiging van de hoofdman, of bij zijn afwezigheid van de oudermannen, dekens of een gevolmachtigde. Bij overtreding van deze bepalingen loopt de aannemer een boete op van 24 stuivers voor elke ten onrechte aanwezige persoon en bovendien een "arbitraire straffe".

6. Het bier moet het hele jaar door aan dezelfde prijs geleverd worden, zowel in de winter als in de zomer. Ook moet de aannemer zorgen voor voldoende verwarming en verlichting van de lokalen.

7. Op Sint-Jozefdag moet de aannemer zestien potten bier schenken aan de gildenleden en zowel op Sint-Jorisdag als op Verloren Maandagavond vier potten bier.

 

De gildenleden anderzijds werden verplicht, na de schietingen of op andere zondagen, gebruik te maken van het lokaal. Zo wilde de gilde ook de aannemer laten genieten van het verteer dat de gildenleden in de loop van het jaar maakten.

Bij de aflijvigheid van een confrŠre mocht er door de gildenleden alleen bier gedronken worden in de gildenkamer.

Na de voorlezing van deze voorwaarden werd er overgegaan tot de verpachting en werd de gilde aangenomen door Peeter Peeters. Hij moest, als minstbiedende, het bier leveren "voor eene somme van ses guldens per tonne".

 

Tijdens de vergadering van 19 maart 1837, waarop 14 gildenbroeders aanwezig waren, werden wijzigingen aangebracht aan de voorwaarden voor aanbesteding van de gildenkamer.

Als eerste punt werd er met overgrote meerderheid van stemmen besloten dat er op Verloren Maandag twee achtereenvolgende dagen zou geteerd worden. Die teerfeesten waren verplicht voor de gildenbroeders. Het gelag zou op de tweede dag afgerekend worden.

De aannemer werd gemachtigd om op de tweede dag "persoonen aen de guld vreemd zijnde" te laten meeteren. De dekens hadden "naar oud gebruik den 1sten dag den kost om niet". De aannemer was verplicht te zorgen voor twee stookplaatsen.

De gilde werd aangenomen door Jan Van Gestel, "het bier tegen acht guld zestien stuyvers de ton".

P. F. Geerts, Theuns-koning, W. Hendrickx, J. Meeusen en J. Van Gestel ondertekenden deze beslissing.

 

Het daaropvolgende jaar, nl. op 19 maart 1838, werden de voorwaarden voor aanbesteding van de gilde opnieuw gewijzigd.

Slechts 11 gildenbroeders waren op die vergadering aanwezig.

De condities werden vastgesteld als volgt:

1. Met 'verlooren maandag' was iedere gildenbroeder verplicht twee dagen mee te teren; het gelag werd op de tweede dag afgerekend.

2. De tweede en de derde dag mochten ook niet gildenleden meeteren. Die personen moesten wel minimum 18 jaren oud zijn en een goede reputatie genieten.

3. De maaltijd bestond de twee eerste dagen uit:

Vleessoep, twee "potagiën", soepvlees, gezouten vlees of hesp, "carmenayen", gebraad, boter, brood en kaas. Die maaltijd kostte zeven stuivers per persoon. De dekens mochten de eerste dag gratis meeteren.

4. De aannemer moest "twee stookplaatsen" voorzien. Die plaatsen moesten "voldoende groot" zijn en zij zouden door de hoofdman, de dekens en de oudermannen vooraf gekeurd worden.

Jacobus Wuyts was de aannemer. Hij moest het bier leveren voor negen gulden en 8 stuivers per ton.

J. Wuyts, P.J. Geerts, J. Meeusen en L. Wuyts ondertekenden deze beslissing.

 

Op 19 maart 1840 werden de aanbestedingsvoorwaarden nogmaals gewijzigd, als volgt:

Art. 1 : Alleen de gildenbroeders mogen aan de teerfeesten deelnemen.

Art. 2 : Alle gildenbroeders moeten twee dagen teren met Verloren Maandag en de derde dag "naer hun goedvinden". Zelfs op die derde dag worden alleen de gildenbroeders toegelaten.

Art. 3 : Met de uitvaart van een overleden broeder mag er maar een halve ton en met de uitvaart van een zuster een "vierdendeel" bier gedronken worden, terwijl de andere halve ton of "vierdendeel" door de erfgenamen aan de gilde moet worden betaald en in het "generael gelag met St.-Joris verrekend worden".

Art. 4: De broeders of zusters zullen bij het teren niet eten.

(Dus, dat was alleen een drinkgelag ? Wellicht wordt hier alleen 19 maart, besteedag, bedoeld.)

Na acht uren 's avonds zal men geen bier meer opleggen.

Art. 5 : De aannemer moet met de teerdagen van Verloren Maandag en St.-Joris aan dekens en knaap "den kost geven", en verder aan de gilde behoorlijk vuur en licht verlenen.

Op die voorwaarden werd de gilde aangenomen door brouwer Bauwens, het bier te leveren tegen negen gulden vijftien stuivers per ton.

 

Op 19 maart 1879 werd de Sint-Jorisgilde van Oostmalle publiek aangenomen door Karel van Gestel, mits de volgende voorwaarden:

1. De aannemer zal vijf fr. voor elke dag "tapping" ontvangen, mits de knaap en zijn vrouw de kost te geven en de twee nodige lokalen van tafels en stoelen te voorzien en behoorlijk te verwarmen.

2. Op de dagen dat er maar een halve ton te tappen is zal gemelde aannemer twee fr. vijftig centiemen ontvangen.

3. De aannemer moet op de besteedag, 19 maart, aan de gilde twintig liters bier te drinken geven.

 

In het reglement van 1891 is het volgende bepaald over de aanbesteding van de gilde:

De aanbesteding geschiedt op Sint-Jozefsdag, tussen zes en zeven uur 's avonds, alles volgens oud gebruik.

De aannemer is verplicht te trakteren met 20 l. bier, te geven aan de leden op dezelfde avond in zijn huis. Op de teerdagen moet hij een behoorlijk ruim lokaal, dat niet gestoord wordt door het inkomen van personen vreemd aan de gilde, alsook het nodige vuur, licht, glazen, tafels, stoelen, ter beschikking van de gilde stellen.

 

In een nota opgesteld door Laurent Fierens in 1960 lezen we: "De zetel der maatschappij wordt jaarlijks aanbesteed op Sint- Jorisdag? (Jozefdag), 19 maart.

 

5.1.2. Aannemers

 

1771 Peeter Peeters

1772 Jacobus Van den Brandt, mits 5 gulden 15 stuivers per ton

bier + maaltijd

1773 Jacobus Smits (Drij Swaentjens) mits 6 gulden 5 stuivers"

1774 Jacobus Van den Brandt, 5 19

1775 idem 5 18

1776 idem 5 14

1777 idem 5

1778 J B. Geerts 5

1779 Peeter Joostens 5 7

1780 Jacobus Van den Brandt 4 19

1781 idem 5

1782 Martinus Ghysels mits 4 gulden 18 st., daarbij begrepen

de uytvaerten

1783 idem 4 14 /+10 st. maeltijt

1784 J. B. Verelst 5 19 "

1785 J. Van den Brandt 6 +10 st. maeltijt

1786 idem 6 + " '

1787 Martinus Gijsens 6 1

1788 Jan B. Vereelst 6 5

1789 Jacobus Ghijsels 6 5 +10 st. maeltijt

1790 Martinus Gijsels 6 6

1791 J. B. Verelst 6 6,5 +10st. maeltijt

1792 Martinus Gijsels 5 2

1793 Joannes Bauwens 6 6 +10 st. maeltijt

1794 Adriaan Van den Kieboom 5 8

1795 idem 6

1796 Martinus Ghysels 6 17 st.

1797 J. Bauwens mits 6 gulden+ 2 st. per tonne bier

1800 Andries Van der Veken 5 2

1801 Peter Vervoort 5

1802 Weduwe Ghysels 7 gulden voor het bier + 7 stuivers

per man voor den cost

1803 Joannes Bauwens 8 " + 7 "

1804 Adriaen Adriaensens 8

1805 Fransus Bogaerts 8

1806 Josephus Smits 7 + 8st.+7st.per man v.d.cost

1807 Robert Ghysels 6 19st.

1808 Adr.Van den Kieboom 7 18st.+7st. " " "

1809 idem 8 5st.+7st. " " "

1810 Joannes Bauwens

1811 Robert Ghysels 8 4st.

1812 Joannes Bauwens 9 15st.+7st. " " "

1813 Fransus Bogaerts 10

1814 Robertus Ghysels 8 8st.

1815 Jan Baptist Ghysels 7 10st.

1816 Fransus Bogaerts 8 10 "

1817 Petrus Rutten 10 5

1818 Robert Ghysels 10 10 "

1819 Antonius Timmers 10 10 "

1820 Jan Baptist Ghysels 8 15 "

1821 Fransus Bogaerts 8 15 "

1822 Petrus Rutten 8 10 "

1824 Robert Ghysels 8 10 "

1827 idem 8 10 " en 7 st.voor den kost

1828 Fransus Bogaerts 8 10 "

1829 Jan Baptist Ghysels 7 gl 30cents+40cents " " "

1830 Jacobus Wuyts 6 90 ' " +40 " "

1831 Robert Ghysels 8 50 " 40 " "

1832 Fransus Bogaerts 9 nederlandsche guldens.

1834 Jacobus Wuyts 8 gl. 8 stuivers

1835 F. Bogaerts 7 " (brabands courant geld)

1836 Robert Ghysels 8 " 10 st.

1841-1843-1845

Godefridus Bauwens

1842 - 1844 - 1846 tot 1849 - 1853

burgemeester Dominicus Fr. Bauwens.

1859 Jos Bleyens

1860 Maria Peeters

1861 Dominicus Fr. Bauwens

1876 baas Nijs

1877 Jacobus Bastiaensen

1878 A. Smolders

1879 Karel Van Gestel

1882 Frans Ten Grootenhuyzen

1890 Jan Anthonissen

1891 - l892 Karel Van Giel

1893 - 1894 L. Van den Langenbergh

1895 Frans Tengrootenhuyzen

1896 Jozef Celens

1897 - 1898 L. Van den Langenbergh

1899 Frans Tengrootenhuyzen

1900 - 1901 Karel Van Giel

1902 Frans Ten Grootenhuyzen, mits 30 fr.

1903 idem , " 35 fr.

1904 Karel Brocken , " 34 fr.

1905 Frans Ten Grootenhuyzen, " 23 fr.

1906 Karel Van Giel, " 22,50 fr.

1907 Jan Van Looy, " 19,30 fr.

1908 Karel Van Giel, " 23 fr.

1909 idem , " 17,50 fr.

1910 idem , " 24 fr.

1911 Karel Van Giel, lid der gilde, mits 26 fr. per dag

1913 - 1914 idem 28 fr

1919: Edward Van Giel: 15 fr. (alleen St.-Jorisdag "voor wat betreft het gereedmaken van het maal, daar deze teerdag als proef zal gehouden worden".

1920: Edward Van Giel: mits 20 fr.

1921: idem " "

1922: idem " 25 fr.

1923: idem " "

1924: Jan Storms: " 30 fr. ("plaats, vuur en licht")

1925: idem " "

1926: idem , mits 12 fr. ("twee maaltijden, plaats, vuur, licht")

1927: idem 15 fr. "

1928: idem " "

1929: idem " 18 fr.

1930: idem " "

1931: idem " "

1932: Frans Van Dooren: mits 17 fr.("daarin is begrepen vuur, licht, gerief, twee maaltijden bestaande uit soep, vleesch met groenten en patatten, 's avonds koud vleesch met brood met koffie")

1933: Frans Van Dooren: mits 15 fr.

1934: idem " "

1935: Jan Hendrickx (café Brouwershuis Hotel): mits 12,25 fr.

1936: kinderen Hendrickx (café Brouwershuis) : mits 11,25 fr.("bij afbod")

1937: idem : " 13 fr.

1938 idem : " 11,75 fr.

1939: idem : " 12,75 fr.

1940: idem : " 15 fr. (" 's avonds brood met rol (boulie) en koffie")

1947: Brouwershuis: mits 85 fr.

1948: idem : " "

1949: idem : " "

1950: idem : " "

1951: idem : " "

1952: idem : " 61 fr.

1953: idem : " 80 fr.

1954: Louis Bartholomeeusen-Van den Bulck zaal Luxor: … 75 fr.

1955: idem zaal "Notenboom": 80 fr.

(zo staat het in het register maar hier wordt "de Notelaer" bedoeld)

1956: "aanbesteding door vorig lokaal" : … 80 fr.

1957: idem : " "

1958: idem : … 100 fr.

1959: idem : … 35 fr. ("vat bier geschonken door lokaalhouder, brouwerij Wieze en beenhouwer weduwe Celens")

De aanbesteding van 1960 tot 1965 met aannemer brouwerij De Wildeman-Wieze ging niet door omdat er in de herberg geen lid woonde en de herbergier er ook niet werd ingestemd.

1960 - 1963: Louis Van Den Bulck-Buylinckx: … 75 fr.

1964: weduwe Van Den Bulck: … 100 fr.

1965: idem : " "

1966: idem : 120 fr.

1967: idem : " "

1968: idem : " 75 fr. ("daar wij vanaf dit jaar alleen 's avonds een eetmaal gebruiken")

1969: Frans Michielsen-Van den Bulck: … 110 fr.

1970: idem : " 110 fr.

Na 1970 worden in het gildenregister geen aanbestedingen meer genoteerd.

 

Vanaf 1960 is de gilde thuis geraakt in De Pelikaan, "De Wiks", bij Louis Van den Bulck-Buylinckx ( vanaf 1964 weduwe Van den Bulck) en vanaf 1969 schoonzoon Frans Michielsen-Van den Bulck.

Hier kon de gilde teren, dansrepetities inrichten, schietoefeningen en schietwedstrijden houden. Mettertijd ging de dansgroep in de zaal van het Immaculata Instituut repeteren en werd er ook een schietstand op de grond naast de "oude" Pelikaan, op grond van dokter Huyskens, achter de parking van de Wiks, opgericht. Na de verkoop van deze grond verloren de schutters hun schietstand en zeker nadat de lokaalhouder in 1984 de Wiks verliet om de "Central" te beginnen, raakte de gilde een beetje haar vast lokaal kwijt. Er werd enkele keren geteerd in 't Salphenhof bij gildenlid Laurent Van Aelst en ook een keer in 't Brouwershuis (het huidige) en de schutters reden in de winter zelfs naar Vlimmeren om te oefenen bij L. Roefs in de zaal 'het Paradijs'.

 

5.1.3. Een eigen lokaal

 

In 1987 kocht de gilde haar eigen lokaal, namelijk het vroegere dispensarium aan de Hoogstraatsebaan.

Op 16 september 1987 stichtte het bestuur de V.Z.W. die nodig was om het onroerend goed te kunnen kopen. De statuten verschenen in het staatsblad van 7 januari 1988.

Op 21 oktober 1987 hielden de dansers hun laatste dansherhaling in de turnzaal van het Immaculata Instituut. De gildenleden togen aan het werk om van het dispensarium een gildenlokaal te maken.

Op 18 november 1987 werd voor de eerste keer in het nieuwe lokaal door de dansgroep gerepeteerd. Jos en Amelie Seeuws-Jordens waren toen de 'lokaalhouders'. Op 2 december 1987 werd het lokaal door de eigen leden "ingewijd" tijdens een opendeurdag voor de gildenleden. De eerste schieting was een "Sinterklaasschieting" op 9 december 1987. De kinderen van de gildenleden voelden zich er ook al thuis tijdens het kerstfeest op 20 december 1987.

Voor de eerste keer werd er geteerd met Verloren Maandag, 11 januari 1988.

De officiële opening vond plaats op 11 en 12 maart 1988: eerst voor de wethouders van de Hoge Gildenraad der Kempen en de aangesloten gilden en dan voor gemeentebestuur, vrienden en bevriende verenigingen van Malle.

Hetzelfde jaar reeds werd het bestaande gebouw uitgebreid met een schutterij.

Na het overlijden van lokaalhouder Jos Seeuws worden de bestellingen bij de brouwer door Mon Hellemans gedaan en komen de

gildenbroeders en soms ook de gildenzusters bij de activiteiten tappen.

In 1996 werd het dak boven het oude gedeelte vernieuwd.

In 1997 werd de schutterij afgewerkt met een houten plafond en een betere isolatie van de muren. Voor de verwarming werd een nieuwe centrale verwarming ge‹nstalleerd. Na tien jaar werd het hele lokaal ook nog verfraaid met een nieuwe verflaag.

Het gildenlokaal moest toch perfect in orde zijn voor het nakende gildenfeest.

 

 

5.2. Teerfeesten

 

In het reglement van 1891 (art. 5) wordt gesteld dat er jaarlijks teerfeesten plaats hadden op de volgende dagen:

a) maandag, volgende op de feestdag van driekoningen, genoemd "Verloren Maandag" en dinsdag daaropvolgende, genoemd "Vrouwkensdag".

b) Sint-Jozefsdag, 19 maart, aanbestedingsdag.

c) Sint-Jorisdag, 23 april. Als die dag in de week onmiddellijk voor of na Pasen valt, wordt hij verschoven tot 's maandags na Beloken Pasen.

d) op de processiedagen, zoals naar gewoonte.

 

Volgens een nota in 1960 opgesteld door Laurent Fierens waren de vaste teerdagen op de volgende dagen:

a) maandag na 6 januari en dinsdag nadien koffie voor alle gilden- zusters, 's avonds worstenbrood;

b) teerdag maandag na 23 april;

c) 19 maart, aanbesteding lokaal.

In die nota wordt niets meer vermeld over feesten op de processie- dagen. Fierens spreekt evenwel over 'vaste' teerdagen.

 

De gilde benutte echter nog andere mogelijkheden om te feesten.

Buiten deze teerfeesten waren er ook nog meerdere eet- en drinkgelagen, o.a. ter gelegenheid van de koningsschietingen.

De oude gildenrekeningen maken melding van de vele tonnen bier, die op deze feesten werden geledigd.

 

De leden betaalden jaarlijks hun aandeel in de rekeningen op Verloren Maandag en op Sint-Jorisdag. De hoofdman, koning, deken, onderdeken, de twee vaandrigs en de schrijver betaalden slechts "halfgeld" (art.7, reglement 1891). Het drinkgelag op de besteedag was voor rekening van de aannemer.

 

Op Verloren Maandag en de daaropvolgende dinsdag (Vrouwkensdag) en op Sint-Jorisdag begonnen de teerfeesten met een plechtige gezongen zielenmis voor de overleden gildenbroeders en -zusters (art. 9, reglement 1891).

 

Op 19 maart 1892 werden, met 19 tegen 4 stemmen, de volgende schikkingen en voorschriften gestemd:

"1. dat de gilde mag duren tot 's avonds elf ure

2. dat het bier zal gekeurd worden 8 dagen voor de gildeteering

3. dat het bier moet besteld zijn 8 dagen voor de keuring door hoofdman en dekens

4. dat het zal nagezien worden bij het begin en het sluiten der teering".

 

Momenteel wordt door de gilde nog op twee dagen 'geteerd':

een kleine teerdag op Verloren Maandag en de grote teerdag op het einde van april (St.-Jorisdag).

 

Heel wat andere feesten van de laatste tijd zouden we ook onder de noemer 'teren' kunnen thuisbrengen maar we verwijzen hiervoor naar de hiernavolgende rubrieken: 5.4. tot 5.7.

 

5.2.1. Verloren Maandag

 

Arbeiden op Verloren Maandag, dus op de maandag na driekoningen, was uit den boze. Het (is) was de dag van het worstenbrood.

Onder de leuze: "Al wat we vandaag doen, is verloren werk" werd er dan ook geen slag gedaan.

Feesten kon die dag natuurlijk wel.

In 1661 namen 48 gildenbroeders deel aan het teerfeest op "Verloeren maendach". Zij betaalden voor dit feest 9 stuivers per persoon, hetzij in totaal 21 gulden 12 stuivers. Op de tweede dag waren er nog 36 gildenbroeders aanwezig, die samen voor 14 gulden 8 stuivers verteerden.

Op Verloren Maandag, 1662, werden er de eerste dag ten huize van Adriaenken Floris vier tonnen bier gedronken, waarvoor 21 guldens en 4 stuivers werden betaald. De tweede dag werden er nog 3 tonnen bier verorberd, voor een bedrag van 15 guldens en 18 stuivers.

In 1663 namen er 49 gildenbroeders deel aan het teerfeest op Verloren Maandag. Zij verteerden 10 stuivers 3 oorden per man, en in totaal 26 guldens en 6 3/4 stuivers. De tweede dag waren nog 40 gildenleden present, alsook "eenighe buytenlieden".

In 1664, op Verloren Maandag, kwamen er 46 gildenbroeders meefeesten en ook de tweede dag daagden er 46 leden op. Zij dronken de eerste dag vier tonnen bier ten huize van Goris Mattheussen en de tweede dag 3,5 tonnen bier.

Waarom er in 1665, op Verloren Maandag, slechts 15 gildenbroeders aanwezig waren is voor ons een raadsel (128). De tweede dag waren er echter weer 48 leden aanwezig en de derde dag nog 27. Die '15 aanwezigen' is wellicht een foutieve vermelding, want op de eerste dag werden er 30 guldens en op de tweede dag slechts 25 guldens en 4 stuivers verteerd.

 

In 1771, op 5 januari, werden er "drij tonnen bier" gedronken, voor een bedrag van 13 gulden en 16 stuivers. Er waren 37 gildenbroeders op het feest aanwezig.

Op 13 januari 1777, Verloren Maandag, werd er door 46 gildenbroeders een totale som van 22 guldens en 16 stuivers verteerd. De speelman ontving een vergoeding van 12 stuivers.

Wouter Jordens was op die dag te laat in de mis gekomen en kreeg hiervoor een boete van 4 stuivers en 2 oordjes.

Op Vrouwkensdag, 14 januari 1777, werden vier tonnen bier geledigd en hiervoor werden 22 guldens en 16 stuivers betaald, gerekend aan 5 guldens en 14 stuivers per ton. De speelman ontving die dag een vergoeding van 12 stuivers. Er werd ook voor 4 guldens en 9 stuivers brandewijn en jenever gedronken. Op die dag waren 52 gelagslieden aanwezig, die elk voor 11 stuivers en 2 oordjes moesten tussenkomen in de totale onkosten.

Het feest op 14 januari 1777 verliep niet rimpeloos. Hendrik Paeshuys verklaarde dat Geeraert Hendrickx en Adriaen Joordens "met malcanderen in questie sijn gevallen en malcanderen voor de deur geroepen en voor de deur sijnde hebben deselve malcanderen tegen den gront geslagen". Paeshuys ondertekende deze verklaring met een kruisje, omdat hij niet kon lezen of schrijven. Alexander Truyen, gildenbroeder, verklaarde eveneens dat Hendrickx en Joordens "malcanderen verwijten hebben gedaen en den voors.

Hendrickx seijde tegen Adriaen Joordens dat hij en sijn geheel eijnt niet en decht, daer op heeft Adriaen Joordens Hendrickx aen gevat en toen is A. Joordens tegen den grond gevallen". Ook A. Truyen ondertekende zijn verklaring.

 

In 1845, op Verloren Maandag, werd Jan Van Gestel "voor zijn lange ziekte verschoond" en betaalde P.J. Ghysels "heden ziek zijnde, halfgelag". De weduwe J. B. Ghysels betaalde "halfgelag voor den 2e dag".

 

Op Verloren Maandag 1880 werden er 4 tonnen gewoon bier … 20 fr./ ton en 1 ton "dubbel gerstenbier" … 25 fr. gedronken. De totale prijs voor het bier bedroeg aldus 105,-fr., de "aftappingskosten" bedroegen 0,15 fr. per dag x 3 dagen = 0,45 fr. Er werd ook 9 fr.

betaald aan de knaap en 12 fr. voor twee missen. De bijdragen van de leden werden aangerekend als volgt: 28 leden aan 3,75 fr.= 105 fr. en 6 bestuursleden aan 2,50 fr = 15 fr., zijnde in totaal 120,-fr..

 

In de rekeningen in het register van de gilde vinden we voor de laatste keer op 12 januari 1970 een afrekening voor de twee teerdagen van Verloren Maandag: "teergeld maandag" en "teergeld dinsdag". Vanaf 1971 werd het blijkbaar één teerdag.

Dikwijls werd er sindsdien ook vanaf gestapt om op de maandag te teren. Vermits er na het eten van worsten- en appelbrood gedanst werd tot in de late (of zelfs vroege) uurtjes, leende een vrijdag- of zaterdagavond, waarna men kon uitslapen, zich beter voor zulk feest. Dit feestje werd soms ook aanzien als het dankfeestje voor de helpers van Salphenkermis.

Maar sinds 1986 werd er terug op Verloren Maandag geteerd.

Vanaf 1988 geldt deze bijeenkomst tevens als algemene vergadering van de V.Z.W. en worden eventuele bestuursverkiezingen tijdens deze vergadering gehouden.

Na het traditionele openingswoord van de hoofdman met een terugblik op het voorbije jaar en een oproep aan de leden voor de komende activiteiten, geeft de deken zijn kasverslag. De schutters die deelnemen aan de bondsschietingen (hierover later meer) krijgen tijdens deze avond hun prijzengeld uitbetaald. Na het eten van worsten- en/of appelbrood, wordt er bij een pintje of trappist nog wat gekaart en gekeuveld. Verloren Maandag eindigt gewoonlijk rond middernacht zodat iedereen 's anderendaags fris op zijn werk of andere bezigheden kan verschijnen.

 

5.2.2. Besteedag

 

In het jaar 1663 bezochten de gildenbroeders verschillende café's, zoals blijkt uit het navolgende: "Item int besteden van de Gulde in verscheyden herberghen verteert ende betaelt" 16 stuivers. Hun verteer was maar miniem, dus erg lang zullen zij niet vertoefd hebben in die café's en veel bier zullen zij niet gedronken hebben (129).

Ook de volgende jaren werden de herbergen bezocht en werden als uitgaven kleine bedragen ingeschreven in de rekeningen. Wellicht gingen maar een paar leden naar die café's, voor "'t besteden" van de gilde. Dit blijkt uit de tekst die op Sint-Jorisdag 1663 werd ingeschreven in het gildenboek: "Item int besteeden der gulde soo hebben die Deckens beneffens den Coninck verteert in verscheyden herberghen eene somme van 19 stuivers".

 

Op 19 maart 1890 (St.-Jozef) beslisten de gildenbroeders met 17 tegen 5 stemmen om op Sint-Jozefdag, "volgens oude gewoonte drij dagen te teeren met bier alleen".

 

Op de besteedag was de aannemer van de gilde verplicht met bier te trakteren aan de aanwezige gildenleden. Volgens het reglement van 1891, art. 5, moest hij op die dag 20 liter bier offreren.

 

In het register van 1908 vinden we de aanbestedingen van 1912 tot 1970, telkens op St.-Jozefsdag of 19 maart. Een halve ton bier kostte aan de gilde in 1912, 1913 en 1914 telkens 9 fr. Later treffen we in het register geen uitgaven meer aan voor deze dag.

 

5.2.3. Sint-Jorisdag

 

In de rekening van 1607 is vermeld dat er werd "geluid voor de St.-Jorismis". Volgens pastoor De Molder bestond dit gebruik nog tot aan de Tweede Wereldoorlog.

 

Op St.-Jorisdag 1662 werden er vier tonnen bier gedronken door 49 gildenbroeders, ten huize van Andries Bervoets. Dit kostte, gerekend aan 8 stuivers en 2 oorden per deelnemer, in totaal 19 guldens en 16,5 stuivers (130).

Op Sint-Jorisdag 1663 werd er geteerd met 44 gildenbroeders en zij verteerden samen 24 guldens en 4 stuivers.

In 1664 namen er 38 gildenleden deel aan het teerfeest en in 1665 zelfs 48.

Op Sint-Jorisdag van het jaar 1773 werd er geteerd "ten huyse van Jacobus Smits in de Drij Swaentiens".

 

Op de teerdag van 26 april 1836 werden 2 tonnen bier verorberd. De onkosten werden betaald door 25 gildenbroeders, … rato van 64 centiemen per persoon.

 

Op Sint-Jorisdag 1837 werd burgemeester Bauwens beboet omdat hij te laat kwam in de mis en Van den Langenbergh omdat hij helemaal niet kwam opdagen en niet aanwezig was in de mis.

De onkosten op Sint-Jorisdag 1877 bedroegen 52,70 fr., te betalen "voor een gelijk aandeel door elk der 31 leden, buiten de 6 bestuursleden die vrij zijn op St.-Jorisdag".

 

Het oude gebruik van op St.-Jorisdag te teren vinden we in het register nog terug tot 23 april 1951. In de twintigste eeuw is het door gewijzigde arbeidsomstandigheden niet meer evident dat de gildenbroeders en gildenzusters op hun werk vrij kunnen nemen op het feest van St.-Joris.

Om begrijpelijke redenen werd er meestal geteerd op de vrijdag of zaterdag volgend op 23 april of ook wel daags voor 1 mei omdat het feest van de arbeid een verlofdag is. Men zocht dus een avond om te teren voor een verlofdag, zodat iedereen na het nachtelijke feest voldoende kon uitslapen.

Maar sinds 30 april 1988 werd het oude St.-Jorisfeest enigszins in ere hersteld. Na de eucharistieviering in de kerk konden de gildenleden aan de dis in het eigen gildenlokaal voor een eetmaal met spek en eieren. Bakkers van dienst waren toenmalig koning Paul Harts en deken Harry Hendrickx. In de namiddag werden de leden caféhouders bezocht en het teerfeest werd voortgezet in 't Salphenhof met een uitgebreid feestmaal ("koude schotel, roomsoep, varkensgebraad archiduc, rijst met abrikoos") en drank en dans. Diezelfde avond werden nog zes nieuwe koppels in de gilde gestemd.

 

Momenteel verloopt St.-Jorisdag al tien jaar volgens hetzelfde stramien. De gildenleden komen vanaf 11 uur samen in het lokaal.

Na de traditionele borrel jenever worden zij vergast op de 'spek en eieren' die nog steeds door Paul Harts en sinds 1995 Rob. De Gruyter gebakken worden. De aardbeienvlaai als dessert bij dit maal wordt ook al traditioneel genoemd.

In de namiddag volgt er dan een activiteit: een wandeling, een optreden met de dansgroep of een cultureel bezoek. Zie hiervoor de lijst met activiteiten.

's Avonds wordt er dan uitgebreid geteerd in het lokaal met lekker eten, drank en dans. Een orkest of discobar wordt ingehuurd om de stemming erin te brengen maar ook onze eigen speelmannen durven aleens naar de trekzak grijpen voor het spelen van een gildendans of de begeleiding van een lied. Gildenbroeder Vic Bertels spande meermaals de kroon met een geslaagde imitatie van een cabaretier of komiek.

 

5.2.4. Menu

 

In 1806 bestond het menu uit: "een souppe, twee potasien..., een stuck gesouten vlees carmenaden en boterammen met kaes & reijstpap". Dezelfde maaltijd werd ook de volgende jaren geserveerd.

 

In 1823 was het menu nog steeds hetzelfde: "vleeschsoep, twee "potagiens, gesoute vlees, gestoofde carmenade en rijstpap met boterammen en kaas".

 

De kostprijs van de maaltijd op 5 juni 1836 bedroeg zeven stuivers of 30 cents per persoon. Het menu bestond toen uit:

"1° Vleeschsoep, 2° bouillie, 3° twee potagiën, 4° "gezoute vleesch of hesp, 5° gebraed of karmenade".

 

Op 19 maart 1889 geschiedde de aanneming van de gilde aan de volgende voorwaarden:

a) 65 kg. vlees aan 1,17 fr/kg. te leveren door Louis Van den Langenbergh,

b) "kostprijs voor 't feest op de twee gildedagen (in januari) aan 12 fr. daags voor gereedmaken van 't vlees, leveren van pataten, brood en mosterd, telloren, messen en vorken door" Frans Ten Grootenhuyzen,

c) "andere dagen zijn aan 4 fr. de heele en 2 fr. de halve dag".

 

Het menu na de kiezing van meester Janssens tot hoofdman hebben we vroeger reeds beschreven.

Het 450-jarig bestaan van de gilde werd gevierd op 11 januari 1954. 's Middags aten de 51 aanwezige leden: "carnamelk"soep, aardappelen, schorseneren, rosbief, "kiekens", salade, appelmoes en daarna ijsroom.

 

Op 4 mei 1984 wilde men terug aanknopen bij oude gewoonten: soep, stoofvlees, aardappelen met groene en witte bonen, rijstpap met bruine suiker.

 

Op 30 april 1986 werd door de 68 aanwezigen in 't Salphenhof "soep, rosbief en gebraad met tot slot diplomat" gegeten.

 

Het menu in het gildenlokaal op 30 april 1988 werd hierboven reeds beschreven.

In dit verband vinden we nog in het register:

29 april 1989: "biefsteak en kroketten".

28 april 1990: "breughelmaal".

29 april 1995: gebraad en als dessert "profiterollekes"

 

5.2.5. Sint-Laurentius

 

Pastoor De Molder vroeg zich af hoe het kwam dat de gilde, in de periode van 1661 tot 1666, ieder jaar met "St.-Laureysdach, wesende onse kermisse", slechts twee dagen feestte, terwijl er op "Verloren Maendach 3 dagen lang gepalieterd werd"(131). St.-Laurentius is de patroon van de parochie en de pastoor vond deze werkwijze onbegrijpelijk.

 

In 1661 namen 45 gildenleden deel aan het feest op "Ste.- Laureys dach, wesende onse Kermisse". Elk lid betaalde 8 stuivers en de totaal kostprijs bedroeg 18 guldens. De tweede dag waren er nog slechts 22 leden aanwezig, zij betaalden elk 7 stuivers en 2 oorden, hetzij in totaal 8 guldens en 5 stuivers (132).

 

In 1662 werd er op "St.-Laureynsdach" gedronken ten huize van Andries Bervoets en er werden 3 tonnen bier verrekend voor een totaal bedrag van 15 guldens. De tweede dag werd er nog slechts één ton bier verteerd, waarvoor 5 guldens werden betaald.

Diezelfde dag werd er ook betaald aan de "spelieden over papegaeydach, Westmalle kermisse en onse kermisse alhier" een totale som van 5 guldens en 13 stuivers (133).

 

Met Oostmalle kermis kwamen er ook gilden uit andere gemeenten meefeesten. In 1664, op "St. Laureys dach onse kermisse,is gedroncken een tonne biers daer men gewoonlijck die buytengulde mede beschenckt..."(134). Er werden 5 guldens en 5 stuivers verteerd "soo om die buyten Gulden te beschencken als anderssints".

 

Tijdens de kermisdagen in 1835 werden twintig potten bier gedronken.

 

5.2.6. Papegaaidag

 

Om vier uur in de namiddag, bij het kleppen van het Angelus, nadat de knaap met zijn grote trommel de kinderen der confrers had bijeengebracht, werd er aan de kerk bier geschonken uit de koperen "aker" van de brouwer.

's Avonds in de gildenkamer was het dan volop feest, de vrouwen van de nieuw aangenomen confrers werden op een stoel geplaatst en moesten een kilo suiker ten beste geven om het bier te suikeren.

Dit werd soms ook als boete toegepast om een onuitgenodigde gast te straffen die onverhoeds het feestend gezelschap in de gildenkamer aantrof. Op de stoel geplaatst, werd er gedanst rond de gevangene tot hij volgens de oude gewoonte voldaan had, met suiker of genever, enz. naar keuze der confrers.De nieuwe koningin werd op haar beurt gevierd door de vrouwkens der gildenbroeders.

Met de uitgelegde som kochten ze een schone halsdoek of een ander kledingstuk, dat ze in groep ten huize van de koningin gingen aanbieden. Een gezellig koffiefeest, door deze laatste aangeboden, aan de vrouwkens, besloot de koningsfeesten(135).

 

Het teerfeest op papegaaidag 1661, ten huize van Andries Bervoets, kostte niets aan de gildenkas. Dit feest werd betaald door "Peeter Jacobs den Coninck" (136).

De tweede dag, eveneens bij Andries Bervoets, werden er vier tonnen bier gedronken, gerekend aan 5 gl/ton = totaal 20 guldens.

Die dag werd er ook "eenen pot bier" betaald voor de knecht van de gilde, "die hij gedroncken hadde int draghen van de briefkens" = 1,5 stuivers(137).

Op papegaaidag 1662 werden, op twee dagen, ten huize van Andries Bervoets zeven tonnen bier gedronken, waarvan "den coninck" er 2 betaalde. De eerste dag waren er 47 gildenbroeders aanwezig en zij verteerden er samen 15 guldens en 5,5 stuivers.

De tweede dag waren nog 47 leden aanwezig, zij verteerden dezelfde som.

 

Nadat op 10 mei 1880 de koningsvogel was afgeschoten, ging de gilde in stoet naar "de teerzaal zijnde bij Ten Grootenhuize", waar de erewijn werd aangeboden. Tijdens de schieting werd er één ton bier gedronken.

De volgende dag, 11 mei 1880, "heeft de koning evenals de koningin de leden op de oude manier onthaald ofte geregaleerd". Al de gildenzusters hebben, met ontrolde vaandels, de koningin een bezoek gebracht en zijn er goed ontvangen "ende onthaald geworden". Na het feestje zijn allen op 11 mei om 7.30 u. naar de gildenzaal getogen met de koning en de koningin om er zich bij de gildenbroeders te vervoegen.

 

4.2.7. "Haenefeesten"

 

Het "haenefeest" op "Ste. Huyck dagh met de volgende daegen" werd 19 maart 1771 toegewezen aan Peeter Peeters.

Het bier moest op die dagen aan dezelfde voorwaarden worden geleverd, zoals op de andere dagen van het jaar. De maaltijd moest door de meevierende gildenbroeders betaald worden, namelijk 10 stuivers per lid. Alleen de knaap, de tamboer en de speelman waren vrij van alle gelag.

 

Op 23 april 1796 werd "het teeren van den haen" aanbesteed en de levering van "den kost per man seven stuyvers, dus veertien stuyvers voor man en vrouw en het bier tegen acht guldens per tonne voor die teerdaegen". De aannemer was Martinus Ghysels.

 

Vanaf 19 maart 1797 werden de aanbestedingsvoorwaarden gewijzigd.

Voortaan werd het "teeren van de gilde, zonder het teeren van den haen" aanbesteed. Het bier moest 3 weken oud zijn in de winter en 14 dagen in de zomer.

 

"18 September 1836; Aenbesteding van den Haen te teeren op 23 en 24 October 1836. De tafel moet bestaen uyt de volgende portien.

"1. Vleeschsoep; 2. twee potagiën; 3. bouillie, 4. gezoute vleesch of hesp. Tweede servies: 1. Carmenade; 2. gebraed; 3. fricadellen; 4. boter, brood en kaes; 5. rijstpap". Op deze voorwaarden werd het feest aangenomen door Robert Ghysels "… 10 stuyvers par hoofd". Op 25 oktober 1836 werd de afrekening van het "gelag van 't teeren van den haen" opgemaakt, waaruit blijkt dat er dertig personen op het feest aanwezig waren en dat er 2,5 tonnen bier gedronken werden.

 

Pastoor De Molder beschrijft het "hanefeest" als volgt:

Een karrewiel werd stevig vastgemaakt met de asblok in de grond, zodat het wiel gemakkelijk kon draaien. Hierop werd een ladder gebonden waarvan de twee uiteinden vrij bleven; aan het ene uiteinde zat een gildenbroeder met een houten sabel in de hand, gereed om zijn slachtoffer het hoofd af te slaan; aan het andere stonden een of twee mannen die het wiel deden ronddraaien.

De haan hing aan een paal in een mand zonder bodem, zodat alleen het hoofd van het slachtoffer er onder doorbengelend kon getroffen worden. Zo moest het hoofd van het dier afgeslagen worden. 's Avonds werd er dan geteerd met de haan (138).

 

 

5.3. Schutboom of wip

 

5.3.1. Wip

 

De wip of schutboom werd gebruikt om de koningsvogel op te zetten of om naar de prijsvogels te schieten. Zoals we reeds schreven werd deze vogel in het begin van de 18de eeuw te Oostmalle zelfs op de kerktoren geplaatst.

Waar stond de schutboom of de wip ?

Cornelis Geeraerdts heeft op het einde van de 17de eeuw gewerkt aan de "schuttersboom, potbackerij, Coeckelberch en Groenstraat", waarvoor hij 14 guldens en 2 stuivers aanrekende (139).

Spijtig genoeg vermeldt hij niet waar die "schuttersboom" stond.

Waarschijnlijk was dat in de Groenstraat of in de omgeving van die straat.

In 1768 stond de schutboom dicht bij de "bane naer Antwerpen", niet ver van de grens van Westmalle (140). Die "bane" volgde niet hetzelfde tracé als de huidige weg Antwerpen-Turnhout. Op het plan rond 1770 opgemaakt door landmeter Anthonissen is de schutboom aangeduid langs die oude weg naar Antwerpen, die uitmondde in de vroegere Groenstraat.

Juist voor de eeuwwisseling en ook in het begin van de 19de eeuw stond de schutboom op het "Wipheiken bij het Moervenneken".

 

Ging de erfeniskwestie na het overlijden van hoofdman Spruyt over deze grond? Herkennen we op de postkaart (illustratie) niet de wip? Welke functie zou die paal daar anders hebben?

 

Nadien, vanaf 1908, in de 'Hoge Warande', achter de tramstatie, richting Westmalle.

 

In 1959 werd op deze plaats een nieuwe wip geplaatst. De boom werd geschonken door erehoofdman graaf Thierry de Renesse. Hij werd geveld door de hoofdman, de schrijver, de koning, Frans Willemsen en August Mariën, "die zijn gespan heeft ingespannen om de boom op zijn plaats te voeren". Voor het "verteer om boom en boswachter" werd 118 fr. uit de kas betaald.

De betonnen palen waarin de boom kon gedraaid worden, werden bij Frans Willemsen gemaakt en vervoerd met de kraan van gebroeders De Vos. Blijkbaar moest deze wip ook "gedoopt" worden want het gelag voor de leden bij het maken van de wip kostte 35 fr.

De "koperen wip" voor deze schutboom werd gemaakt door August Canters.

Op 18 mei 1959 werd er voor het eerst naar geschoten. Dit was echter geen koningsschieting.

 

Op 4 juni 1970 werd deze wip verhuisd naar het gemeentelijk voetbalplein achter de feestzaal aan de Lierselei. Dit gebeurde weer met de kraan van De Vos.

 

Op 11 mei 1985 werd de nieuwe wip geplaatst naast de voetbalterreinen van K.V.C. Oostmalle-sport in 'de Warande' (domein de Renesse). Het materiaal voor deze wip werd bezorgd door Frans Geerts. Hij werd gemaakt door Marcel Peeters en met de hulp van Harry Hendrickx en Stefaan Wouters, die ook brandweermannen zijn en over de ladderwagen konden beschikken, geplaatst.

 

Soms moesten er herstellingen worden uitgevoerd aan de wip.

In 1771 werden er 12 stuivers betaald aan W. Hoegaers voor "arbeijtsloon aende wippe".

Carel Fastré inde in 1836 drie guldens "voor reparatie aan de wip".

Op 23 april 1846 werd er een aanbesteding uitgeschreven voor het maken van een nieuwe schutboom. De voorwaarden werden vastgesteld als volgt.

"1. De schutsboom moet regt en vastgesteld worden ten minsten met drij eiken afzetten.

"2. Dezelve moet gemaekt worden met de spier ter hoogte van 65 voeten.

"3. De aennemer moet leveren het noodige hout en ijzer, maer hij mag het oud hout en ijzer gebruiken voor zoo veel hetzelve goed bruikbaer is.

"4. Hij moet leveren eenen proefvogel, eenen koningsvogel en vijf prijsvogels ter grootte als hem voor den koning zal aengenomen worden.

"5. Schutsboom en vogels zullen den eersten augustus aenstaende moeten volmaekt wezen".

Jos De Roover werd belast met het leveren en het plaatsen van de nieuwe wip, waarvoor hij een bedrag van tien fr. ontving.

 

In 1870 werd er aan de wip gewerkt door Dyckmans en P Jessen. Zij ontvingen voor hun prestaties respectievelijk 6,50 fr. en 1,50 fr.

 

De wip werd in 1875 nogmaals hersteld: Piet Jessen, timmerman, vroeg 3,50 fr. voor herstellingswerken en Ferdinand Van Hoeydonck, smid, 0,60 fr. Voor de oprichting van de wip ontving Joseph Wuyts een vergoeding van 0,50 fr.

 

Uit de rekening over het verteer der gildenbroeders op 10 mei 1880, dag van het schieten 'des Koningsvogels', blijkt dat er 1,75 fr. betaald werd aan Jac. Van Hoeydonck voor herstelling van de wip, "wegens ijzerwerk" en aan timmerman Piet Jessen, 7 fr.

voor herstellingen aan de wip.

 

In 1949 kostte een reparatie aan de wip bij de smid 6 fr.

 

Volgens een nota opgesteld in 1960 door Laurent Fierens "beoefende de gilde de kleine kruisboog op de staande en de liggende wip".

 

We schreven reeds dat er bij een koningsschieting naar een houten vogel geschoten wordt. Deze vogel wordt bovenaan op de wip geplaatst en men schiet dan naar de staande wip.

 

In plaats van een 'staak' wordt er soms ook een 'boom' op de wip geplaatst. Dit bestaat uit een staak met verschillende 'dwarslatten' waarop 'pinnekes' staan. Op deze 'pinnekes' kunnen dan 'pluimen' gestoken worden om naar te schieten. Bovenaan staat een grote pluim, 'de hoofdvogel', en aan weerskanten daarvan maar iets lager, staan ook nog grote pluimen, 'de zijvogels'. Daaronder staan vele kleine pluimpjes naast elkaar: 'het bos'. Het is duidelijk dat wie naar 'het bos' schiet meer kans heeft op een prijs, maar dan een kleinere weliswaar.

Als men schiet naar 'de liggende wip' schiet men naar deze boom die dan niet op de wip maar op ongeveer twintig meter afstand een beetje schuin op de grond geplaatst wordt.

 

In 1961 werd een liggende wip aangekocht voor 400 fr.

 

5.3.2. Doelen en blazoenen

 

De schutters richten hun pijlen niet alleen verticaal naar de vogel op de wip, maar zij kunnen ook horizontaal om prijs schieten op blazoenen. De rekeningen vermelden regelmatig de aanschaffing van blazoenen. Zij werden opgesteld tegen de zgn. "hoopen" of bergen. De hopen werden gevormd met aarde, maar om te beletten dat deze zou wegwaaien, werden ze bedekt met "russen" of graszoden(141). Soms werden strooien matten gelegd voor de doelen. Op 19 maart 1859 betaalde de Sint-Jorisgilde 2 fr. "voor strooyen matten voor den doel".

 

In het jaar 1664 werden 1 gulden en 5 stuivers betaald voor verteer "als die russen wordden bij gevoert ende die hoogen t'samen op gemaeckt"(142).

 

De gildenbroeders waren verplicht hulp te verlenen bij het opmaken en het onderhoud van de 'hopen'. Indien ze geen gevolg gaven aan het verzoek om medewerking werden ze beboet.

En er werd geen onderscheid gemaakt tussen de gewone gildenbroeders en de 'overheden' van de gilde. Dat ondervonden op 2 juni 1837 de gildenkoning Theuns en de latere burgemeester en hoofdman Domien Bauwens.

"Boete aam degeene die de hoopen niet hebben helpen opmaeken op 2 Juny 1837: D'heer Theuns koninck, Domien Bauwens, Jan Bauwens, Jan De Beucker, Pre. Van Ael, Pre. Rutten, Carel Fastré, Antoin Versmissen, J.Van den Langenbergh". Het is wel eigenaardig dat de laatste zes namen werden doorstreept. Kwamen die gildenbroeders misschien laattijdig toe op de werken, op het ogenblik dat hun namen reeds waren ingeschreven ? Spijtig genoeg kunnen zij ons niet meer antwoorden !

 

Voor het opmaken van "eenen halven hoop" betaalde de gilde in 1774 18 stuivers.

 

De knaap van de gilde werd in 1778 door de hoofdman belast de leden van het bestuur uit te nodigen voor een bijeenkomst. Op 3 mei 1778 vergaderden de hoofdman en "allen de oudermans, coninck, deckens ende principaele supposten" van de gilde om een vroegere beslissing van 23 april 1778 "over het opmaeken der gemeyne gilde hoopen te annuleren". Die bestuursleden "hebben tot beterswille ende meer oirboir der gilde gereserveert het naervolgende: ten eersten dat gepermitteert wordt aen den hooftman op te maeken de hoopen met alles watter aen cleeft ten besten profijte deser gilde op de manier gelijck hij sal goet vinden te behoiren.

Actum Oostmal, 3 maey 1778". De hoofdman, G. Geerts, kreeg dus de volledige bevoegdheid voor het opmaken van de 'hopen', naar zijn goedvinden. Blijkbaar was deze zaak zeer belangrijk, want de aanwezigen plaatsten hun handtekening onder het besluit, namelijk: J. B. Van Leemput, koning, J. F. Spruyt, Jan De Roover, Jacobus Jordens en hoofdman Geerts.

 

In 1663 werd er een som van 10 stuivers "betaelt aan Peeter Smits voor gecocht te hebben voor die gulde alhier een paer blasoinen tot het schieten vande prijsen" (143).

In 1775 betaalde de gilde 10 stuivers en 2 oordjes voor "plantsoenen en maeken derselve".

Op 19 maart 1859 werd er een uitgave geboekt van 5,20 fr. voor levering "aan de schutterij" van "65 blansoenen".

 

5.4. Schietingen

 

5.4.1. Bogen en pijlen

 

Oorspronkelijk bezigden de gildenleden de voetboog. Vanaf de 17de eeuw evenwel is de kruisboog het wapen van de Sint-Jorisgilde. De meeste gildenbroeders waren eigenaar van een boog, soms zelfs van meerdere bogen. Op sommige plaatsen moest de beste boog, na het overlijden van de eigenaar, aan de gilde geschonken worden. Indien de familie de boog wilde behouden, kon zij deze tegen een vooraf bepaald bedrag afkopen. Of deze voorschriften ook bestonden bij de Sint-Jorisgilde hebben we niet gevonden.

Op 19 mei 1771 werd de kruisboog van wijlen J. B. Smits "in de gilde camer publiequelijck vercocht voor eene somme van achttien guld. 10 st.".

Enkele jaren later, namelijk in 1777, werd de kruisboog van wijlen Adriaan Adriaensen, "bij Christiaan Ghysels", verkocht voor 17 guldens. De knaap ontving toen "seven stuyvers". Was dat roeploon, of een vergoeding voor aanzegging van de gildenleden ? De koper moest de boog niet onmiddellijk betalen, maar wel "tegens bamis 1777".

 

In 1947 vinden we bij de uitgaven "bogen maken" 23,00 fr.

Regelmatig vinden we ook uitgaven voor koorden (95 fr. in 1947 en 27 fr. in 1949). Het is niet duidelijk of deze koorden gebruikt werden voor de pees van een boog. De pees van een boog is door het geregeld opspannen met 'een knecht' (= een opspanner met hefboomsysteem) enorm onderhevig aan slijtage.

Ook vinden we in 1949 voor "sloten" een uitgave van 40 fr.

Het is niet duidelijk of het hier gaat over sloten om bijvoorbeeld de wip op slot te doen of om het 'slot' dat dient om de boog op te spannen. Het 'slot' zet namelijk de pees vast om de 'lat' op te spannen.

Op 18 augustus 1957 werden twee nieuwe booglatten gekocht voor 650 fr.

 

We schreven reeds dat de gilde op 19 maart 1951 een "moderne kruisboog" heeft gekregen van Leon en Alfons Schryvers. Die dag werd ook door erehoofdman Thierry de Renesse een "moderne kruisboog" aan de gilde geschonken. Deze twee 'kolfbogen' zijn nog steeds in bezit van de gilde en er wordt nog regelmatig mee geschoten.

 

Momenteel schieten de gildenbroeders echter vooral met 'balansbogen'. Deze boog heeft achteraan een tegengewicht zodat hij kan 'balanseren' op de schouder van de schutter. De Oostmalse schutters vinden deze boog meer geschikt voor het schieten op doelen terwijl ze de kolfboog natuurlijk nog altijd hanteren voor het schieten naar de staande wip.

 

Er is ook een verschil in pijlen. Als men naar de vogel of naar pluimen schiet, gebruikt men pijlen zonder punt, terwijl naar blazoenen met gepunte pijlen geschoten wordt.

Ook de pijlen zijn onderhevig aan slijtage.

In 1955 kocht de gilde "vogelpijlen" (waarschijnlijk pijlen zonder punt) voor 187 fr. In hetzelfde jaar "120 klein vogels (waarschijnlijk kleine pluimpjes), 3 stel grote, 14 pijlen en blazoenen" voor 315,5 fr.

En nog in 1955 werden pijlen gekocht voor 346 fr. We veronderstellen dat de schutters bij de gilde terecht konden voor de aankoop van een nieuwe pijl want in 1956 werd voor "verkochte pijlen" 125 fr. ingeboekt.

Uit deze tijd stamt namelijk het begin van deelname van de Oostmalse kruisboogschutters aan de bondsschietingen bij de "Kempische Bond der kleine Kruisboogmaatschappijen", aangesloten bij de "Landelijke Unie der Kruisboogschutters".

Deze verenigingen groeperen niet alleen gilden maar ook andere beoefenaars van de kruisboogsport.

 

5.4.2. Schieten onder elkaar

 

Het behoorlijk kunnen schieten met de boog was het voornaamste doel van de schuttersgilde. Elke gildenbroeder moest de kunst van het schieten met de boog en het hanteren ervan zo goed mogelijk aanleren. Daarom werden er regelmatig oefeningen gehouden en eertijds ook wedstrijden georganiseerd onder de leden. Immers, oefening baart kunst !

De rekeningen vermelden weinig over deze oefeningen. Het is ook moeilijk om uit te maken over welke soort schietingen de zeldzame inschrijvingen handelen.

 

Volgens een nota in het register werd er op 28 augustus 1770 "door de gelijcke gilde geschoten eenen prijs op de wippe ende betaelt door Sr. A. Adriaensen ouden deken en nu coninck ter somme van f.6 = 18 3/4".

 

Jacobus Campers ontving in 1771 een vergoeding van 1 gulden en 12 stuivers voor het "maeken van vogels".

 

In 1836 is in het register het volgende genoteerd:

"De schutterij begint op zondag 12 juny. Lijst der Gulde= broeders die daer aen zullen deelnemen:

Den koninck Theuns, Philippe Geerts, Geerts Godefridus, De Bont, Rutten, Fastré, Versmissen, Van Gestel, Ghysels Willem, Van Ael Pre., Ghysels Robert, Meeusen Jan, Van Den Langenbergh Jacob, Laureyssen Pre.".

Het is voor ons niet duidelijk of het hier gaat over een gewone schieting of over een koningsschieting ?

 

Als er op Tweede Sinksendag geen koningsschieting is, begeven de gildenbroeders en gildenzusters zich toch naar de wip. Er wordt dan voor jenever geschoten. De 'boom' wordt op de wip gezet en zowel de mannen als de vrouwen mogen aan de prijsschieting deelnemen. De 'hoofdvogel' telt voor een grote fles, de 'zijvogel' voor een kleine fles en de 'pluimkes' uit 'het bos' voor een 'fleske' (20 cl).

Veel wordt er over deze schietingen in het register niet verteld. Nogal dikwijls bleef de hoofdvogel overeind en werden alleen de kleine pluimpjes geraakt.

In 1992 schoot Vic Bertels de twee zijvogels maar de hoofdvogel werd niet geraakt.

Op 5 juni 1995 schoot Fons Van den Bergh de hoofdvogel, Jan Van Roey, Stefaan Wouters en Lief Van Oers schoten een zijvogel en Denise Bartholomeeussen schoot zelfs vier pluimpjes met één schot.

In 1996 was het zo'n slecht weer dat de jeneverschieting doorging in het lokaal. Er werd geschoten op doelen en Karel Gabriëls behaalde het beste resultaat.

 

In de winter rond de tijd van Sinterklaas wordt er in het lokaal op de liggende wip voor speculaas geschoten.

Op de 'speculaasschieting' van 18 december 1955 waren 20 mannen en 10 vrouwen aanwezig. De hoofdvogel werd geschoten door Louis Michielsen bij de mannen en door Maria Van Dael-Van Herck bij de vrouwen. De gildenbroeders schoten samen acht vogels en de zusters dertien. Toen reeds schoten de gildenzusters "wijduit best".

Op 12 december 1979 schoot Jos Paepen de hoofdvogel.

Op 14 december 1983 schoot Willy Verboven de hoofdvogel bij de mannen en bij de vrouwen Francine "van de Wiks" na een kamp met Lief "Wouters".

Maar de hoofdvogel van de vrouwen bij de Sint-Niklaasschieting van 1988 werd terug door Lief Wouters-Van Oers geschoten. Bij de mannen was de prijs voor Jo Boenders die ook in 1989 als enige de hoofdvogel schoot.

 

Omdat de rondvliegende pijlen binnen bij de liggende wip zoveel schade aanrichten en zelf ook zo veelvuldig beschadigd worden en dus ook vervangen dienen te worden, besliste het bestuur vanaf 1990 de Sint-Niklaasschieting op doelen te laten doorgaan.

 

In 1997 werd er zelfs met 'zesmeterbogen' geschoten. Deze bogen 'dragen' slechts zes meter en hebben veel minder hulpmiddelen om te mikken. Zo moet men 'over de pijl kijken' om te mikken terwijl de 'kleine kruisboog' waarmee de schutters normaal op twintig meter schieten beschikt over een 'beweegbare diopter' met een 'rondeke' of 'puntje' als vizier achteraan en een 'puntje' vooraan.

 

Op 8 juni 1986 werd er ook een tweekamp schutters-niet schutters met als inzet "de wisselbeker van de schrijver" georganiseerd. De schutters zijn de gildenbroeders die ook aan de competitie van de 'Kempische Bond' deelnemen. Alle andere gildenleden behoren tot de 'niet-schutters'. De wisselbeker werd door de schutters gewonnen maar op 15 oktober 1989 werd deze schieting opnieuw georganiseerd en toen mocht de vrouw van de schrijver (niet-schutter) de beker mee naar huis nemen.

 

Toch moeten onze schutters niet onderdoen!

Vic Bertels was provinciaal kampioen in 1994 bij de 'A-categorie'.

Harry Paulussen schoot in 1995 het beste bij het Belgisch kampioenschap in de 'B-categorie' en Marc Van Tichelen behaalde de zilveren medaille in de 'A-categorie' in 1996.

 

Alle podiumplaatsen van de B-categorie bij de 'bondsschietingen' van 1994 werden door Oostmalse schutters ingenomen:

eerste: Marc Van Tichelen,

tweede: Jef Laenen,

derde: Harry Paulussen.

In 1997 was Jan Aernouts de eerste in de 'B-categorie' en Maria Meeusen werd na 'kampen' omwille van gelijke punten, tweede in de 'A-categorie'.

 

De uitslag van deze 'bondsschietingen' wordt bekomen door de optelling van de punten van een tiental schietingen bij de aangesloten bonden. Elke schutter doet bij zo'n schieting na vier 'voorschoten' om de boog 'af te stellen', twaalf 'tellende schoten'. Het dertiende schot is dan nog een 'kampschot' dat in aanmerking komt bij een eventuele gelijke stand. De blazoenen waarnaar men schiet, bevatten rond de 'roos' negen kringen en zodus kan de schutter van nul tot tien punten met elk schot verdienen.

Het hoeft geen betoog dat zulke 'bondsschieting' ook in het Oostmalse gildenlokaal de nodige drukte meebrengt: alleen al van 'buitendorpse' schutters. Maar zeker wordt van de Oostmalse gildenbroeders en gildenzusters elk jaar weer gedurende twee weekends een inspanning gevraagd om te helpen bij toog en bediening, inschrijven, 'uitmaken', pijlen trekken en pijlen dragen.

 

De laatste jaren mogen de resultaten van ons 'zestal' bij schietspelen en gildenfeesten ingericht onder auspiciën van de Hoge Gildenraad der Kempen er ook zijn. Hiervoor verwijzen we naar de bijlage 'Gildenfeesten'.

 

5.4.3. Kermissen

 

In sommige dorpen zijn er twee tot drie kermissen per jaar. In Oostmalle is dat niet het geval: er is slechts één jaarlijkse kermis. Zij begint op de feestdag van Sint-Laurentius, 10 augustus, als die dag op een zondag valt. Indien dit niet het geval is, begint de kermis op de zondag voor 10 augustus.

Oostmalle-kermis was goed gekend in de omgeving. De Sint- Laurentius-begankenis en de processie in de voormiddag en de diverse foor-attracties in de namiddag en 's avonds lokten massa's volk.

De leden van de Sint-Jorisgilde waren verplicht om op die dag de hoogmis bij te wonen, waarna de gilde mee opstapte in de processie. We schreven reeds dat er daarna duchtig verder werd gefeest. De solidariteit van de gilde beperkte zich niet tot het dorp, doch breidde zich ook uit tot de gilden van de naburige dorpen. Uit het oudste register blijkt niet dat er op die dag gezamenlijke schietingen werden gehouden. Ongetwijfeld was dit echter wel het geval. De rivaliteit tussen de diverse gilden zal niet beperkt gebleven zijn tot een uitgebreid drinkgelag, maar zeker ook tot uiting gekomen zijn in de gezamenlijke schietingen.

De Sint-Sebastiaansgilde van Westmalle hield jaarlijks tijdens de kermisdagen schietoefeningen, "niet op de Wippe, maar op doelen".

Op deze oefeningen werden ook gilden uit de omliggende gemeenten uitgenodigd. We weten dat onze gilde deelnam aan die gezamenlijke schietoefeningen te Westmalle en in andere gemeenten. Het lijkt ons dan ook evident dat de Sint-Jorisgilde dezelfde schietingen inrichtte tijdens de kermisdagen te Oostmalle. Een inschrijving in de rekening van 1664 lijkt dit te bevestigen: "De prijs in 1664 te St.-Laureysmisse 'in tinne' bedroeg 14 guld. 11 st." (144).

Tijdens deze schietoefeningen werd er ook duchtig gedronken !

 

De Oostmalse gilde was regelmatig aanwezig op de kermissen te Westmalle en te Zoersel.

Op de kermisdagen in 1661 te Westmalle gingen "de confrers" vier dagen schieten en...drinken, want de gilde dronk daar het bier dat reeds vooraf door de dekens en 'Coninck' was aanbesteed. Het moest er zeer lustig wezen, want evenals op den papegaey dag werden de speellieden niet vergeten en betaald aan 5 guldens en 13 stuivers (145).

In 1661 waren er op de eerste dag van Westmalle kermis 45 gildenbroeders van onze gilde aanwezig, zij verteerden er per man 9 stuivers en 2 oorden, hetzij in totaal 21 guldens, 7 stuivers en 2 oorden.

De tweede dag van de kermis waren er zelfs 50 gildenleden aanwezig en die verteerden in totaal 23 guldens en 15 stuivers.

De derde dag heeft "de weerd het gelagh gerekent alsoo dat die deckens ofte rendanten in dese egeenen ontfanck en hebben gehadt".

De vierde dag "soo hebben die rendanten ontfanghen soo vande Guldebroeders als buytenliedens t'samen eene somme van 12 gulden" (146).

 

Op Westmalle kermis 1662 werden, ten huize van Jan Mertens, 3,5 tonnen bier gedronken, waarvoor in totaal 19 guldens en 13 3/4 stuivers werden betaald. De tweede dag werden er vier tonnen bier gedronken en hiervoor werden 22 guldens en 10 stuivers uitgegeven.

De derde dag was goedkoper, er werd niets uitgegeven omdat "die weert het gelach selver heeft gereckend". De vierde dag werd er op dezelfde plaats, bij Mertens, een som van 12 guldens verteerd. Ook het paard van de cornet kreeg zijn deel: "betaelt over het verteren van het Cornets peert": 8 stuivers.

Op deze kermis waren er op de eerste dag 44 gildenleden aanwezig en de tweede dag 49 personen, namelijk gildenbroeders en "eenighe eerelijcke mannen met voorgaende consent daerbij gecomen". De derde dag waren er nog 21 gildenleden present. Van andere personen is op die derde dag geen sprake meer.

 

In 1664 waren er in Westmalle op de eerste kermisdag 44 gildenbroeders en op de tweede dag 50 gildenleden, aanwezig. De gildenbroeders waren er niet tevreden met gewoon bier, want zij dronken ook wit bier en wijn.

 

Naar Zoersel kermis, jaar 1662, gingen 44 Oostmalse gildenbroeders. Zij verteerden er 9 stuivers 2 oorden per man, hetzij in totaal: 20 guldens en 18 stuivers.

De tweede dag van die kermis waren ook 44 gildenleden aanwezig, zij verteerden 9 stuivers en 2 oorden per man, hetzij in totaal 20 guldens en 18 stuivers.

De derde dag daagden nog 16 gildenleden op, ieder lid verteerde toen zelfs 15 stuivers, hetzij in totaal 12 guldens.

De vierde dag waren nog 15 personen op het appel, gerekend aan 8 stuivers per lid, bedroeg het verteer in totaal 6 guldens (147).

 

In 1663 gingen er 39 gildenleden naar Zoersel kermis, de tweede dag 47 en de derde dag nog 14.

Het gebeurde ook dat de gilde getrakteerd werd door de confraters van Zoersel, zoals in 1663, "item alsoo die vereertonne biers van Soersel". Dus de gilde van Zoersel nam de kosten van een ton bier ten laste, zodat onze gildenleden uiteindelijk minder moesten betalen.

Ook de volgende jaren was de Oostmalse gilde present op Zoersel- kermis. In 1664 waren er de eerste dag 41 leden opgedaagd, ook de tweede dag waren 41 gildenleden present. Het verteer geschiedde telkens bij Hendrick Somers, wellicht de lokaalhouder van de Zoerselse gilde.

In 1665 waren er op 1 mei, Zoersel kermis, 31 gildenleden aanwezig en er werd ook nog verteer betaald voor "acht andere gelaeghslieden". De tweede dag werden 46 gildenleden geteld en de derde dag nog 17 en bovendien nog 2 "andere luyden".

 

In de 19de eeuw was de Sint-Jorisgilde ook aanwezig op de kermis in Vlimmeren. In de rekening van Sint-Jorisdag 1878 is een bedrag van 10,-fr. ingeschreven, voor vereffening van een halve ton bier, die de gildenleden in de Sint-Quirinusparochie hadden gedronken.

 

De gilde nam ook regelmatig deel aan schietingen in andere gemeenten.

In 1665 werd er betaald "aen het inleggelt vanden prijs tot Rijckevorsel onder billeth seven gulden neghen stuyvers ende drij orden".

De eerste of "hoochsten" prijs was 15 pond fijne Engelse tin, ieder pond koste 14 stuiver en 1 oord, "ende als dat een jeder gulden camer sterck tot vier gulden camer sterck int getal, moet inne legghen voor hen contighent ter somme van 7 gl. 9 st. 2 oort." Er moest dus betaald worden voor het inleggeld, en ook aan de knecht der gilde van Rijkevorsel en de speellieden te Rijkevorsel(148).

 

5.4.4. Koningsschieten (de papegay dach)

 

De koningsschieting verloopt op sommige plaatsen nu nog volgens een eeuwenoud ceremonieel en volgens de traditionele regels, zoals die van geslacht tot geslacht werden overgeleverd.

Ook bij de Oostmalse Sint-Jorisgilde zijn er van die tradities nog overgebleven.

 

Vroeger werd de koningsschieting aangekondigd met een "beschrijfbrief" of uitnodiging.

Enkele dagen vooraf werd ook de wip grondig nagezien en de gildenrekeningen maken meermaals gewag van de onkosten betaald voor de uitvoering van herstellingswerken aan de wip.

De dag van het koningsschieten was zeer belangrijk voor elke gilde. Dit is trouwens nog steeds het geval. Men ging er vanuit dat alleen de zieken mochten ontbreken.

Op die dag werd de schuttersmaagd, die de eer van de gilde symboliseerde, verkozen. Ongetwijfeld had ze enkele verplichtingen en daarvoor ontving ze ook een beloning, zoals o.m. blijkt uit de rekening van 1610 toen zes stuivers werden betaald "voor de schuttersmaagd met den kost voor 2 dagen" (149). Na de kerkdienst trok de gilde op naar het schietterrein. Op het terrein zelf werden de toeschouwers op een veilige afstand gehouden.

De plaatselijke heer of de schout en vanaf de 19de eeuw de burgemeester of zijn afgevaardigde genoten de eer om de festiviteiten te openen en losten de ereschoten. Daarna kwam de uittredende koning aan de beurt en verder werd er geschoten volgens tevoren afgesproken regels.

Sinds mensenheugenis gebeurt het koningsschieten bij de Oostmalse Sint-Jorisgilde alle drie jaren.

Volgens de oude voorschriften der caerte van 1728 werden er drie dagen besteed aan het schieten naar de wip, die in de loop der eeuwen meermaals van plaats veranderde.

De eerste dag hadden de proefschietingen plaats, bedoeld als oefening voor de gildenleden.

De tweede dag was de bijzonderste van het ganse gebeuren. Op die dag werd de koningsvogel afgeschoten. Alvorens de schieting aan te vangen, gingen de confrers met roffelende trom driemaal rond de wip. Tijdens die rondgang prevelde menig gildenbroeder ook nog stil een gebed. Met dit gebruik beoogde de gilde de zegen van de Allerhoogste te bekomen voor de gilde in het algemeen en voor het gunstig verloop van de koningsschieting in het bijzonder.

Als de koningsvogel was neergehaald en de schieting geëindigd trok de nieuwe koning 'de breuk der Gulde' aan. Nu begon de feesttocht en voorafgegaan van trom en vaandel, werd de koning met de confrers "aan de deur getracteerd. Een kom, gevuld met jenever en broodbrokken, werd met de lepel geledigd; later werd er wijn geschonken en de broodbrokken door koekjes vervangen. Te verwonderen was het niet dat de confrers der gulde soms 'zwaar beladen' in de Gulde camer aankwamen"(150).

Artikel 6 van het reglement van 1891 beschrijft de gevolgde werkwijze bij het schieten naar de koningsvogel:

a) de proefvogel op de tweede Sinksendag: bijeenkomst in het lokaal om 15 u. Op deze dag is het verteer voor eenieder voor eigen rekening.

b) op dinsdag, 2de Sinksendag, schieting van de eigenlijke koningsvogels; bijeenkomst om 15 u. in de gildenkamer. Ieder lid moet 75 centimes uitleggen, bestemd voor de nieuwe koning. De vrouwen moeten daarbij een uitleg voegen van minstens 50 centimes om een geschenk te kopen voor de koningin.

Op deze dag wordt er gedronken op rekening van de gilde.

c) de woensdag na Sinksen zullen er prijsvogels geschoten worden, waarvoor ieder mannelijk lid vooraf in de gildenkamer een uitleg zal moeten doen van minstens 50 centiemen. De opbrengst daarvan zal, in evenredigheid van het aantal vogels, verdeeld worden. Er zal minimum anderhalf uur gekampt of geschoten worden, beginnende om 16 u. De niet afgeschoten vogels zullen verloot worden onder de leden die geen vogel zullen afgeschoten hebben. Elk lid mag slechts één vogel behouden. Op deze dag is de nieuwe koning verplicht te trakteren "in bier" voor alle gildenleden, terwijl de nieuwe koningin in haar huis trakteert aan de vrouwen, te weten: koffie met goed brood en boter, maar "geen buitenkosten".

d) de koning behoudt zijn hoedanigheid tot de koningsvogel bij een volgende schieting door een lid wordt afgeschoten.

e) het lid dat de eer heeft de koningsvogel af te schieten, geniet het recht om hem wederom op te zetten mits een halve ton bier of 10 fr. te betalen ten voordele van de gilde.

f) Iedere gildenbroeder is, zonder gegronde redenen, verplicht om deel te nemen aan de koningschieting, op straf van 1 fr. boete.

g) Op de dag der schieting voor de koningsvogel schiet eerst de koning "drie scheuten voorop".

h) De beurt van schieten wordt onder de leden uitgeloot.

 

Volgens een nota in 1960 opgesteld door Laurent Fierens werden er om de 3 jaar, met Sinksen, koningsschietingen gehouden op de staande wip. Alle gildenbroeders en -zusters waren daarbij aanwezig en om de strijd lustig te maken werd hun bier aangeboden.

 

Bier drinken was trouwens altijd een geliefde bezigheid voor de gildenbroeders.

In 1540 schonk Jan van Renesse "den schutters van den voetboghe doen Bernaert den papegay uyt den naem van mijnen heer af geschoten hadde 3 tonne biers en voer elc tonne betaelt XVI stuyvers" (151).

In 1662, op papegaaidag, dronken 50 gildebroeders niet minder dan zeven tonnen bier, waarvan de "Coninck" er 2 betaalde. De vijf overblijvende tonnen moesten door de gildenbroeders betaald worden en hiervoor werden nog 25 guldens aangerekend (152).

Volgens een onbenullige nota in het register werd er in 1770 "op de twee daegen met het schieten van den vogel voor eenen coninck verteert door de gelijcke gilde ter somme van 61 gulden 18 stuivers". Iedere gildenbroeder betaalde zijn aandeel in deze onkosten.

 

Op 12 mei 1874 begon de koningsschieting om 4 u. in de namiddag.

Alle gildenbroeders namen aan de schieting deel en reeds om 5 u.

werd de koningsvogel neergehaald door het lid J. B. Spruyt, molenaar, "die het Koningschap heeft aangenomen en al de gewone formaliteiten zijn dien dag vervuld geworden".

 

In het register werden slechts zeer zelden verslagen ingeschreven over de koningsschietingen. Een uitzondering hierop is het verslag over de schieting van de koningsvogel op 10 mei 1880, "in vervanging van den koning Van den Langenbergh", . 35 leden namen aan de schieting deel. Het gildenlid L. Spruyt was door ziekte verhinderd. De schieting begon om 4 u. namiddag en om 5 u. werd de vogel neergehaald door het lid P. J. Druyts, hoofdonderwijzer, "die hem zonder terugopzetting, heeft behouden, of beter gezegd, die het koningschap heeft aangenomen. Al de gewone formaliteiten zijn die dag vervuld geworden en de erewijn werd in optocht naar de teerzaal, zijnde bij Ten Grootenhuize, bij (=aan) al de leden aangeboden".

Op die dag, 10 mei 1880, dronken de gildenbroeders 1 ton bier, waarvoor 20,-fr werd betaald. Het verteer van de knaap bedroeg 1,44 fr. en voor dagloon aan de knaap werd er 9,-fr. betaald.

De volgende dag, 11 mei, werd er vanaf 10 u. in de voormiddag "de prijs geschoten op de wip. 's Namiddags heeft de koning evenals de koningin de leden op de oude manier onthaald ofte geregaleerd".

In de prijzen heeft ieder lid 75 centiemen bijgedragen.

Deze prijzen waren:

"eenen koperen marmit 5,50, eene koffiepot 4,75; eene koperen marmit 4,60; koperen lantaarn 3,10; een gieter 2,50; een lantaarn 2,15; 6 lepels 2,00; 1 lantaarn 1,50; 1 dievenlantaarn 1,25; 1 koffiedoos 1,15; idem 1,00; idem 0,65; dienlepel 0,50, hetzij te samen fr. 30,65 geleverd door Fr. De Bont".

Tijdens de schieting van 11 mei "deed zich de bijzonderheid voor dat de drij broeders De Vry Andreas, Louis en Adriaan, beurtelings en volgens afdalenden ouderdom, de drij eerste vogels afschoten.

Al de vogels waren om 11.30 u. gevallen".

"Al de gilde vrouwen geene enkele uitgezonderd hebben met ontrolde vaandels de koninginne een bezoek gebracht en zijn er goed ontvangen ende onthaald geworden. Na het feestje zijn allen op 11 mei om 7.30 u. naar de gildezaal getogen met de koning en de koningin om er zich bij de gildebroeders te vervoegen".

 

De spannendste koningsschieting sinds mensenheugenis was wel op 31 mei 1982.

"We kwamen in ons lokaal bijeen om 13.30 uur. Met 40 gildenbroeders trokken we naar de wip. Nadat koning Raymond Hellemans zijn breuk had afgelegd, werden de genodigden gevraagd een ereschot te doen. Als genodigden waren afgekomen: dhr; burgemeester baron Van der Straten-Waillet, een afvaardiging uit Olen, Rijkevorsel, Westmalle, Wuustwezel en Merksplas.

Zoals gebruikelijk kreeg de koning het voorrecht van 3 schoten. Doch de koningsvogel kwam niet beneden.

Er werd geloot om de volgorde van schieten onder de gildebroeders te bepalen.

Tijdens de eerste twee ronden werd de vogel niet afgeschoten.

In de derde ronde werd de vogel neergehaald door schrijver Gust Jordens. Door het feit dat elke gildebroeder die in die ronde nog niet geschoten had, nog het recht had te schieten, moest de vogel

terug opgeplaatst worden. De laatste gildebroeder in die ronde was Edward Kennis die dan ook de vogel beneden zou halen.

Nu diende de vogel terug op de wip geplaatst en moesten August Jordens en Edward Kennis kampen. Met een geldstuk werd getost om de volgorde te bepalen.

Gust Jordens mocht eerst schieten en haalde de vogel voor de tweede keer beneden. Ward Kennis deed hetzelfde, zodat de strijd weer gelijk was. Maar bij dit schot vloog de pijl op het dak van de school." (De wip stond toen namelijk nog achter de gemeentelijke feestzaal naast de voormalige gemeenteschool aan de Lierse lei).

Beide schutters stonden er echter op met dezelfde pijl verder te schieten. De brandweer werd erbij gehaald met een lange ladder. Het was Frans Michielsen die de pijl van het dak haalde.

Wanneer opnieuw kon geschoten worden, was het Edward Kennis die eerst schoot... en miste. Zo ook Gust Jordens.

In de volgende beurt miste Gust... maar Ward haalde de vogel naar beneden.

Het was een spannende en sportieve strijd geweest.

De nieuwe koning Edward Kennis kreeg dan de breuk omgehangen door de hoofdman Louis De Gruyter. Daarna werd nog een bezoek gebracht aan de leden caféhouders.

Op 10 november 1982 volgde dan het koningsfeest. In zijn toespraak riep de koning op tot broederlijkheid in de gilde, samenhorigheid tussen jong en oud en samenwerking voor de komende Salphenkermis en gildenfeest te Oostmalle in 1983. Hij prees tevens de successen van de dansgroep en riep de schutters op hun "mannetje te staan".

 

 

5. 5. Feesten en plechtigheden

 

Als enige vereniging in het dorp werd de gilde tijdens de vorige eeuwen gevraagd om alle plaatselijke feestelijkheden bij te wonen, mee op te luisteren en op te vrolijken. Bij elke belangrijke gebeurtenis was de gilde van de partij !

Deze activiteiten hebben, spijtig genoeg, in het oudste register praktisch geen sporen nagelaten. Het is dan ook onmogelijk een volledig overzicht te geven van de aanwezigheden van de Sint- Jorisgilde in de stoeten, optochten en andere plaatselijke feestelijkheden.

In de prachtige kledij van de 16de en 17de eeuw zorgde de gilde nochtans voor sfeer en voor een prettig en sierlijk uitzicht van deze plechtigheden.

Verbeeldt u met wat fierheid de gildenbroeders opmarcheerden bij de bezoeken van Keizer Karel in november 1545 en in mei 1546 aan onze gemeente en "aan het hof". Als hoofdman van de gilde zal Jan van Renesse er nadien wel voor gezorgd hebben dat 'zijn' gildenbroeders ook van deze bezoeken konden profiteren.

Op 24 juni 1561 stapte de gilde op in de optocht, bij de plechtige ontvangst in de gemeente en op het kasteel de Renesse van "de Staatsvrouwe" Margareta van Parma "met haren volcke"(153).

 

In 1661 reed de wimpeldrager of cornet, met de wimpel van de gilde, te paard voorop in de stoeten, gevolgd door de 'trommelslager' en de speelman. De alferis getooid met zijn kostbare sluier, waarvoor 22 guldens werden betaald, droeg een vendel, dat aangekocht was te Antwerpen bij J.B. Verschueren voor de som van niet minder dan 110 gulden (154).

Jan Van de Zande, alferis in 1665, was zo fier met zijn sluier en vaandel dat hij uit hoffelijkheid "over 't selve ampt eene som van 9 guld. 9 st." aanbood.

De medekens of maagdekens gingen niet alleen mee in de processies, maar ook naar de kermis van Zoersel, want voor "den kost" voor hen werden 5 stuivers betaald (155).

 

In 1680 werden er in Oostmalle, Westmalle en Zoersel grote feestelijkheden georganiseerd. Die vieringen herdachten de 'Vrede van Nijmegen" (1678), die als de "eeuwigdurende vrede in Europa" werd betiteld. Samen met onze Sint-Jorisgilde stapten ook de gilden van Westmalle en Zoersel mee op in de jaarlijkse kermisprocessie. De Oostmalse gilde had hetzelfde gedaan tijdens de kermissen in die dorpen.

 

Bij de plechtige inhaling van de dorpsheer, Maximiliaan Hendrik van Renesse, op 3 april 1693, mocht de gilde niet ontbreken. De gildenbroeders verwelkomden de heer aan de dorpsgrens en werden daarvoor beloond met 2,5 tonnen bier bij Wilmsen.

 

Inhaling van de bisschop in 1761

Op 20 juni 1761 kwam Mgr. Henricus van Gammeren, bisschop van Antwerpen, in onze gemeente het H. Vormsel toedienen aan de kinderen van Oost- en Westmalle, Zoersel en Rijkevorsel.

Van Oostmalle waren er 123 vormelingen, maar het vormsel werd toen toegediend aan kinderen vanaf de ouderdom van zeven jaren. Naast de kerkelijke plechtigheid was ook de triomfale intocht van de bisschop een feit van groot belang. De schout verwelkomde de 'opperherder' aan de grens van de heerlijkheid. In de gemeenterekening is een uitgave ingeschreven voor bier, aangeboden aan de St.-Jorisgilde:

"In het jaar 1761 heeft de guelt 2 tonnen en een half bier gedronken als den biskoep ingehaelt is, en het bier gerekent aen 4 gulden 14 stuivers 2 oorden voer ieder ton, dus saemen 11-13-3".

Actum in Oostmael den 20 Juni 1761,(get.) Jacobus van den Brandt" (156).

 

Grote Vaderlandse viering in 1853

We schreven reeds dat, ter gelegenheid van de 18de verjaardag van de Hertog van Brabant, er in Oostmalle grote vierdaagse feestelijkheden werden georganiseerd op 9-10-12 en 17 april 1853.

De gemeenteraad organiseerde deze festiviteiten "tot bewijs van de oprechte verkleefdheid van de gemeente Oostmalle aan onze geliefde vorst en gans de koninklijke familie". Een uitvoerig verslag hiervan werd ingeschreven in het register der beslissingen van de gemeenteraad.

Volgens de raadsbeslissing zou 9 april 1853 nimmer uit het geheugen van de raad gewist worden. Het gebulder van 21 kanonschoten en het gelui der klokken verwelkomden in onze gemeente "den zoo dierbaren dag"; de nationale vlag wapperde op een groot aantal huizen, onder meer bij de burgemeester, de postontvanger, de gendarmerie, het gemeentehuis en "uit het punt des kerktorens".

Het aandeel van de gilde in deze feesten werd als volgt omschreven:

"De Sint-Jorisgilde gaf den eersten toon aan de plechtigheid van de dag: heure leden trokken als zendelingen de gemeente rond en deden de Belgische onafhankelijkheid, de wijsheid van onze dierbare koning en de vroegbarige ervarenheid van de hertog van Brabant in grondige staatskunst hoog klinken. Het zanggenootschap "De Eendragt" aangewakkerd door de oproep der St.-Jorisbroeders galmt des avonds verscheiden verrukkende vaderlandsche gezangen uit, op welker zoetluidende akkoorden ter eere van koning en vaderland, de gemeentenaren toestroomden en in alle harten een zalige aandoening deed ontstaan."

's Avonds, vanaf 20 u., werden de klokken weer geluid en opnieuw bulderde het kanon.

De daaropvolgende dag, om 9 u. 's morgens, ontwaakte de gemeente op het gedonder van 21 kanonschoten, gepaard met "klokkenklank".

Iedereen werd opgeroepen voor de zondagsmis. In stoet stapten de maatschappijen met hun standaarden naar de kerk, waar zij op het koor plaatsnamen. In de optocht stapten ook de burgemeester met zijn sluier omgord, de schepenen en leden van de gemeenteraad en ten slotte de rijkswachtbrigade in groot uniform.

Na de kerkelijke plechtigheid werd verzameling geblazen aan het gemeentehuis. De zangmaatschappij 'De Eendragt' zong er enkele liederen en het gemeentebestuur reikte in het gemeentehuis een grote voorraad levensmiddelen uit aan de behoeftige inwoners. De burgemeester sprak dan de menigte toe en loofde de jarige Hertog van Brabant en de koninklijke familie.

In de namiddag werden aan het gemeentehuis volksspelen ingericht, o.a. "het snelste loopen" en "staekklimmen".

Om 20 uur was de gemeente het schouwspel "eener algemeene verlichting". Nogmaals werden de klokken geluid, bulderde het kanon en werden vaderlandse liederen gezongen.

Dinsdag waren de notabelen der gemeente aanwezig op een banket ten huize van de burgemeester. Daar werd er gedronken en getoast op de Belgische erfprins en sprak de burgemeester de verkleefdheid uit van onze bevolking aan het vorstenhuis.

Op zondag, 19 april, trad de gilde weer in actie. Er werd een prijskamp ingericht voor de boogschutters op de wip, "ja zoo verre begreep de gemeente Oostmalle het geluk aan de natie wedervaren, dat de ruimte van drij dagen van al te kleine omvang was om getuigenis te geven van zijn genoegens in die heilrijke gebeurtenis". Na de prijskamp trokken de schutters 'benevens de gilden' en het zanggenootschap, alsook vele dorpelingen en een groot getal 'vreemdelingen' naar het gemeentehuis, waar de burgemeester de feestelijkheden afsloot en een slottoespraak hield (157).

 

Nieuwe burgemeesters of pastoors werden steeds 'ingehaald' met een grootse stoet. Het spreekt vanzelf dat de gilde mee opstapte.

Trouwens de nieuwe burgemeester was in de vorige eeuwen meestal ook de hoofdman van de gilde.

De knaap werd in 1886 betaald voor het aanzeggen van de "inhaling van de nieuwe pastoor" en in 1891 voor het aanzeggen van de uitvaart van de pastoor.

In 1891 ontving de knaap 1,50 fr voor het aanzeggen van de inhaling van de burgemeester.

In 1899 ontving de knaap 1,50 fr voor het aanzeggen van de "inhaling van de burgemeester".

 

Vaderlands feest in 1905

De 75ste verjaring van de Belgische onafhankelijkheid werd te Oostmalle gevierd op 16 juli 1905. Zoals we reeds schreven begonnen de feestelijkheden met een stoet, waarin natuurlijk ook de Sint-Jorisgilde mee opstapte.

 

In 1914 betaalde de gilde voor "Aanzeggen der gilde voor de inhaling van Graaf De Renesse" 3,75 fr. en voor "1 dag werken voor de inhaling van Graaf De Renesse" 2,50 fr. waarschijnlijk aan de knaap.

 

In 1930 heeft de gilde, voor de viering van het "eeuwfeest", van het gemeentebestuur 50 fr. ontvangen.

 

In 1933 heeft de gilde 100 fr. ontvangen "bij inhuldiging van Burgemeester Graaf De Renesse" op 31 januari.

 

Op 21 juni 1953 ging de gilde in de stoet voor Gust Willekens, die Belgisch kampioen was bij de handboogschutters.

 

Op 4 juli 1965 kostte het "verteer" 295 fr. ter gelegenheid van de "inhaling van burgemeester" Dr. Vermeyen.

 

Op 24 september 1983 ging de gilde in de stoet ter gelegenheid van de inhuldiging van Robert Mintjens als burgemeester van Malle. De stoet ging van Oostmalle naar Westmalle, de gildenzusters gezeten op een versierde wagen en de gildenbroeders stapten daarachter. De anekdote in verband met de schoenzolen van Mon Hellemans is door de meeste gildenleden nog voldoende gekend.

 

Op 8 september 1990 nam de gilde deel aan de viering van 100-jaar brandweer in Oostmalle. Na de stoet van Westmalle naar Oostmalle waarin de gildenleden de eerste handpomp van de Oostmalse pompiers meevoerden, deed de gilde mee aan een "exhibitie van een honderdjarige brand van het kasteel" op de binnenkoer van kasteel de Renesse.

 

Op 8 april 1995 kwam de gilde ook dansen ter gelegenheid van de inhuldiging van Harry Hendrickx als burgemeester van Malle.

 

Mede door de herwaardering van het dansen in de gilde na de Tweede Wereldoorlog kwam er een ware explosie van activiteiten waarbij de gilde aanwezig was. We verwijzen hier dan ook naar de bijlage 'activiteiten'.

 

 

5.6. De gilde danst

 

Het dansen, vroeger bijzaak in de gilden, werd in de laatste jaren hoofdzaak voor sommige gilden, die dan optraden bij allerlei gelegenheden.

De dansgroep was volgens mondelinge overlevering (ons nog meegedeeld door Maria Jordens-Mariën) in 1948 opgericht. Aanvankelijk werd er gedanst bij Nooyens thuis. Later in de verschillende gildenlokalen: zaal Luxor, de Notelaer, de Wiks.

Van de turnzaal van het Immaculata Instituut ging het dan naar het huidige gildenlokaal.

In het verslag over de reis naar Durbuy wordt Maria Mariën genoemd als de leidster van de dansgroep.

In 1950 betaalde de gilde 580 fr. voor het aanleren van de "cadrildans". We veronderstellen dat dit de vergoeding voor Louis Doms was, die lange tijd de dansen in de Kempen aan de gilden kwam aanleren.

Vanaf 1972 komt Andrea Sterck de dansen in Oostmalle aanleren. Op 27 juni 1972 nam de gilde deel aan het gildenfeest te Pulle "met onze nieuwe dansgroep".

Sindsdien gingen de resultaten van de dansers van de Oostmalse gilde bijna steeds in stijgende lijn. We verwijzen hiervoor naar de bijlage 'Gildenfeest'.

Ook het aantal activiteiten nam sinds die tijd enorm toe. Zie hiervoor de bijlage 'Activiteiten'.

Toch willen we enkele hoogtepunten van de dansgroep van de St.-Jorisgilde onder de aandacht brengen:

 

19 juli 1985 tot 29 juli 1985: tiendaagse reis naar Viana, Afife en Areosa in het noorden van Portugal.

De gilde voerde toen de 'Bruiloftssuite' op.

 

16 augustus 1986: optreden tijdens het internationaal volksdansfestival te Edegem.

 

28 en 29 mei 1994: optreden tijdens 'Europese dagen' in Heusenstamm en in de buurt ervan in Duitsland.

De "Balsuite" en de "Holleblokkensuite" werden toen opgevoerd.

 

9 juli 1994: optreden tijdens het internationaal volksdansfestival te Schoten.

"De leiding van Andrea Sterck brachten ons naar een schitterend optreden, dat bleek niet alleen aan de commentaren achteraf maar ook aan het applaus tijdens de dansen zelf", schreef schrijver Stefaan Wouters.

 

2 september 1997: optreden in de koningin Elisabetzaal te Antwerpen ter gelegenheid van het wereldcongres van imkers, "Apimondia".

Samen met de St.-Sebastiaansgilden van Merksplas en van Vlimmeren werd voor deze gelegenheid een suite "De Jaarkring" en "Boerenbal" ingeoefend.

"De jaarkring" bestaat uit volgende dansen: "Oogstkoekenkermis", "Warme Garnaars", "'t Windeke", "Horlepiep", "Bezemdans van Boortmeerbeek", "Heiluizer", "Polkasaluwee" en "Rozenwals".

Volgende liederen worden erin gezongen: "Hoe zaait de boer", "Allen die willen naar Island gaan", "Moeder ik wil hebben", "Boerinneke van buiten", "Wij komen van Oosten" en "Hoog huis".

De suite "Boerenbal" bestaat uit: "Z' heeft heur witte kousen", "Streep", "Boerenbal", "Kadril van Elewijt", "Holleblokkendans", "Keperen schots" en "Mie Katoen".

 

Niet alleen het dansen behoort tot de gildenactiviteiten. Er wordt ook veel gezongen. Op 30 april 1994 werd "'t Zangboekje van de guld" uitgegeven. Het werd samengesteld door gildenbroeder Lex Vorsselmans en gedrukt op de persen van Stefaan en Lief Wouters-Van Oers. Het boekje begint, met het "Lijflied" getiteld "Het is moeilijk bescheiden te blijven" op de gekende melodie maar met andere woorden. Omdat de inhoud ironisch bedoeld is en de uitgave zo exclusief zullen we de tekst hier maar niet afdrukken.

 

5.7. Gildenkledij

 

Door de heropleving en herwaardering van het dansen in de gilde na de Tweede Wereldoorlog begon men te zoeken naar een aangepaste gildenkledij. De gildenbroeders en -zusters dragen eigenlijk de Kempense klederdracht uit de negentiende eeuw.

De vrouwen dragen een lange zwarte rok boven een witte met 'broderie' afgezette onderrok op zwarte kousen in zwarte schoenen met lage hak, een zwarte bloes met 'janneke' en zwarte ceintuur, een witte katoenen kraag met broderie, een witte katoenen muts met opgekrulde 'oorflappen' en wit lint of zwart lint ten teken van rouw. De neusdoek die met een broche wordt samengehouden moet de nodige kleuren brengen. Sobere sieraden of juwelen zijn toegelaten. Bij het dansen wordt de laatste jaren de neusdoek afgedaan en om toch wat kleur in het geheel te brengen afhankelijk van de dans vervangen door een blauwe schort met strepen of ruiten. Bij bepaalde dansen dragen de vrouwen witte wollen sokken in lage klompen met lederen riem.

De mannen dragen een zwarte lange broek op zwarte schoenen en zwarte kousen, een blauwe linnen 'kiel' op een wit hemd, een rode zakdoek met witte 'bollekes' rond de nek geknoopt en op het hoofd een 'faas', een zwarte hoge pet met kleine klep. Bij sommige dansen worden hoge houten klompen gedragen. De keel van de vendelier wordt samengehouden door een rode sjerp rond de buik, alferis en cornet hebben witte handschoenen om de vlag te dragen en de cornet draagt, gezeten op zijn mooi versierde paard, natuurlijk hoge rijlaarzen. De 'overheden' dragen een paarse 'enkele' sluier met vermelding van de titel en "St.-Joris Oostmalle" in gouden letters over de rechter schouder met de knoop op de linkerzijde. De hoofdman draagt een kleine staf en bij de koningsbreuk, uiteraard gedragen door de koning, hoort een zwarte wandelstok met ivoren knop..

 

 

5.8. Landjuweel, gildenfeest, schietspel

 

In het midden van de twintigste eeuw constateren we een 'wildgroei' in de organisatie van gildenfeesten en schietspelen.

Sinds de oprichting van de 'Hoge Gildenraad der Kempen' werd alles stilaan beter gereglementeerd.

Een 'landjuweel' wordt nog ingericht om de vijf jaar (jaartallen, veelvoud van vijf). Tijdens de tussenliggende jaren worden 'gildenfeesten' en 'schietspelen' georganiseerd.

 

Daar waar vroeger een schietspel per 'wapen' op diverse lokalisaties werd ingericht, komen alle wapens tegenwoordig op een zondag begin juni samen om het schieten met de handboog, kleine kruisboog, St.-Jansboog, voetboog of buks te beoefenen. Al deze schietingen zijn met een 'zestal', de zes beste schutters van een gilde, 'op doelen'. De 'rozenprijs' voor de schutter met de meeste 'rozen' levert extra punten op.

 

Een gildenfeest vindt tegenwoordig gewoonlijk plaats op het laatste weekend van juni. 's Zaterdags zijn de schietingen zoals bij een schietspel en 's zondags is het gildenfeest. De bezittingen die 's zaterdags zijn 'gekeurd', worden 's zondags in het 'schoon inkomen' meegedragen. Daarna zijn er op het feestterrein wedstrijden dansen, vendelen en roffelen.

 

Een landjuweel verloopt zoals een gildenfeest maar daar komt op zondag nog de schieting voor de 'opperkoningen' bij. Dit is een schieting naar de staande wip onder de koningen van de gilden per wapen. Alle punten die een gilde vergaarde tijdens de vijf jaar van het landjuweel tijdens schietspelen en gildenfeesten voor schieten, oude en nieuwe bezittingen, schoon inkomen, dansen, vendelen en roffelen komen volgens een welbepaalde verdeelsleutel in aanmerking om het landjuweel te winnen. De punten van het landjuweel tellen dubbel.

 

Het laatste landjuweel te Loenhout op 24 en 25 juni 1995 werd door St.-Sebastiaan Essen gewonnen. Van de 65 deelnemende gilden werd de St.-Jorisgilde van Oostmalle "eervol" vierde.

 

Een landjuweel werd door Oostmalle nog nooit gewonnen.("Al goed", fluisteren sommigen, "want dubbele punten betekent ook dubbel prijzengeld".)

 

Maar onze gilde was reeds driemaal inrichter van een gildenfeest.

 

Op 22 juni 1952 namen 39 gilden deel aan de gildenfeesten ter gelegenheid van de wijding van een nieuw vaandel. Na de mis werd de gilde op het gemeentehuis ontvangen. "Terwijl op het gemeentehuis de jury ijverig werkte om de oudste vaandels en oudste breuken te klasseren vormde zich een kleurige stoet die met de fanfare voorop de gemeente doorkruiste om ten slotte in het grafelijk park "De Warande" toe te komen. Daar was het dat, spijt het druilerige weer, de verschillende gilden op het verhoog de grootste wedstrijd van de dag aangingen en zich beijverden om de mooiste oude dansen uit te voeren.

Terwijl de harmonika lustige wijsjes speelden volgden de gildendansen elkaar op variërend van quadrille, polka, molendans tot boerenwals.

Ook het vendelzwaaien kwam aan de beurt tot dan het feest besloten werd met de wedstrijd tussen de trommelroffelaars."(158).

 

Op 25 en 26 juni 1983 was het feest op de grote wei in "De Warande" waar nu de voetbalpleinen zijn en de wip van de gilde zich momenteel bevindt. Er werd een tent van 100 m op 20 m met 7 togen, 2500 stoelen en 200 tafels geplaatst. Alle schutters konden dus naast elkaar staan bij de schieting op doelen.

De gildenbezittingen werden beoordeeld in de gemeentelijke feestzaal.

In de gildenmis op zondag om 9.30 uur werd, tijdens de offerande, door de dansgroep 'De Rozenwals' opgevoerd. Peter Jordens luisterde de mis op aan het orgel, bijgestaan door Jan Borgmans met trompet.

De Nederlandse gilde St.-Barbara uit Moergestel was de gastgilde.

Na de receptie op het gemeentehuis was het gildenmaal in 't Salphenhof. Het schoon inkomen van ongeveer 65 gilden ging van de Hoogstraatsebaan naar het feestterrein. Omwille van "het prachtige weer en het mooie kader" was er een nooit geziene opkomst van deelnemers en toeschouwers.

 

Op zaterdag en zondag 27 en 28 juni van dit jaar 1998 hadden we weer een gildenfeest in Oostmalle naar aanleiding van het 475-jarig bestaan.

De Oostmalse gilde had het genoegen iedereen te mogen uitnodigen op het feestterrein 'Den Hooiberg' aan de Antwerpsesteenweg tussen Oostmalle en Westmalle.

Zaterdag 27 juni vanaf 14 uur: schietwedstrijd met 59 aanwezige gilden. Ons eigen zestal won de schieting van de kleine kruisboog en Dirk Lambrechts had de rozenprijs.

De gildenbezittingen werden voor de beoordeling door de jury in de gemeentelijke feestzaal gebracht: 18 oude vaandels, 8 oude beelden, 29 oude breuken, 24 oude registers, 5 oude blazoenen, 44 nieuwe vaandels, 33 nieuwe breuken, 26 nieuwe beelden, 27 nieuwe registers en 20 nieuwe blazoenen.

Op zondag 28 juni ging de Oostmalse gilde in vol ornaat van het gildenlokaal naar de Sint-Laurentiuskerk.

Tijdens de plechtige gildenmis om 9.30 uur werd de nieuwe standaard door pastoor-deken Frans Wouters gewijd. De 'wethouders' van de Hoge Gildenraad en een afvaardiging van de bevriende gilden waren in deze viering aanwezig. Het parochiaal zangkoor onder leiding van onderpastoor Van den Bogaert luisterde de viering op. Natuurlijk werd door onze gildenleden enthousiast meegezongen.

Na de mis werd het volledige gezelschap door het gemeentebestuur in het kasteel de Renesse voor de in Malle traditioneel geworden trappist ontvangen.

Het gildenmaal werd in de feesttent genuttigd.

Een pendelbus bracht de hoofdmannen die aan het maal deelnamen met hun 'gevolg', terug naar het dorp voor de opstelling van het schoon inkomen op het gemeentelijk voetbalplein aan de Lierselei.

Een pletsende regenbui kwam juist op een slecht moment tijdens het opstellen van de stoet. Toch konden de zesenveertig nog aanwezige gilden voorafgegaan door de landelijke rijvereniging en het bestuur van onze gilde, om 14 uur droog vertrekken voor het schoon inkomen. Ook de koninklijke fanfare 'De Verbroedering' van Oostmalle luisterde deze stoet met vrolijke muziek op.

Veertien gilden namen in de namiddag deel aan de wedstrijden gildendansen. Dertien gildenbroeders kwamen vendelen en twintig gildenbroeders hebben geroffeld.

Het feest werd afgesloten met muziek van fanfare 'De Lindekring' van Zoersel afgewisseld met proclamaties door de opperhoofdman dr. Eugeen Van Autenboer.

 

 

 

VI. BIJLAGEN

 

Uitslagen door de St.-Jorisgilde van Oostmalle behaald tijdens gildenfeesten, schietspelen en landjuwelen voor zover het register van de gilde of 'De Knaap van de HGK' deze vermeldt.

 

4 mei 1952 Rijkevorsel gildenfeest

met 36 leden

oude breuk 2

1 juni 1952 Tielen gildenfeest

met 33 leden

22 juni 1952 Oostmalle gildenfeest

20 juli 1952 Kampenhout gildenfeest

met 27 leden

25 mei 1953 Kasterlee gildenfeest

dansen 8

2 mei 1953 Moergestel (Nederland) gildenfeest

dansen 5

nieuw vaandel 1

12 juli 1953 Haecht gildenfeest

dansen 3

nieuw vaandel 1

6 september 1953 Vosselaar gildenfeest

roffelen 5 (Gust Jordens)

nieuw vaandel 3

oude breuk 4

27 juni 1954 Zoutleeuw gildenfeest

met 36 leden ("prijs van verste komen")

schoon inkomen 3

dansen 2

roffelen 2

nieuw vaandel 1

oude breuk 5

11 juli 1954 Herentals gildenfeest

dansen 3

schieten 2

25 juli 1954 Gooik gildenfeest

met 37 leden

schoon inkomen 2

dansen 4

roffelen 3

nieuw vaandel 2

oude breuk 4

5 juni 1955 Brecht 5de landjuweel

met 38 leden

nieuw vaandel 3

oude breuk 5

3 juli 1955 Wespelaar gildenfeest

met 40 leden

schoon inkomen 1

dansen 1

roffelen 3

nieuw vaandel 1

oude breuk 4

Als aandenken ontving de gilde een "christallen" schotel.

31 juli 1955 Zichem gildenfeest

met 34 leden

schoon inkomen 2

dansen 7

nieuw vaandel 2

"Veel leut en plezier gemaakt, drie vogeltjes geschoten Richard Scheynen."

10 juni 1956 Zandhoven gildenfeest

8 juli 1956 Weerde gildenfeest

schoon inkomen 6

dansen 2

roffelen 4

nieuw vaandel 1

oude breuk 3

15 juli 1956 Schelle gildenfeest

met 39 leden

dansen 8

schieten 1

roffelen 5

nieuw vaandel 2

oude breuk 2

2 juni 1957 Wildert gildenfeest

met 35 leden

schieten 2

nieuw vaandel 5

oude breuk 4

28 juli 1957 Meerle gildenfeest

schieten 2

nieuw vaandel 2

oude breuk 3

18 augustus 1957 Diest "internationaal" landjuweel

nieuw vaandel 1

oude breuk 1

15 juni 1958 Rijkevorsel 6de landjuweel

dansen 10

nieuw vaandel 2

oude breuk 3

7 juni 1959 Oud-Turnhout gildenfeest

met 40 leden

schoon inkomen 9

dansen 12

schieten 2

roffelen 6

nieuw vaandel 5

oude breuk 6

2 augustus 1959 Weelde gildenfeest

met 42 leden

schoon inkomen 9

dansen 16

schieten 2

roffelen 2

nieuw vaandel 4

oude breuk 3

2 juli 1961 Brecht 7de landjuweel

met 38 leden

schoon inkomen 8

dansen 10

schieten 3

roffelen 5

nieuw vaandel 6

oude breuk 2

3 juni 1962 Merksplas gildenfeest

met 35 leden

schoon inkomen 6

dansen 5

schieten 3

roffelen 2

nieuw vaandel 4

oude breuk 4

29 juli 1962 Meer gildenfeest

met 38 leden

schoon inkomen 13

dansen 10

schieten 3

roffelen 5

nieuw vaandel 7

oude breuk 3

26 mei 1963 Nieuwmoer gildenfeest

met 37 leden

schoon inkomen 4

dansen 6

schieten 3

roffelen 6

nieuw vaandel l2

oude breuk 6

9 juni 1963 Haacht "landjuweel der Vlaanderen"

met 35 leden

8 juli 1963 Retie gildenfeest

met 40 leden

schoon inkomen 10

dansen 6

roffelen 6

nieuw vaandel 3

5 juli 1964 Herentals gildenfeest

met 38 leden

dansen 6

schieten 3

roffelen 4

nieuw vaandel 4

oude breuk 4

26 en 27 juni 1965 Rijkevorsel 8ste landjuweel

met 40 leden

schoon inkomen 9

dansen 16

schieten 2

nieuw vaandel 3

oude breuk 1

3 juli 1966 Westerlo gildenfeest

met 38 leden

schoon inkomen 25

dansen 13

schieten 3

roffelen 6

nieuw vaandel 6

oude breuk 6

28 mei 1967 Wuustwezel schietspel 3

(alleen voor kleine kruisboog)

Zestal: A.Canters, F.Michielsen, R.Scheynen, Van den Bulck, F.Vervecken,

F.Van Dael

25 juni 1967 Neder-Over-Heembeek gildenfeest

Tornado! met 32 leden

21 juli 1968 Kasterlee gildenfeest

met 35 leden

schieten 3

roffelen 7

nieuw vaandel 3

nieuwe breuk 7

oude breuk 7

23 juni 1968 Oostmalle schietspel 3

(alleen voor kleine kruisboog)

Zestal: F.Michielsen, R.Scheynen, L.Van Tichelen, N.Van den Bulck, F.Vervecken, A.Canters

18 augustus 1968 Zoutleeuw Brabants gildenfeest (steun i.v.m. tornado)

met 40 leden

6 juli 1969 O.L.V.-Olen gildenfeest

met 35 leden

schoon inkomen 17

dansen 11

schieten 2

roffelen 4

nieuw vaandel 2

nieuwe breuk 8

14 september 1969 Rijkevorsel schietspel 3

(alleen voor kleine kruisboog)

Zestal: R.Scheyen, F.Lenders, F.Michielsen, W.Huybrechts, K.Van den Bulck, A.Canters

27 en 28 juni 1970 Nieuwmoer 9de landjuweel:

met 28 leden

schieten 3

nieuw vaandel 2

nieuwe breuk 5

Richard Scheynen schoot zich opperkoning.

26 en 27 juni 1971 Pulle gildenfeest

met 35 leden

schoon inkomen 11

dansen 8 Klapschottisch

schieten 3

roffelen 7

nieuw vaandel 2

nieuwe breuk 6

oude breuk 6

oud register 6

12 september 1971 Wuustwezel schietspel 2

(alleen voor kleine kruisboog)

2 juli 1972 Gooik gildenfeest

met 32 leden

2 en 3 september 1972 Brecht gildenfeest

met 28 leden

schieten 2

nieuw vaandel 1

? 1972 Oostmalle schietspel ?

(alleen voor kleine kruisboog)

7 en 8 juli 1973 Veerle gildenfeest:

met 25 leden

schoon inkomen 11

dansen 6

schieten 2 (rozenprijs Walter Huybrechts)

nieuw vaandel 1

nieuwe breuk 5

oude breuk 5

24 september 1973 Rijkevorsel schietspel 3

(alleen voor kleine kruisboog)

8 en 9 juni 1974 Wildert gildenfeest

schoon inkomen 11

dansen 13 Karnaval

schieten 3

nieuw vaandel 3

oude breuk 3

27 en 28 juli 1974 Lichtaart gildenfeest

schoon inkomen 11

dansen 13

schieten 4

nieuw vaandel 2

oude breuk 7

28 en 29 juni 1975 Herentals 10de landjuweel

met 30 leden

schieten 4

nieuw vaandel 2

oude breuk 5

totaal 24ste plaats

Richard Scheynen schoot zich voor de tweede maal opperkoning.

29 en 30 mei 1976 St.-Job in 't Goor gildenfeest

met 34 leden

schoon inkomen: categorie 1

dansen: categorie 1 Rozenwals

schieten: 4de plaats

nieuw vaandel:categorie 1

blazoen: categorie 2

oude breuk: categorie 1

Danslerares Andrea Sterck en speelman Karel Van Uytven.

26 en 27 juni 1976 Tongerlo gildenfeest

schoon inkomen: categorie 1

dansen: 1 (enige dansgroep van categorie 1)

(= +90%)

schieten: 3de plaats

nieuw vaandel:categorie 1

blazoen categorie 2

oude breuk categorie 1

? juni 1977 Olen schietspel 3

Rozenprijs Victor Bertels (9 rozen)

25 en 26 juni 1977 Schoten gildenfeest

Van dit gildenfeest bestaan geen uitslagen, alleen beoordeling door jury

schieten 4de plaats

26 juni 1977 Neder-Over-Heembeek: zie hoofdstuk over tornado

met 30 leden

29 april 1978 Wuustwezel schietspel 4

24 en 25 juni 1978 Schilde gildenfeest

dansen 9

schieten 4

blazoen 9

nieuwe breuk 2

19 en 20 mei 1979 Kalmthout gildenfeest

schoon inkomen 5

dansen 1 Weverdans

schieten 3

nieuw vaandel 10

blazoen 8

nieuwe breuk 1

oude breuk 3

24 juni 1979 Zandhoven schietspel 4

2 juli 1979 Neder-Over-Heembeek Brabants gildenfeest

daarna feest bij koning Mon Hellemans

6 en 7 september 1980 Brecht 11de landjuweel

met 56 leden

schoon inkomen 5

dansen 1 Bruiloftsdans

schieten 4

vendelen 9

roffelen 7

nieuw vaandel 2

nieuw beeld 1

nieuwe breuk 7

totaal 4de plaats

17 mei 1981 Tielen schietspel 2

27 en 28 juni 1981 Rijkevorsel gildenfeest

schoon inkomen 3

dansen 1 Heiluizer

schieten 2

(Ward Kennis kampte mee voor de rozenprijs)

vendelen 7

roffelen 7

nieuw vaandel 8

nieuw beeld 1

oude breuk 8

Omwille van slecht weer moest men dansen in de tent.

11 juni 1982 Meer schietspel 4

3 en 4 juli 1982 Meerhout gildenfeest

met 50 leden

schoon inkomen 11

dansen 1 Mie-Katoen

schieten 3

vendelen 8

roffelen 10

nieuw beeld 2

oude breuk 10

5 juni 1983 Kasterlee schietspel 3

25 en 26 juni 1983 Oostmalle gildenfeest

schieten 2

Geen andere uitslagen: eigen organisatie.

De dansgroep danste 'de Rozenwals' in de kerk.

3 juni 1984 Sint-Lenaarts schietspel 3

30 juni en 1 juli 1984 Merksplas gildenfeest

schoon inkomen 5

dansen 1 Meiboomdans

schieten 4

vendelen 9

roffelen 11

nieuw vaandel 2

nieuw beeld 3

nieuwe breuk 3

oude breuk 7

29 en 30 juni 1985 Kalmthout 12de landjuweel:

met 54 leden

schoon inkomen 4

dansen 2 Heiluizer

schieten 4

roffelen 3

nieuw vaandel 3

nieuw beeld 2

oude breuk 6

totaal 4de plaats

1 juni 1986 Meerle schietspel 4

21 en 22 juni 1986 Vosselaar gildenfeest

schoon inkomen 4

dansen 1 Molenmazurka

schieten 3

vendelen 3 (Harry Paulussen)

roffelen 19

nieuw vaandel 2

nieuw beeld 4

nieuw blazoen 13

oude breuk 11

nieuw register 10

14 juni 1987 Veerle schietspel 4

27 en 28 juni 1987 Loenhout gildenfeest

schoon inkomen 7

dansen 6 Kadril van Achtel

schieten 4

vendelen 7

roffelen 19

nieuw vaandel 6

beeld 2

blazoen 10

oude breuk 7

nieuw register 14

oud register 13

29 mei 1988 Wuustwezel schietspel 3

18 en 19 juni 1988 Meerle gildenfeest

schoon inkomen 5

dansen 10 Bruiloftsdans

schieten 4

nieuw vaandel 5

nieuw beeld 3

nieuw blazoen 8

oude breuk 2

nieuw register 1

oud register 18

11 juni 1989 Lichtaart schietspel 3

Zestal: Vic Bertels, Ward Kennis, Fred Crols, Dirk Lambrechts, Harry Paulussen, Marc Van Tichelen

24 en 25 juni 1989 Wuustwezel gildenfeest

schoon inkomen 8

dansen 8 Polka-Saluwe

schieten 4 (zestal zoals hierboven)

vendelen 19

nieuw vaandel 7

nieuw beeld 2

nieuw blazoen 12

oude breuk 1

nieuw register 4

oud register 13

30 juni en 1 juli 1990 Rijkevorsel 13de landjuweel

schoon inkomen 5

dansen 3 Heiluizer

schieten 4 (rozenprijs Harry Paulussen)

vendelen 9

nieuw vaandel 2

nieuw beeld 3

nieuw blazoen 7

oude breuk 2

nieuw register 7

oud register 14 totaal 3de plaats

21 juni 1991 Tongerlo schietspel 3

Zestal: Ward Kennis, Dirk Lambrechts, Fred Crols, Harry Paulussen, Luc Kennis, Vic Bertels

29 en 30 juni 1991 Westerlo gildenfeest

schoon inkomen 6

dansen 1 Mie Katoen

schieten 3 (zelfde zestal als hierboven)

vendelen 14

nieuw vaandel 3

nieuw beeld 5

nieuw blazoen 7

oude breuk 6

nieuw register 13

oud register 19

21 juni 1992 Weelde schietspel 3

5 en 6 september 1992 Brecht gildenfeest

schoon inkomen 10

dansen 3 Molenmazurka

schieten 4

nieuw vaandel 7

nieuw beeld 5

nieuw blazoen 8

oude breuk 7

nieuw register 12

oud register 15

Zestal: Vic Bertels, Ward Kennis, Luc Kennis, Dirk Lambrechts, Marc Van Tichelen, Paul Harts

20 juni 1993 Lille schietspel 4

Zestal: Marc Van Tichelen, Dirk Lambrechts, Vic Bertels, Fred Crols, Marcel Peeters, Paul Harts

26 en 27 juni 1993 Sint-Lenaarts gildenfeest

schoon inkomen 8

dansen 1 Meiboomdans

schieten 4 (zelfde zestal als hierboven)

vendelen 12

nieuw vaandel 7

nieuw beeld 6

nieuw blazoen 12

oude breuk 3

nieuw register 15

oud register 17

20 juni 1993 Lille schietspel 4

25 en 26 juni 1994 Olen gildenfeest

schoon inkomen 10

dansen 1 Heiluizer

schieten 2

vendelen 14

nieuw vaandel 5

nieuw beeld 4

blazoen 10

oude breuk 4

nieuw register 18

oud register 17

5 juni 1994 Essen schietspel 2

24 en 25 juni 1995 Loenhout 14de landjuweel

schoon inkomen 1

dansen 1 Oogstkoekenkermis

schieten 2

(Luc Kennis kampte voor de rozenprijs)

vendelen 9

nieuw vaandel 5

nieuw beeld 4

nieuw blazoen 13

oude breuk 1

nieuw register 12

oud register 18

totaal 4de plaats

2 juni 1996 Minderhout schietspel 3

29 en 30 juni 1996 Westerlo gildenfeest

schoon inkomen 2

dansen 1 Lansierskadril van Turnhout

schieten 4

vendelen 8

nieuw vaandel 2

nieuw beeld 1

nieuw blazoen 17

oude breuk 2

nieuw register 5

8 jun 1997 Tongerlo schietspel 2

Zestal: Maria Meeusen, Marc Van Tichelen, Harry Paulussen, Marcel Peeters, Vic Bertels, Luc Kennis

28 en 29 juni 1997 Merksplas gildenfeest

geen schoon inkomen o.w.v. regenweer

dansen 1 Molenmazurka

schieten 3

(Rozenprijs Luc Kennis na kamp

met Marc Van Tichelen)

vendelen 10

nieuw vaandel 3

nieuw beeld 1

nieuw blazoen 7

oude breuk 3

nieuw register 3

oud register 21

7 jun 1998 Sint-Lenaarts schietspel 2

Zestal: Maria Meeusen, Luc Kennis, Marc Van Tichelen, Jef Laenen, Vic Bertels, Harry Paulussen

27 en 28 juni 1998 Oostmalle gildenfeest

schieten 1 (Rozenprijs: Dirk Lambrechts)

Geen andere uitslagen: eigen organisatie.

 

*

 

Lijst van activiteiten met vermelding van datum en plaats zoals opgetekend in het gildenregister. Het betreft activiteiten die niet zo direct met het plaatselijke gildenleven te maken hebben.

 

27 juli 1952: Mol: folkloristische optocht

15 februari 1953: Aalst: carnavalstoet (met 65 leden)

15 maart 1953: Sint-Antonius: verbroederingsfeest

21 juni 1953: Oostmalle: stoet voor Belgisch kampioen handboogschieten Gust

Willekens

24 juli 1953: Brasschaat: feestelijkheden (met 36 leden)

17 juli 1955: Broechem: festival (met 28 leden)

24 juli 1955: Brasschaat: feestelijkheden (met 29 leden)

27 november 1955: Wechelderzande: broederlijke schieting op de liggende wip

21 juli 1958: Brussel: wereldtentoonstelling: optocht op het Esplanadeplein

(met 48 leden)

15 augustus 1958: Brussel: wereldtentoonstelling: optreden paviljoen Agri-Esefo

26 januari 1963: Antwerpen: Vette Os: stoet (koud -20°) (met 30 leden)

24 maart 1963: HoudengGoegnies: carnavalstoet (met 40 leden)

13 september 1964: Vilvoorde: vredestoet (met 45 leden)

4 juli 1965: Oostmalle: stoet voor burgemeester Dr. Vermeyen

10 september 1966: Oostmalle: "Waag je kans" van koninklijke fanfare

de Verbroedering: 1ste plaats

15 januari 1972: Oostmalle: Salphenkermis

20 januari 1973: Oostmalle: Salphenkermis

19 januari 1974: Oostmalle: Salphenkermis

18 januari 1975: Oostmalle: Salphenkermis

17 januari 1976: Oostmalle: Salphenkermis

15 januari 1977: Oostmalle: Salphenkermis

12 maart 1977: Zandhoven: optreden in Hooidonk

2 april 1977: Oostmalle: verbroederingsavond met 11 gilden

27 april 1977: Zandhoven: optreden verbroedering Viersel, Pulle, Zandhoven

1 mei 1977: Oostmalle: optreden Vlaamse kermis Chiro

13 mei 1977: Zandhoven: optreden in Hooidonk voor CM gewest Turnhout

5 juni 1977: Oostmalle: optreden open deur Maris Stella

30 juli 1977: Westmalle: optreden huwelijk zoon Herbots

28 augustus 1977: Westmalle: optreden Sint-Paulusfeesten

3 september 1977: Hove: optreden braderij

11 september 1977: Hoogstraten: feest Hoge Gildenraad 25-jarig bestaan

24 september 1977: Westmalle: optreden Malle feesten

15 oktober 1977: Hoogstraten: viering 80 jaar Louis Doms

16 november 1977: Nieuwmoer: dansnamiddag

3 december 1977: Rijkevorsel: gildenavond

4 december 1977: Westmalle: dansnamiddag in cultureel centrum

(met 150 deelnemers)

14 januari 1978: Oostmalle: Salphenkermis

18 maart 1978: Sint-Lenaarts: gildenavond

22 april 1978: RimiŠre: optreden huwelijk zoon Herbots

30 april 1978: Wuustwezel: schietspel en verbroedering Wuustwezelse gilden

14 mei 1978: Zoersel: optreden Monnikenheide

21 mei 1978: Oostmalle: optreden landelijk feest in de Lange Dreef

2 juli 1978: Oostmalle: optreden verbroedering met Boezinge

2 oktober 1978: Oostmalle: dansnamiddag in de gemeentelijke feestzaal

(met 110 deelnemers)

13 oktober 1978: Oostmalle: optreden Maria Mariën 80 jaar

28 oktober 1978: Halle: verbroederingsavond van St.-Huybrechtsgilde

12 november 1978: Olen: optreden jaarmarkt

9 december 1978: Wuustwezel: gildenavond (Kadril van Putte)

7 januari 1979: Geel: dansnamiddag

20 januari 1979: Oostmalle: Salphenkermis

12 februari 1979: Pulle: gildenavond

18 februari 1979: Rijkevorsel: dansnamiddag

25 februari 1979: Sint-Antonius: dansnamiddag

31 maart 1979: Westmalle: gildenavond

7 april 1979: Vosselaar: HGK feest ten voordele van instellingen

voor gehandicapten

6 mei 1979: Oostmalle: optreden Vlaamse kermis Chiro

27 mei 1979: Peer: optreden op internationaal schuttersfeest

16 juni 1979: Antwerpen: optreden personeel St.-Camillus-ziekenhuis

23 juni 1979: Zandhoven: verbroederingsfeest

26 juni 1979: Oostmalle: optreden Immaculata Instituut, nieuwe klassen

1 september 1979: Altenar: reis

9 september 1979: Turnhout: optreden braderij Paterstraat

12 oktober 1979: Zandhoven: optreden voor zieken in Hooidonk

13 oktober 1979: Minderhout: verbroederingsavond

23 december 1979: Minderhout: viering 10 jaar dansgroep

12 januari 1980: Oostmalle: Salphenkermis

26 januari 1980: Loenhout: verbroederingsavond

24 februari 1980: Sint-Lenaarts: viergildenschieting

30 maart 1980: Oostmalle: verbroederingsavond

19 april 1980: Vosselaar: HGK feest ten voordele van instellingen

voor gehandicapten

4 mei 1980: Oostmalle: optreden Vlaamse kermis Chiro

15 juni 1980: Turnhout: folkloredag 150 jaar onafhankelijkheid België

23 augustus 1980: Rijkevorsel: optreden gouden bruiloft Kemland

25 oktober 1980: Hoogstraten: verbroederingsavond Lindelei

21 november 1980: Turnhout: optreden 150 jaar Vlaamse beweging

13 december 1980: Rijkevorsel: verbroederingsavond

4 januari 1981: Rijkevorsel: viergildenschieting

11 januari 1981: Geel: dansnamiddag

17 januari 1981: Oostmalle: Salphenkermis

24 januari 1981: Oostmalle: optreden diamanten bruiloft De Gruyter-Verhoeven

21 februari 1981: Oostmalle: wijding nieuw beeld, vaandel, vendel en trommel

28 maart 1981: Sint-Lenaarts: verbroederingsavond

29 maart 1981: Westmalle: dansnamiddag

14 juni 1981: Oostmalle: optreden congres Antwerpse toneelverenigingen

19 juni 1981: Halle: avondwandeling naar Heihoefke

20 juni 1981: Oostmalle: deelname aan paaptornooi De Speelhoven

23 augustus 1981: Oostmalle: optreden dag van missionarissen en Mgr.V.D.Bergh

23 augustus 1981: Oostmalle: optreden verbroedering Heusenstam en Saint-Savin

30 augustus 1981: Westmalle: optreden Sint-Paulusfeesten

6 september 1981: Oostmalle: optreden oogstfeest van landelijke gilde

in de Lange Dreef

27 september 1981: Rijkevorsel: optreden Sint-Luciafeesten

10 oktober 1981: Rijkevorsel: verbroederingsavond van Sint-Huybrechtsgilde

19 december 1981: Wuustwezel: verbroederingsavond

2 januari 1982: Oostmalle: optreden gouden bruiloft Mariën-Verachtert

16 januari 1982: Oostmalle: Salphenkermis

30 januari 1982: Hoogstraten: begrafenis Louis Doms

7 februari 1982: Geel: dansnamiddag

20 februari 1982: Oostmalle: wandeling in de bossen van mr. Lenaerts

7 maart 1982: Schaffen: dansnamiddag

13 maart 1982: Sint-Lenaarts: viergildenschieting

14 maart 1982: Kalmthout: optreden in rusthuis

20 maart 1982: Westmalle: verbroederingsavond

3 april 1982: Westmalle: HGK feest ten voordele van instellingen voor

gehandicapten: organisatie door onze gilde

2 mei 1982: Zandhoven: optreden in Hooidonk

16 mei 1982: Oostmalle: optreden open deur Maris Stella

27 juni 1982: Doel: optreden en demonstratie schieten marinebasis

Wommelgem: optreden Sint-Jansfeesten

2 juli 1982: Oostmalle: optreden huwelijk Peter Jordens

en Marleen Van Der Veken

21 juli 1982: Oostmalle: tuinfeest (in de tuin van de koning)

26 september 1982: Rijkevorsel: optreden Sint-Luciafeesten van Broederband

26 september 1982: Westmalle: optreden feest heemkundige kring van Malle

3 oktober 1982: Massenhoven: optreden bij Gilbert Hellemans

6 november 1982: Minderhout: verbroederingsavond

15 januari 1983: Oostmalle: Salphenkermis

12 maart 1983: Loenhout: verbroederingsavond

13 maart 1983: Oostmalle: optreden voor Oostmalse middenstand

19 maart 1983: Westmalle: HGK feest ten voordele van instellingen voor

gehandicapten: organisatie door onze gilde

20 maart 1983: Wuustwezel: viergildenschieting

9 april 1983: Wechelderzande: wandeling met eten in de Keizer

8 mei 1983: Oostmalle: optreden Vlaamse kermis Chiro

11 mei 1983: Halle: optreden feest Andrea Sterck (danslerares)

18 juni 1983: Oostmalle: paaptornooi De Speelhoven

8 juli 1983: Wechelderzande: optreden huwelijk Harry Paulussen en

Christel Van Hoof

(anekdote "bij de grune") *

11 augustus 1983: Vlimmeren: optreden gouden bruiloft Louis Michielsen

26 augustus 1983: Oostmalle: dankavond voor de 80 helpers van het gildenfeest

4 september 1983: Merksplas: optreden vlegeldorswedstrijd van de

Sint-Sebastiaansgilde

24 september 1983: Malle: stoet inhuldiging Robert Mintjens als burgemeester

(anekdote van de versleten schoenen) *

25 september 1983: Rijkevorsel: optreden Sint-Luciafeesten van de Broederband

4 december 1983: Geel: Sinterklaasfeest verbroedering Midden-en Zuiderkempen

18 december 1983: Oostmalle: kerstfeest voor de kinderen van de gildenleden

14 januari 1984: Oostmalle: Salphenkermis

11 februari 1984: Zoersel: optreden gouden bruiloft Schrijvers

4 maart 1984: Oostmalle: viergildenschieting

21 maart 1984: Oostmalle: verbroederingsavond

14 april 1984: Westmalle: HGK feest ten voordele van instellingen voor

gehandicapten: organisatie door onze gilde

27 april 1984: Vlimmeren: optreden huwelijk Mark Van Tichelen en

Maria Meeusen

1 mei 1984: Oostmalle: voetbalwedstrijd gilde-F.C. De Wiks

6 mei 1984: Oostmalle: optreden open deur Maris Stella

19 mei 1984: Rijkevorsel: optreden gouden bruiloft Van Hoof

20 mei 1984: Zandhoven: optreden ziekendag van Oostmalle in Hooidonk

26 mei 1984: Brecht: wandeling Vraaghoeve

17 juni 1984: Zoersel: gildendag van heemkundige kring ter

heroprichting Zoerselse gilde

4 juli 1984: Oostmalle: opening Central

11 augustus 1984: Oostmalle: barbecue in de tuin van de koning

(recordpoging eieren gooien) *

16 september 1984: Wuustwezel: optreden parochiefeesten

23 september 1984: Oostmalle: optreden oogstfeest van landelijke gilde

in de Lange Dreef

21 oktober 1984: Oostmalle: optreden voor Bond Zonder Naam

27 okobert 1984: Rijkevorsel: optreden gouden bruiloft Geerts

25 november 1984: Westmalle: optreden rusthuis De Dennen

8 december 1984: Rijkevorsel: verbroederingsavond

23 december 1984: Oostmalle: kerstfeest voor de kinderen van de gildenleden

19 januari 1985: Oostmalle: Salphenkermis

23 maart 1985: Zandhoven: optreden in Hooidonk verbroedering Lindekring

30 maart 1985: Meerle: verbroederingsavond

20 april 1985: Oostmalle: optreden open deur Maris Stella

en Aveve (Karel Gabriëls)

8 juni 1985: Oostmalle: optreden schoolfeest Immaculata

(reus Jaak van Treske)

22 juni 1985: Oostmalle: paaptornooi De Speelhoven

19 juli 1985: Portugal: tiendaagse reis met optreden in Viana, Afife en

Areosa (met 41 gildenleden)

1 september 1985: Oostmalle: optreden kasteelfeesten

14 september 1985: Oostmalle: optreden 110 jarig bestaan koninklijke fanfare

De Verbroedering

5 oktober 1985: Oostmalle: optreden in rusthuis Herfstzon

9 november 1985: Sint-Lenaarts: verbroederingsavond

22 november 1985: Tielen: optreden n.a.v. boek door dr. E. Van Autenboer

30 november 1985: Massenhoven: wandeling (eten in feestzaal de Lindekes)

22 december 1985: Oostmalle: kerstfeest voor de kinderen van de gildenleden

18 januari 1986: Oostmalle: Salphenkermis

8 februari 1986: Oostmalle: optreden en feest zilveren huwelijksjubileum

Gust Jordens en Mariette Lenaerts

22 maart 1986: Retie: HGK feest ten voordele van instellingen voor

gehandicapten

12 april 1986: Rijkevorsel: verbroederingsavond van Sint-Antonius

8 mei 1986: Oostmalle: optreden voor heemkundige kring in vormingscentrum

8 juni 1986: Oostmalle: tweekamp schutters tegen niet-schutters

16 augustus 1986: Edegem: optreden internationaal volksdansfestival

24 augustus 1986: Oostmalle: barbecue in de tuin van koning Paul Harts

(anekdote van de verdwenen 'knecht') *

8 oktober 1986: Oostmalle: driedaags bezoek Portugese dansgroep

14 december 1986: Pulderbos: optreden ziekenzorg

21 december 1986: Oostmalle: kerstfeest

17 januari 1987: Oostmalle: Salphenkermis

7 februari 1987: Minderhout: verbroederingsavond

23 mei 1987: Oostmalle: optreden Euroweekend

22 november 1987: Westmalle: optreden De Dennen

28 november 1987: Westmalle: verbroederingsavond

20 december 1987: Oostmalle: kerstfeest voor de kinderen

(in het nieuwe gildenlokaal)

16 januari 1988: Oostmalle: Salphenkermis

6 februari 1988: Loenhout: verbroederingsavond

28 februari 1988: Oostmalle: viergildenschieting

(in de gemeentelijke feestzaal)

17 september 1988: Oostmalle: wandeling in Blommerschot

(met barbecue bij Frans Kennis)

31 oktober 1988: Oostmalle: optreden Maria Mariën (Mie Meurre) 90 jaar

5 november 1988: Oostmalle: verbroederingsavond

20 november 1988: Oostmalle: smoutebollenbak in en 'voor' het nieuwe lokaal

14 januari 1989: Oostmalle: Salphenkermis

5 februari 1989: Oostmalle: carnavalsfeest voor de kinderen van de gildenleden

4 maart 1989: Merksplas: verbroederingsavond

22 april 1989: Retie: HGK feest ten voordele van instellingen voor

gehandicapten

3 juni 1989: Oostmalle: optreden schoolfeest basisschool

Immaculata Instituut

15 oktober 1989: Oostmalle: schieting schutters tegen niet-schutters

28 oktober 1989: Meerle: verbroederingsavond

19 november 1989: Oostmalle: smoutebollenbak

20 januari 1990: Oostmalle: Salphenkermis

3 maart 1990: Zoersel: wandeling in Zoerselbos (eten in de Wandeling)

(anekdote van de verloren gelopen gildenbroeders) *

13 mei 1990: Zandhoven: optreden ziekendag in Hooidonk

26 mei 1990: Oostmalle: optreden huwelijk Luc Kennis en Karin Mertens

7 juli 1990: Oostmalle: barbecue voor de kinderen van de gildenleden

26 augustus 1990: Oostmalle: optreden landelijk feest Boexhout

8 september 1990: Oostmalle: optreden brandweerfeesten

(viering 100 jaar brandweer)

29 september 1990: Oostmalle: optreden missiefeesten

12 oktober 1990: Lommel: zwemmen in de Vossemeren

18 november 1990: Oostmalle: smoutebollenbak

19 januari 1991: Oostmalle: Salphenkermis

16 maart 1991: St.-Job: HGK feest ten voordele van instellingen voor

gehandicapten

27 april 1991: Zoersel: optreden jeugdherberg (tevens teerfeest)

31 mei 1991: Oostmalle: eerste avondmarkt georganiseerd door de gilde

29 juni 1991: Oostmalle: optreden op kasteelfeest met internationale

verbroedering

7 juli 1991: Zoersel: optreden 100 jaar Lindekring

18 oktober 1991: Lommel: zwemmen in de Vossemeren

17 november 1991: Oostmalle: smoutebollenbak

22 december 1991: Oostmalle: barbecue "Mieke Guld" (varken van de markt)

18 januari 1992: Oostmalle: Salphenkermis

15 februari 1992: Wuustwezel: verbroederingsavond

1 mei 1992: Oostmalle: optreden rusthuis Herfstzon (tevens teerdag)

9 mei 1992: Oostmalle: avondmarkt (uitgeregend)

28 juni 1992: Oostmalle: optreden kasteelfeesten

4 juli 1992: Oostmalle: avondmarkt

22 november 1992: Oostmalle: smoutebollenbak

16 januari 1993: Oostmalle: Salphenkermis (tent weggevlogen)

2 juli 1993: Oostmalle: avondmarkt

5 september 1993: Beerse: optreden heemkundige kring De Vlierbes

12 september 1993: Oostmalle: optreden landelijk feest bij Karel Gabriëls

12 september 1993: Westmalle: optreden molenfeesten

(Molenmazurka met draaiende molen)

10 november 1993: Lommel: zwemmen

21 november 1993: Oostmalle: smoutebollendag

4 december 1993: Loenhout: verbroederingsavond

31 december 1993: Oostmalle: 'doordoen' in het gildenlokaal

15 januari 1994: Oostmalle: Salphenkermis

16 april 1994: Oostmalle: verbroederingsavond in de gemeentelijke feestzaal

28 en 29 mei 1994: Heusenstamm: optreden tijdens "Europese dagen" in Duitsland

met 48 gildenleden

2 juli 1994: Oostmalle: avondmarkt: optreden van de Boerkes van Beerse

9 juli 1994: Schoten: optreden op internationaal volksdansfestival

15 augustus 1994: Scherpenheuvel: fietsbedevaart met 20 gildenleden

18 september 1994: Overijse: gordel rond Brussel met 35 gildenleden

2 oktober 1994: Oostmalle: barbecue "Liesje Guld" (varken van Salphen)

18 november 1994: Lommel: zwemmen voor de helpers van Salphen

26 november 1994: Merksplas: verbroederingsavond

31 december 1994: Oostmalle: "doordoen" in het lokaal

14 januari 1995: Oostmalle: Salphenkermis (organisatie namens de gilde:

Marcel Peeters en Luc Kennis)

26 februari 1995: Sint-Lenaarts: viergildenschieting

25 maart 1995: Merksplas: HGK feest ten voordele van instellingen voor

gehandicapten met aanwezigheid van één Oostmalse

gildenbroeder

8 april 1995: Oostmalle: optreden inhuldiging Harry Hendrickx als

burgemeester

29 april 1995: Gierle: optreden Giels bos (tevens teerdag)

28 mei 1995: Oostmalle: optreden dag van het park

1 juli 1995: Oostmalle: avondmarkt met optreden Boerkes van Beerse

15 augustus 1995: Scherpenheuvel: jaarlijkse bedevaart met de fiets

10 september 1995: Oostmalle: optreden monumentendag

10 september 1995: Sint-Antonius: optreden in de kliniek

24 september 1995: Oostmalle: barbecue Salphenvarken "Jeanneke"

16 december 1995: Oostmalle: bridgekampioenschap voor gildenleden

31 december 1995: Oostmalle: doordoen in het gildenlokaal

20 januari 1996: Oostmalle: Salphenkermis (togen in het midden van de tent)

23 maart 1996: Zandhoven: HGK feest ten voordele van instellingen voor

gehandicapten (met volle autobus)

27 april 1996: Oostmalle: optreden gouden bruiloft Roosenbroeck

(tevens teerfeest)

12 mei 1996: Oostmalle: optreden gouden bruiloft Frans Van Gestel-Mertens

7 augustus 1996: Oostmalle: verbroedering met Portugese volksdansgroep

23 augustus 1996: Merksplas: optreden opening nieuw gildenlokaal

5 oktober 1996: Oostmalle: optreden gouden bruiloft Verhoeven

6 oktober 1996: Rijkevorsel: optreden uitreiking HGK orde van trouw

21 december 1996: Oostmalle: bridgekampioenschap voor gildenleden

31 december 1996: Oostmalle: doordoen in het lokaal

18 januari 1997: Oostmalle: Salphenkermis

23 februari 1997: Oostmalle: viergildenschieting

15 maart 1997: Zandhoven: HGK feest ten voordele van instellingen voor

gehandicapten

26 april 1997: Rijkevorsel: bezoek aan heemkundig muzeum (tevens teerfeest)

5 juli 1997: Oostmalle: avondmarkt: optreden van Sus Cavo

24 augustus 1997: Oostmalle: optreden landelijk feest

2 september 1997: Antwerpen: optreden wereldcongres imkers

in koningin Elizabetzaal

16 november 1997: Oostmalle: wandeling met koets en paard van Jos Aernouts

20 december 1997: Oostmalle: bridgekampioenschap voor gildenleden

17 januari 1998: Oostmalle: Salphenkermis

25 maart 1998: Oostmalle: optreden congres 'vlinderkenners'

in provinciaal vormingscentrum

28 maart 1998: Zandhoven: HGK feest ten voordele van instellingen voor

gehandicapten

13 april 1998: Merksplas: optreden verjaardagsfeest Andrea Sterck

25 april 1998: Sint-Antonius: optreden in kliniek (tevens teerfeest)

9 mei 1998: Oostmalle: optreden huwelijk Els Laenen

4 juli 1998: Oostmalle: avondmarkt

12 september 1998: Oostmalle: optreden gouden bruiloft Hendrickx-Wuyts

 

 

* De anekdotes kunnen door de meeste gildenleden nog verder verteld worden. De ene anekdote bevat al meer waarheid dan de andere. Vermits anekdotes na een tijdje aan de toog van het gildenlokaal een eigen leven gaan leiden wachten we nog een paar jaartjes om ze te boek te stellen. Kwestie van er nog wat plezier aan te beleven. Want als ze beschreven staan, kan de fantasie zijn gang niet meer gaan.

 

*

 

Koninklijke Sint-Jorisgilde Oostmalle

Ledenlijst

ingekozen naam + man + vrouw uitgetreden

voor 1768 Spirlet Nicolas

hoofdman

voor 1768 Hoogaers Willem

ouderman op de lijst van 1780

koning 1768

voor 1768 Geerts A.F.

alferis 1768 venderick 1770

voor 1768 van Heijscht Cornelis

"vendrick" 1768 deken 1770

voor 1768 Bal Jacobus

deken 1768

voor 1768 Proest Francis

deken 1768

voor 1768 Smits Jean-Baptist 1772

ouderman op de lijst van 1768 en 1770 "obiit int jaar 1772"

voor 1768 Bolincks Frederick

ouderman op de lijst van 1768

voor 1768 Smouts Piter

ouderman op de lijst van 1768 en 1770

voor 1768 Verheijen Francis

ouderman op de lijst van 1768 en 1770

voor 1768 Goeijs Merten

ouderman op de lijst van 1770

voor 1768 Thijs Adriaen

ouderman op de lijst van 1772

voor 1768 Dermuijden Piter

voor 1768 Kieboom Adriaen

voor 1768 De Roover Jean

voor 1768 Hesbeens Jean

voor 1768 Vervoert Jan-Baptist 1799

ouderman geweest

voor 1768 Ghijsels Piter

voor 1768 Mievis Cornelis

voor 1768 Wauters Piter

voor 1768 Vinck Dominicus

voor 1768 Ghijsels Willem

voor 1768 Van Moll Cornelis 1780

ouderman geweest

voor 1768 Adriaensens Adriaen 1810

deken geweest

koning 1770

voor 1768 Van Dun Anthonis

voor 1768 Campers Jacobus 1780

ouderman geweest

voor 1768 Wuyts Lauwerijs 1789

deken geweest

voor 1768 Van Den Brant Jacobus

voor 1768 Van Giel Christiaen 1811

deken en ouderman geweest

voor 1768 Truijen Sander 1789

deken geweest

voor 1768 Ghijsels Christiaen 1789

deken geweest

voor 1768 Faes Adriaen 1789

deken geweest

voor 1768 Van Hove Piter

voor 1768 Gheys Martinus 1813

deken en ouderman geweest

voor 1768 Jordens (Joris) Wauter 1808

deken en ouderman geweest

voor 1768 Jansens Jan-Baptist 1789

voor 1768 Dresselaers Jean

voor 1768 Geuns Dielis

voor 1768 Wuijts Jean 1796

deken geweest

1764 Guns Egidius 1802

deken en ouderman geweest

1765 De Visser Petrus 1816

deken geweest

1768 Ghijsels Jean-Baptist

1768 Spruyt Jean Francis

1768 Weremans Guilliam

1770 Geerts Godefridus

hoofdman 1770

1770 Henderickx Geeraerd

cornet 1770

1771 Jordens Francus 1789

deken geweest

1772 Smits Jacobus 1789

deken geweest

1773 Peeters Petrus 1812

deken en ouderman geweest

1774 Joostens Petrus 1789

1774 Van Den Langenbergh Petrus 1812

deken en ouderman geweest

1775 Geerts Joannes-Baptist 1810

deken geweest

1775 Matheusen Fransus 1796

deken geweest

1775 Oort Joannes 1812

deken en ouderman geweest

1775 Simons Melchior 1789

1775 Verbraeken Petrus 1811

deken geweest

1775 Wauters Mighiel 1827

deken en ouderman geweest

1776 Simons Melchior

1776 Van Leemput Joannes-Baptist 1813

deken en ouderman geweest

1776 Wuyts Adrianus Franciscus

1779 Van Opstal Fransus 1816

deken en ouderman geweest

1780 Ghysels Gommarus 1820

deken en ouderman geweest

1780 Ghysels Martinus 1796

deken geweest

koning

1780 Verelst Joannes Baptista

1781 De Laet Cornelis 1809

deken geweest

1781 Smits Fransus

1782 Van Den Langenbergh Petrus 1814

deken geweest

1783 Huybrechts Petrus

1783 Matheeussen Jacobus 1815

deken geweest

1785 Buylinckx Fransus 1808

deken geweest

1785 Jordens Andries 1832

deken en ouderman geweest

1785 Uydens Adriaen 1808

deken geweest

1785 Van Heurst Fransus 1814

"koninck" en deken geweest

1785 Wuyts Fransus 1801

1786 De Roover Petrus Fransus 1813

1786 Kerstens Jacobus

1786 Nulens Wauter 1808

1786 Vervoort Petrus 1809

1788 De Bie Cornelis 1810

deken geweest

1788 De Vrey Jacobus 1819 1813

1788 Dresselaers Jacobus 1826

deken en ouderman geweest

1788 Ghysels Jacobus

1788 Wuyts Robertus

1789 Aerts Joannes 1811

1789 Geerts Philippus Jacobus 1832

hoofdman

1789 Pauwels Alexander 1826

in 1811 "geëxcuseert van deken omdat hij doof is"

1790 Aerden Lenaert

1790 Van Den Kieboom Adriaen 1826

deken en ouderman geweest

koning

1790 Weeremans Petrus 1826

deken geweest

1792 Ghys Jan 1816

deken geweest

1792 Meeus Cornelis 1832

deken geweest

1792 Paeshuys Frederik 1811

alferis 1806-1811

1793 Bauwens Joannes 1826

deken en ouderman geweest

1793 Smits Josephus 1829

deken geweest

1796 De Houwer Joannes vertrokken

1796 Ghysels Philip Jacob 1845

deken en ouderman (1838) geweest

1796 Gyles Fransus 1808

1796 Nuyens Joannes-Bapt. 1826

deken geweest

1796 Plas Petrus 1808

1797 Joerdens Hendrick 1808

deken geweest

1797 Vervoort Joannes 1816

1800 Bogaerts Adriaen vertrokken

1800 Van Der Veken Andries

1800 Van Sande J. B. 1811

1800 Verhoft Fransus 1826

alferis 1811-1826

1800 Vinck Adriaen vertrokken

1801 De Beucker Jan 1838

deken en ouderman (1838) geweest

1801 De Raet Jacobus 1816

1801 Eelen Willem 1835

deken en ouderman geweest

1801 Ghys Fransis 1816

1801 Matheussen Jan B.

1801 Van Ammelen Jan 1826

deken geweest

1803 Bogaerts Fransis 1826

deken geweest

koning

1803 Ghysels Robert 1845

ouderman 1838

1803 Swaenen Jan 1837

1803 Van Giel Peter 1848

deken en ouderman (1838,1843) geweest

1804 Celens Gommaar 1811

1805 Beke Jacques ("De heer") 1811

1806 Krekels Maerten 1826

1806 Van Deyk Cornelis 1811

1808 Dombrée Charles 1811

1808 Ghysels Joannes Bapt. 1826

1808 Goublom Pierre

1808 Gysels Jan 1837

1808 Van Ael Petrus 1840

deken en ouderman (1838) geweest

1808 Verheyen Bartholomeeus 1816

1810 Bolkmans Jan 1832

1810 Van Hooydonck Adriaen 1837

deken 1832

1810 Van Looy Jan Baptist 1816

1814 Peeters Petrus 1826

1816 Hendrickx Willem 1845

deken 1835

1816 Jordens Petrus (Daet) 1852

deken 1838

1816 Matheussen Joannes 1820

1816 Rutten Petrus 1838

deken 1834

1816 Van Erkel Martinus 1826

1816 Wuyts Lodewijk (Laurys) 1844

deken 1837

1819 Timmers Antonius 1826

1820 Van Roy Jan Bapt. 1828

1822 Bauwens Dominicus Franciscus 1869

cornet 1832 hoofdman 1843-1869

1823 De Bond Adriaen 1826

1823 Geerts Philip Jacob 1838

onderhoofdman 1838

1823 Spruyt Carel 1833

1823 Van Den Langenbergh Cornelis 1826

1823 Wuyts Jacobus 1858

deken 1839

1824 Aertsen Fransus 1826

1824 Meeusen Joannes 1869

deken 1840 "in functie"

koning 1836-1840

1824 Mertens Lambert 1826

1826 Gys Martinus voor 1838

1832 Du Bus burggraaf De Gisignies 1849

hoofdman 1832-1842

1832 Du Bus jonker ridder Alberic 1845

"opvolger"

1832 Du Bus jonker ridder Bernard 1845

"opvolger"

1832 Ghysels Willem 1869

alferis 1834

1833 Bogaerts Peeter 1845

deken 1842 "gekozen"

1833 De Maeghts Carel voor 1838

1833 Fastré Carel 1869

deken 1840 "volgende" deken 1842 "in functie"

1833 Laureyssens P. 1850

deken 1841 "aankomende"

1834 Krekels Jh. 1853

1834 Theuns Jan Antonius 1845

koning 1835

1834 Van Den Langenbergh Jacobus 1838

1834 Van Gestel Joannes 1845

1834 Versmissen (Van Der Smissen) Antonius 1845

deken 1843

1835 Bogaerts Joseph voor 1838

1838 Adriaensens Peeter 1842

1838 Bauwens Godefridus 1850

deken 1844

1838 Mattheeussen Peeter 1843

1841 Bogaerts Sus 1845

1841 De Bont Adriaan 1879

deken 1851

1841 De Roover Jos 1850

deken 1846

1841 Hesbeens Jacobus 1845

1841 Rutten Piet 1863

deken 1850

1841 Spruyt Ludovicus

deken 1848 onderhoofdman 1878

1841 Van Bouwel Joannes 1853

deken 1845

1841 Wuyts Carel 1877

deken 1849

1842 Eelen Sus 1850

deken 1852

1842 Saunier Doctor 1843

1842 Van Ael Peeter 1842

1843 Brocken Jacob 1845

1843 De Beucker Petrus 1863

1843 Geerts Jos 1863

deken 1853

koning 29 mei 1860

1843 Ghysels Christiaen 1850

1843 Jordens Adriaen 1845

1843 Jordens Peeter (Vogelenzang) 1845

1843 Mattheussen Corn. (kruishuis) 1850

1843 Smits Jacobus 1851

1843 Van Der Auwera J. Bt. 1850

koning 1846

1843 Van Der Borgh Ant. 1843

1843 Van Hoeydonck Frans 1876

deken 1855

1845 Benoit Francus 1845

1845 Geerts Louis Philip 1848

1846 Leemans Jan Fransus 1846

1847 De Bont Joannes 1872

deken 1857

1847 De Vry Joannes 1876

deken 1856

1847 Mertens Cornelius 1850

1847 Philips Joseph Dominicus 1847

1847 Verheyen Franciscus 1888

deken 1858 alferis 1875 onderhoofdman 1878-1880 hoofdman 1880-1888

1849 Boeckx Joannes 1899

deken 1859

1849 De Vry Andries

1849 Deyckmans Cornelius 1872

1849 Matheussen Michiel 1877

1849 Meeusen Cornelius 1880

cornet 1863

1849 Peeters Josephus 1850

1851 Wuyts Joseph 1888

deken 1863 cornet 1875-1887

1852 Bleyens Joseph 1863

1852 Bogaerts Franciscus 1870

1852 Matheeussen Franciscus 1874

1853 Bogaerts Petrus x Van Santvoort 1854

1853 Kennis Louis 1855

1853 Van Camp Joannes Baptista 1874

1855 Bauwens Josephus 1874

1855 Boon Henricus 1877

deken 1855 hoofdman 1870-1877

1855 Meeus Petrus 1874

1858 De Vry Ludovicus

deken 1866

1859 Celens Philippus 1874

deken 1867

1859 Fastré Antonius 1874

koning 1869

1859 Van den Langenbergh Jan Baptist 1888

deken 1868

koning 1874-1880

1860 De Vry Petrus 1882

deken 1871

1860 Meeus Francus 1863

1860 Meeus Godefridus 1893

deken 1870

1860 Roevens Joseph 1874

deken 1869

1862 Kinschots Petrus 1887

deken 1872

1863 Spruyt Joannes Baptist 1908

x Eyskens Catharina 1893

onderhoofdman 1888 hoofdman 1903-1908

koning 1874-1877

1869 Antonissen Jan Franciscus 1893

onderdeken 1877

1869 Bauwens Franciscus 1877

onderdeken 1875

1869 Cornand (ontvanger) 1876

1869 Druyts Pieter Jan x Truyts Maria 1882

deken 1873-1874

koning 1880-1882

1869 Geerts W. 1873

1869 Ghijsels Jan Franc 1877

onderdeken 1876

1869 Hellemans Louis 1873

1869 Jessen Petrus 1895

onderdeken 1874

1869 Rutten Hendrik 1883

deken 1877

1869 Spruyt M. 1874

1870 Schrijvers Jacobus 1898

deken 1875

1870 Smolders August 1906

onderdeken 1875

1870 Sprangers Fr. 1874

1871 Van Gestel Charles

onderdeken 1880 deken 1881

1872 Bastiaense Jacob 1879

1873 Boeckx Jan 1874

1873 Van Hoeydonck Ferd. 1887

onderdeken 1881

1874 Janssens August 1891

1874 Meulepas 1875

1874 Wuyts Jacobus 1906

onderdeken 1882

1875 Brocken Jan 1889

1875 Nijs Philip 1880

1876 Schoenmakers W. 1886

1876 Weduwe Janssens en zoon 1880

1877 De Vrij Adriaan (Jozef)

alferis 1886 "vandrick" 1901

1877 De Vry C. (Rijkevorsel) 1879

1877 Jordens Frans 1882

1877 Ten Grootenhuyzen Frans 1917

x Wuyts Maria R. 1882

xx Verheyen Maria Cornelia

"vandrik" 1901

1877 Van Dyck Adriaan 1905

1877 Van Dyk Jos 1879

1877 Van Hoeydonck Jacobus 1919

x Bogaerts Elisabeth 1935

1878 Burggraaf Bernard du Bus de Gisignies

hoofdman 1878-1888

1878 Ghysels Cornelius x Schrijvers Maria 1909 x 1894 xx1928

xx Van Ael Marie Theresia

koning 1883-1889

1878 Ghysels Joseph 1880

1878 Janssens Louis x Deroover Maria 1940 1921

(onderwijzer)

schrijver 1880 hoofdman 1909-1940

koning 1889-1895

1878 Meeusen Frans (Constant)

1878 Rombouts Bernard 1894

vaandrager 1878

1879 Jespers Jan 1884

1880 Janssens Louis (landbouwer)

1880 Van Staeyen Ad. 1887

1881 Van de Mierop J. 1885

1882 Bauwens Joseph 1889

1882 Wuyts Franciscus 1889

1883 Daneels August x Sleeckx Maria 1919 1920

1888 Van den Langenbergh Jan (Constan) x Lies 1906 14-28

" in 1906 overleden de moeder ingebleven" Is Constan de zoon?

1888 Van den Langenbergh Louis 1902

1888 Van Giel Karel x Hendrickx Maria D. 1946 1932

lokaalhouder ( tussen 1900 en 1914) ouderman 1925

koning 1901-1905

1888 Van Tiggelen Louis 1931

x Thijs Marie Theresia 1943

1889 Schryvers Louis x Janssen Paula 1950 1944

deken 1901 ouderman 1934 hoofdman 1946-1950

koning 1923-1929

50 jaar lid in 1939

1889 Wuyts Hendrik x Aerts Lucia 1935 1917 14-28

1895 Celens Joseph 1900

1895 Meeuwissen Antoon 1953

x Van Nueten Cornelia Cl. 1916

hoofdman 1950-1953

koning 1895-1901

4 mei 1953 gouden papegaai

1896 de Renesse Breidbach Maximiliaan 1951 1909

x Isabelle du Bus de Gisignies 1912

xx Godelieve 1976

koning 1905-1908

1896 Hermans Jozef x Hendrickx Cornelia 1913

1896 Jordens Louis x Matheussen Anna Cath. 1921 1919 1912

1896 Schrijvers Frans x Feskens Maria Th. 1942 1943

1897 Brocken Karel (met moeder) 1906

1897 Pluym August 1900

1898 Royon Jules 1898

1899 De Vrij Lodewijk x Sprangers Catharina 1932 1926

ouderman vanaf 1925

koning 1908-1922

1900 Clement Gust x Augustynen Maria Joanna 1914-1928

deken 1912

1900 Gyles Alouisius 1907

1900 Mariën Jacob x Verbist Angelina 1941 1961

vaandrig 1928 ouderman vanaf 1933

1900 Van Looy Jan Baptist x Wens Rosalia 1914-1928

1901 Jessen August 1933

x Van den Langenbergh Theresia 1894

xx Smolders Antonia 1931

schrijver 1912-1928

1901 Van Ostaeyen Jozef 1903

1902 De Vry Ludovicus 1913

x Van den Langenbergh Cornelia 1892

1907 De Vry Jan x Meeusen Rosalia 1972 1956

deken 1913 ouderman vanaf 1933

4 mei 1953 zilveren papegaai

7 mei 1967 gouden ereplaat aan gouden vogel (60 jaar lid)

1907 Grauwmans Jan x Celens Maria R. 1932 1921 14-28

xx Bresseleers Maria J.

deken 1914

1908 Ghysels Frans x Van Hooydonck Juliana 1965 1953

deken 1915 ouderman vanaf 1936

4 mei 1953 zilveren papegaai

1908 Verbraeken Adriaan 1929

x Van den Langenbergh Maria Elisa

1909 Bogaerts Henri x Verschueren Theresia 1955 1953

schrijver 1928-1946 ouderman vanaf 1938

4 mei 1953 zilveren papegaai

1910 Adriaensen Carolus x Bogaerts Maria 1933 1953

onderdeken 1925

1910 Schrijvers Cornelius 1914-1928

1910 Storms Jan x Meeusen Maria 1959 1928

lokaalhouder 1925-1931 ouderman 1945-1959

4 mei 1953 zilveren papegaai

1911 Van Ostaeyen Jan x Vermeiren Joanna 1950 1974

ouderman 1934

1912 Laurijssen Jac 1914-1928

1912 Vermeiren Jacob 1937

deken 1925

1913 Peeraer Jos x Janssens Maria L. 1974

ouderman 1950-1968

4 mei 1953 zilveren papegaai 12 mei 1963 gouden papegaai

1919 Van Giel Eduard x Janssens Alice F.M. 1967 1946

lokaalhouder 1919-1923 deken 1927 ouderman vanaf 1959

koning 1929-1932 en 1935-1938

1923 Leys Louis x Verelst Stefanie 1955 1989

deken 1928

koning 1938-1947 en 1953-1955

orde van trouw: gouden speld 2 oktober 1983

1924 Hendrickx Jan 1948

deken 1929-1930 lokaalhouder 1935

1924 Van den Broek Frans 1929

1924 Van Dooren Frans 1953

x Van Den Plas Josephina 1963

deken 1931 lokaalhouder 1932-1934

koning 1932-1935

1926 Jordens Jan x Mariën Maria 1967 1990

roffelaar vanaf 1930 ouderman vanaf 1966

1961 zilveren papegaai

orde van trouw: gouden speld 2 oktober 1983

1929 Willems Alfons x Van den Eynde Louisa 1954 1966

deken 1932

1930 De Koninck Frans 1959

x Van den Broeck Joanna L. 1932

1930 De Molder Theodoor 1947

pastoor

1930 Renders Jan 1932

1930 Van Besauw J.B. 1940-1946

deken 1934

1930 Van Giel Jules x Bevers 1967

onderdeken 1934 deken 1935 hoofdman 1954-1962

koning 1950-1953

2 mei 1965 zilveren

1932 Boenders Louis x Sas Maria 1969 1974

deken 1938

7 mei 1967 zilveren papegaai

1932 Veraghtert Isidoor x Goossens Paulina 1954 1969

deken 1936

1934 de Renesse Thierry 1973

x (1958) Van Gelder Clara 1982

erehoofdman 1958-1973

1934 Palmans Frans ("den dratser") 1952

deken 1937

1934 Verbelen Jan x Van Rooy Marie 1983 1937

notaris

1935 Van Aert Constant x Ceulemans Leonia 1941 1949

deken 1939

1946 Schryvers Leon x Buylinckx Maria 1963

onderdeken 1953 deken 1954

1946 Schryvers Alfons x Saveniers Josephine 1960 1997

koning 1947-1950

zilveren speld 2/10/83

1947 Fierens Laurent x Boudewijns Josephine 1970 1985

schrijver 1947-1962 ouderman 1968

orde van trouw: zilveren speld 2 oktober 1983

1947 Jessen Emiel x Hendrickx Maria 1969 1960

deken 1951-1952

1947 Maes Jozef x Quireynen Maria Albertina 1965 1978

deken 1948 onderdeken 1959

1947 Mertens Jos 1949

1947 Nooyens Karel x Kerstens Elisa 1989 1952

deken 1947

1947 Palmans Henri 1983 1949

1947 Segers Gustaaf 1949

1947 Van Leuven Acharius x Verryckt Maria Josepha 1950

1947 Van Ostaeyen Jos x Sterckx 1960

deken 1950-1951

1947 Vrints Frans x Cornelissen Maria 1970 1980

deken 1949-1950

1949 Hendrickx Elisa 1955

lokaalhouder 1936-1952

1949 Mariën August x Veragtert Roza 1997 1997

onderdeken 1954 deken 1955 ouderman 1977

zilveren papegaai 6 mei 1984

orde van trouw: zilveren speld 7 oktober 1984

1949 Van Schoor Frans x Willems Bernadette 1997 1954

deken 1952-1953

1950 Cornelissen Emiel x De Clerck 1956

onderdeken 1956

1950 Hens Alfons 1954

knaap 1950

1950 Van Spaandonck Pieter 1952

x van Beek Clasina 1954

1950 Willemsen Frans x Oostvogels Liza 1959

onderdeken 1955 deken 1956

orde van trouw: zilveren speld 6 oktober 1985

1951 Bartholomeeusen Louis x Van den Bulck 1961

lokaalhouder 1954-1960

koning 1958-1961

1951 Boenders Alfons x Jacobin Stefanie 1981

onderdeken 1957 deken 1958 ouderman 1977

zilveren papegaai 4 mei 1986

1951 De Clerck Jos x Baeten Maria Josephina 1959 1982 1954

1951 De Schepper Frans x Mariën Maria Melania 1945 1960

deken 1956

1951 Michielsen Louis x Stevens Jeanne 1983 1985

onderdeken 1958 deken 1959 ouderman 1977

zilveren papegaai 4 mei 1986

1951 Van Aert Jul x Van de Vel Marie 1979

onderdeken 1956 deken 1957 ouderman 1977

1951 Verryckt Avancine 1956

1951 Vrints Jef x Van Den Bulck Bertha 1997 1997 1958

1952 Claessens Jos x Maria 1956

1952 Conings Laurent 1960

x Van Welkenhuysen Josephina 1975

1952 Geens Robert 1956

1953 Boeckx Albert x De Schepper Maria 1978 1991

eerste deken 1962

koning 1955-1958

orde van trouw: zilveren speld 2 oktober 1988

1953 Janssens J. 1953

1953 Jordens August x (1961) Lenaerts Mariette

tamboer 1953 schrijver 1977-1985 hoofdman vanaf 1985

opperdeken HGK 1985-1987

zilveren papegaai 5 mei 1985 gouden papegaai 5 mei 1996

orde van trouw: zilveren speld 6 oktober 1996

1953 Lambrechts Arthur x Peeters Fille 1973 1970

1953 Van Dael August x Van Herck Marie 1956

en zoon Achiel 1968

Achiel was koning 1964-1967

1953 Van Dooren Jos x Van den Plas 1978

onderdeken 1959 deken 1960

1953 Verheyen Albert x Hillen Lucia 1966 1961

onderdeken 1960 deken 1961

1954 Beersemans Eduard 1966

x Meeuwissen Maria Regina 1968

tweede deken 1962 eerste deken 1963

1954 Canters August

en moeder Mariën Josephina 1981

tweede deken 1963 hoofdman 1964-1976 bestuurslid 1987-1993

koning 1967-1970

zilveren papegaai 4 mei 1986

1954 De Gruyter August x Verhoeven Maria 1982 1983

eerste deken 1964

1955 Pemen Constant 1975

tweede deken 1966 eerste deken 1967

1955 Scheynen Richard x Jordens Emma 1983

eerste deken 1966, koning 1961-1964 en 1970-1973

opperkoning HGK 1970 en 1975

zilveren papegaai 11 mei 1975 (5 jaar opperkoning)

gouden papegaai 3 mei 1981 (2de maal opperkoning)

orde van trouw: zilveren speld 6 oktober 1990

1955 Van Dael Constant 1995 1966

tweede deken 1965

1955 Van Dael Frans x Verbaeten Julia 1987 1977

onderdeken 1961 hoofdman 1962-1963

tweede deken 1964 eerste deken 1965

1956 De Gruyter Louis x Leonie 1985 1976

schrijver 1963-1976 hoofdman 1977-1985

koning 1973-1976

zilveren papegaai 1 mei 1983

1956 Van Breen-Wens Maria (weduwe) en zoon Alfons 1985

tweede deken 1968 eerste deken 1969

1956 Van Den Bulck Louis x Buylinckx Marie 1963

lokaalhouder 1961-1968

1956 Van Herck Emiel 1970

tweede deken 1967 eerste deken 1968

1956 Van Eysendyck 1958

1956 Vermeyen Jan x Swinkels Helena 1995 1985

tweede deken 1969 eerste deken 1970

1957 De Meutter-Geudens Elisa 1958

1958 Celens Marcel (x Mertens Elisa) 1996

tweede deken 1973 eerste deken 1974

Lies was lid in Westmalle!

1958 Gyles Jef x Van Der Beken Elisa 1979

tweede deken 1972 eerste deken 1973 vaandrig

zilveren speld 17/10/93

1958 Kennis Frans x Druyts Louisa 1981

tweede deken 1970 eerste deken 1971

1958 Somers Maria 1967

1958 Van Renterghem 1963

1958 Van Tichelen Bert x Willemsen Jeanne 1994 1993

tweede deken 1971 eerste deken 1972 bestuurslid 1977-1994

zilveren papegaai 3 mei 1993

orde van trouw: zilveren speld 17 oktober 1993

1959 Boeckx August x Lenders Maria 1963 1965 1961

1959 Mariën Frans x Lippens Leonie 1986 1975

tweede deken 1974 eerste deken 1975

1959 Rosiers Alfons x De Vos Julia 1983

tweede deken 1975 eerste deken 1976-1977

1959 Van Dooren Frans 1972

1960 Nuyens August x Van Reuth Maria 1970 1989

1960 Verhoeven André x van Steenbergen Josephina 1966

1962 Roosenbroeck Eduard x Van Besouw Caroline 1996

tweede deken 1977 eerste deken 1978

zilveren papegaai 4 mei 1997

1963 Seeuws Jos x Jordens Amelia 1991

tweede deken 1978 eerste deken 1979

orde van trouw: zilveren speld 4 oktober 1998

1964 De Koninck Bernard 1968

1964 Lenaerts Godfried x Walckiers Jeanne 1987

1964 Michielsen Frans x Van den Bulck Francine

lokaalhouder 1969-1986 tweede deken 1979

1964 Nuyens Alfons x Seeuws Alida 1974 1985

1964 Van Aert Alfons 1975

1964 Van den Bulck Karel 1974

1964 Van Steenbergen Victor x Van den Bulck Maria 1979

1964 Willekens August x Buylinckx Mathilde 1985

1965 Gysbrechts Fran‡ois x Janssens IrŠne 1998

1965 Janssen Emiel (Wijnegem) 1972

1965 Seeuws Marcel 1979

1967 Bax Frans x Bleyens Emma 1985

1967 Boenders Jos x Vrints Jeanne 1986

1967 De Koninck Albert x Grielens Margareta 1983

1967 De Koninck Frans x Beersemans Elza 1998 1983

1967 De Vry August x Leys Elisa 1979 1980

1967 Delvaux Camiel x Nouwkens Eveline

1967 Hendrickx Armand x Wuyts Martha

1967 Meeus Jos x Dierckx Maria 1998 1998

1967 Vervecken Frans 1979

1969 Dierckx Willy 1971

1969 Lenders Frans 1983

1969 Van Gestel Roger x Goris Liliane 1985

1969 Verhoeven Gaston x Bartholomeeusen 1971

1969 Wens August x Thielemans Maria 1984 1984

orde van trouw: gouden speld 2 oktober 1983 (kwam van andere gilde)

1970 Dierckx Jos x Zagers Elisa 1971 1983

1970 Eelen Willy 1977

1970 Michielsen Edmond x Potters Maria 1978 1982

1971 Etienne Gabriël x Conings Marie-Jeanne 1997

bestuurslid 1977-1995 ouderman 1995-1997

1971 Huybrechts Walter x De Gruyter Ursula 1983

1971 Sips Jan x Van Winkel Emma 1986

1971 Sterkens Constant x Van Echelpoel Lena 1986

bestuurslid 1977-1986

1971 Van Aelst Laurent x Hendrickx Maria

1971 Vrints Frans x Verschueren Gaby

1972 Huybrechts Jef x Stevens Maria 1985 1978 1983

1972 Jordens Louis x Smits José 1996

1972 Schoeters-De Waegenaere Louisa 1991

1973 Bertels Victor x Maes Maria

1973 De Meyer Jos x Eelen Maria 1995 1983

1973 Janssen John x Van Keulen Joanna 1991 1991 1985

1973 Kennis Eduard x Schrijvers Margriet

bestuurslid vanaf 1979 onderdeken 1985-1994 deken vanaf 1995

koning 1976-1979, 1982-1985, 1991-1994, 1994-1997 en vanaf 1997

bijna keizer (in 2000)

1973 Schoenmakers H. x Van Laer 1985

1973 Van Gestel Frans x Mertens Maria 1997

1974 Geerts Frans x Kemland Lydia 1985

1976 Hendrickx Karel x Dietvaart Jeanne 1993

1976 Van Uytven Karel x Morris Els 1985

muzikant 1976-1985

1977 Brosens Camiel x Van Looveren Chris 1986

1977 De Koninck Baziel x Hendrickx Ria

1977 Hendrickx Harry x De Vos Lizette

deken 1985-1995, eredeken vanaf 1995

1977 Hens Leon x Gijsen Martha

1977 Van Roey Jan x Zagers Simonne

bestuurslid 1977-1985

1977 Van Steenbergen Paul x Boenders Tinny 1981

1977 Vermeiren Walter x Van Den Langenbergh Maria

1977 Wouters Stefaan x Van Oers Lief

bestuurslid vanaf 1977 schrijver vanaf 1985

1978 Herbots Camiel 1985

1978 Leffelaer Alfons 1982

1978 Leys Raymond x Aerts Carla 1985

1978 Van Eyndhoven Jos x Vinckx 1983

1979 Adriaensen Emiel x Marijnissen Roza

1979 Boeckx Frans x Bellemans Godelieve

1979 Hellemans Raymond x Vlaminckx Francine

bestuurslid vanaf 1982 tamboer vanaf 1993

koning 1979-1982

1979 Paepen Jos x Seeuws Agnes

1979 Verboven Stanny x Boeckx Lisette 1991

1980 Gabriëls Karel x Van Dijck Magda

vaandeldrager vanaf 1980

1980 Wuyts Ludo x Augustijnen Margriet 1991

vendelier 1980-1986

1981 Crols Freddy x Seeuws Ingrid

1981 Jordens Peter x (1982) Van Der Veken Marleen

muzikant 1981-199?

1981 Van Camp Gustaaf 1986

1981 Van Tichelen Mark x (1984) Meeusen Maria

bestuurslid vanaf 1993

1981 Verboven Willy 1985

1981 Vervoort Gustaaf x Van Nedercassen Nelly 1993 1986

zilveren papegaai 5 mei 1985 (kwam van een andere gilde)

1981 Vervoort Walter 1986

1982 Laenen Jozef x Van Tichelen Ria

1982 Paulussen Harry x (1983) Van Hoof Christel

vendelier vanaf 1986

1982 Peeters Marcel x Van Tichelen Rita

bestuurslid vanaf 1985

1982 Scheynen Hugo x (1990) Van Looveren Julia

1982 Van Boxel Jaques x Seeuws Carine

1982 Van Den Broeck Hedwig 1986

1982 Van Hoof Frans x Jordens Simonne

1983 Boenders Jo(han) x Van den Heuvel Ann

tamboer vanaf 1993 bestuurslid vanaf 1995

1983 Kennis Luc x (1990) Mertens Karin

1983 Lambrechts Louis x Schoeters 1986

1984 Aernouts Jos x Vrints Rita

cornet vanaf 1998

1984 Harts Paul x Van Der Voort Greet

bestuurslid vanaf 1991

koning 1985-1988 en 1988-1991

1986 De Gruyter Rob x Mertens Greet

bestuurslid vanaf 1995

1986 Kennis Frans x Van Loock Maria

1986 Verhoeven Staf x Grootjans Ria

1988 De Vries Alex x Olyslaegers Jacqueline

speelman vanaf 1988

1988 Goos Staf x Mattheussen Rita 1990

1988 Lambrechts Dirk x Verbunt Magda

1988 Van den Bergh Fons x Van den Bergh José

1988 Vorselmans Alex x Michielsen Ingrid

1988 Vrints Luc x Bartholomeeusen Denise

1992 Michiels Marc x Ooms May

1994 De Winter Karel x Vandersmissen Hilde

1994 Hendrickx Luc x Hendrickx Marijke

1994 Van Aert Stan x Debruyn Maria

1994 Verrycken Dirk x Vrints Annemie

1995 Leysen Karel 1997

1995 Schrijvers Chris

1998 Aernouts Jan

1998 Hellemans Dries

prins ° 21 maart 1980 (zoon van koning Mon 1979-1982)

1998 Peeters Danny x Fransen Ria

 

 

 

*

 

Koninklijke Sint-Jorisgilde Oostmalle

Ledenlijst 1998

in volgorde van inkomen volgens het register

met eventuele vermelding van de functie

 

1950 Willemsen-Oostvogels Liza

1951 Boenders Alfons

1953 Jordens August x (1961) Lenaerts Mariette hoofdman

1954 Canters August

1955 Scheynen-Jordens Emma

1958 Gyles-Van der Beken Elisa

1962 Roosenbroeck Eduard

1963 Seeuws-Jordens Amelia

1964 Lenaerts Godfried

1964 Michielsen Frans x Van den Bulck Francine

1965 Gysbrechts-Janssens IrŠne

1967 Boenders Jozef

1967 Delvaux Camiel x Nouwkens Eveline

1967 Hendrickx Armand x Wuyts Martha

1967 Meeus Jos (+ 7 juli 1998) X Dierckx Maria ( + 23 maart 1998)

1971 Sterkens-Van Echelpoel Lena

1971 Van Aelst Laurent x Hendrickx Maria

1971 Vrints Frans x Verschueren Gaby

1972 Jordens Louis

1973 Bertels Victor x Maes Maria

1973 Kennis Eduard x Schrijvers Margriet deken, koning

1973 Van Gestel-Mertens Maria

1977 De Koninck Baziel x Hendrickx Ria

1977 Hendrickx Harry x De Vos Lizette eredeken

1977 Hens Leon x Gys Martha

1977 Van Roey Jan x Zagers Simonne

1977 Vermeiren Walter x Van den Langenbergh Maria

1977 Wouters Stefaan x Van Oers Lief schrijver

1979 Adriaensen Emiel x Marynissen Roza

1979 Boeckx Frans x Bellemans Godelieve

1979 Hellemans Raymond x Vlaminckx Francine bestuurslid

1979 Paepen Jos x Seeuws Agnes

1980 Gabriëls Karel x Van Dijck Magda vaandeldrager

1981 Crols Freddy x Seeuws Ingrid

1981 Jordens Peter x (1982) Van Der Veken Marleen

1981 Van Tichelen Mark x (1984) Meeusen Maria bestuurslid

1982 Laenen Jozef x Van Tichelen Ria

1982 Paulussen Harry x (1983) Van Hoof Christel vendelier

1982 Peeters Marcel x Van Tichelen Rita bestuurslid

1982 Scheynen Hugo x (1990) Van Looveren Julia

1982 Van Boxel Jacques x Seeuws Carine

1982 Van Hoof Frans x Jordens Simonne

1983 Boenders Jo x Van den Heuvel Ann bestuurslid

1983 Kennis Luc x (1990) Mertens Karin

1984 Aernouts Jos x Vrints Rita cornet

1984 Harts Paul x Van der Voort Greet bestuurslid

1986 De Gruyter Rob x Mertens Greet bestuurslid

1986 Kennis Frans x Van Loock Maria

1986 Verhoeven Staf x Grootjans Ria

1988 De Vries Alex x Olyslaegers Jacqueline muzikant

1988 Lambrechts Dirk x Verbunt Magda

1988 Van den Bergh Fons x Van den Bergh José

1988 Vorsselmans Alex x Michielsen Ingrid

1988 Vrints Luc x Bartholomeeusen Denise

1992 Michiels Marc x Ooms Maria

1994 De Winter Karel x Vandersmissen Hilde

1994 Hendrickx Luc x Hendrickx Marijke

1994 Van Aert Stan x Debruyn Maria

1994 Verrycken Dirk x Vrints Annemie

1995 Schrijvers Chris

1998 Aernouts Jan

1998 Hellemans Dries

1998 Peeters Danny x Fransen Ria

 

*

 

VII. BESLUIT

 

De Koninklijke Sint-Jorisgilde viert dit jaar (1998) haar 475-jarig bestaan. Het eerste document waarin er sprake is van de 'guld' dateert immers van 1523. Vermoedelijk ontstond de gilde echter reeds in de 15de eeuw. In de tweede helft van de 16de eeuw had zij het moeilijk om als vereniging te blijven overleven. Een wakkere schout en rentmeester, gesteund door de plaatselijke heer, bewerkstelligde evenwel de heropbloei van het gildenleven in de gemeente.

De dorpsheer wist wat hij deed. De gilde kon zeer nuttig zijn voor

de verdediging van zijn heerlijke goederen, van have en goed van de dorpelingen en van kerk en klooster.

Later zwakte de taak van de gildenbroeders als weerbare mannen af.

De gilde verlegde haar activiteiten meer naar het dorpsleven. Als enige vereniging in de gemeente was ze aanwezig bij alle feesten en plechtigheden in het dorp. Trouw aan de voorschriften van de caerte of het reglement voldeden de leden de hun opgelegde godsdienstige verplichtingen. Zij vereerden hun patroon en droegen fier zijn beeltenis in processies en andere kerkelijke ommegangen.

 

Het ontstaan van andere verenigingen en de gewijzigde maatschappelijke structuren hebben blijkbaar geen invloed gehad op de leefbaarheid van de gilde. Integendeel, de Oostmalse Sint-Jorisgilde bloeit meer dan ooit en beleeft een ware hoogconjunctuur.

Aan de vooravond van de 21ste eeuw vormen een aantal belangrijke waarden en oude tradities nog steeds de basis van het gildenleven, waardoor een grote samenhorigheid ontstaat tussen alle gildenbroeders en gildenzusters.

Het behoud van die waarden en tradities zullen de Oostmalse Sint-Jorisgilde succesvol leiden naar de 21ste eeuw, op weg naar een nieuwe mijlpaal voor de gilde: de viering van het 500-jarig bestaan.

 

Blijkerijstraat 37 Turnhoutsebaan 36

2390 Malle 2390 Malle

 

 

 

 

 

 

 

BRONNEN

 

Archief van de Sint-Jorisgilde

 

Register van de Sint-Jorisgilde te Oostmalle, 1770-1911.

Register van de Sint-Jorisgilde te Oostmalle, 1908-1985.

Register van de Sint-Jorisgilde te Oostmalle, vanaf 1985.

 

Gedrukte werken:

 

BOENDERS, J., Het gildelokaal van de Koninklijke Sint-Jorisgilde van Oostmalle, 1988.

BOLCKMANS, J., Het Sint-Sebastiaansgilde van Westmalle, (Uitgave Tijdschrift Oudheid en Kunst, Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Brecht en Omstreken, 1957).

BOLCKMANS, J., Oostmalle, het verleden, het heden, de toekomst, (Uitgave Gemeentebestuur van Oostmalle, 1961).

BOSCH, Fl., De Sint-Sebastiaansgilde van Vlimmeren, (Uitgave Heemkundige Kring De Vlierbes, Beerse-Vlimmeren, 1985).

De Knaap van de Hoge Gildenraad der Kempen, tijdschrift 1966-1998.

DELVAUX, C., Leven en politiek onder de schouten van Oostmalle 1519-1796 (Uitgave Heemkundige Kring van Malle, 1983).

DE MOLDER, Th., Geschiedkundige Proef over de St.-Joris-Gulde te Oostmalle vanaf 1523, (Uitgave Drukkerij L. Braeckmans, Brecht, 1930).

DE MOLDER, Th., Geschiedenis van Oostmalle, (Uitgave N.V Van Mierlo-Proost & C°. - Turnhout, 1947).

ERNALSTEEN J., Oostmalle - St.-Jorisgilde, (Uitgave Tijdschrift Oudheid en Kunst, Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Brecht en Omstreken, 1967).

VAN AUTENBOER, E., Onze eeuwenoude schuttersgilden, (Uitgave Heemkundige Kring van Kasterlee-Lichtaart-Tielen, 1985).

VAN AUTENBOER, E., De Gulden van Sint-Antonius en van Sint- Sebastiaan, (Uitgave Heemkundekring Corsendonca v.z.w., Oud-Turnhout, 1995).

VAN AUTENBOER, E., De kaarten van de schuttersgilden van het Hertogdom Brabant, I-II, (Uitgave Stichting Zuidelijk Historisch Contact, Tilburg, 1993-1994).

 

De andere bronnen worden door voetnoten verantwoord.

 

 

VOETNOTEN (te plaatsen onderaan de bladzijden)

 

1) J. Bolckmans, Westmalle. Het St.-Sebastiaansgilde, een addendum, 1423, in tijdschrift Oudheid & Kunst, Brecht, 1958, pag.61.

2) E. Van Autenboer, De Sint-Sebastiaansgilde van Leuven, hoofdgilde van Brabant, geeft caerten (1665-1736), in Taxandria, Turnhout, 1970-1971, pag.64.

3) E. Van Autenboer, De Sint-Sebastiaansgilde van Leuven,..., pag. 35 en Jos Helsen, De schuttersgilden te Beerse, in De Vlierbes, Beerse, 1980, pag. 47.

4) J. Ernalsteen, Brecht, St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1961, pag. 7.

5) J. Lauwerys, De gilden van Rijkevorsel, in H.O.K., Hoogstraten, 1937, pag. 116 en pag. 123.

6) J. Van Olmen, De Sint-Sebastiaansgilde van Wechelderzande, in H.K. Norbert de Vrijter, Lille, 1985, pag. 136.

7) F. Bosch, De Sint-Sebastiaansgilde van Vlimmeren, in De Vlierbes, Beerse, 1985, pag. 87.

8) Pastoor De Molder - Oostmalle, dagboek nr. 3.

9) F. Bosch, Brandweer in Malle, in Jaarboek 1984 van de Heemkundige Kring van Malle, p. 55.

10) K. C. Peeters, Eigen Aard, Overzicht van het Vlaamse Volksleven, p. 302, uitgave De Vlijt, Antwerpen, 1963 en Helsen J., De Schuttersgilden van Beerse, pag.46, in De Vlierbes, 1980.

11) K. C. Peeters, Hebben onze Kempische schuttersgilden "Heerendienst" verricht, in Volk uit de Kempen, uitg. Vereniging van Kempische Schrijvers, 1941.

12) K. C. Peeters, Eigen Aard, p.302-305, uitg. De Vlijt, Antwerpen, 1963.

13) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over de St.-Joris Gulde te Oostmalle vanaf 1523, Uitg. Braeckmans-Brecht, 1930.

14) K. C. Peeters, Eigen Aard, p. 305, uitg. De Vlijt, Antwerpen.

15) Prof. Dr. Jan Van Rompaey, De heerlijkheid als heem van onze voorouders, in tijdschrift Ons Heem, jg. 29, 4, hooimaand 1975.

16) G. Meeusen, Het Sint-Sebastiaansgilde of "Ghulde van den Edelen Handboghe" van Essen, in de Spycker -Essen, 1963, nrs 2-3-4.

17) K.C. Peeters, Eigen Aard, pag. 310, uitg.De Vlijt, Antwerpen.

17) kruisboog: schietboog met stalen veer,in de vorm van een kruis; voetboog: grote kruisboog; handboog: boog die met de hand gespannen wordt; kolvenier: schutter met een draagbaar vuurwapen, inz. met een kolf (uit Verschueren - Groot geillustreerd woordenboek).

18) Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie, deel 10,

uitgeverij Heideland-Orbis n.v. te Hasselt.

19) K.C. Peeters, Eigen Aard, pag. 301, uitg. De Vlijt, Antwerpen.

20) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over de Sint Joris Gulde...,p. 9.

21) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 68.

22) mondelinge mededeling van Jos Boenders, Oostmalle.

23) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 67.

24) J. Ernalsteen, Oostmalle - St. Jorisgilde, pag. 19, in 0udheid & Kunst, 1967.

25) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over de St. Joris Gulde..., p.8.

26) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over de St.Joris Gulde...

27) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over...., pag. 4.

28) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag.11.

29) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, p.116.

30) J. Bolckmans, Oostmalle, het verleden, het heden, de toekomst, 1961, uitg. Gemeentebestuur van Oostmalle.

31) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag.119.

32) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 3.

33) C. Delvaux, Leven en politiek onder de schouten van Oostmalle, 1519-1796, in Jaarboek 1983 van de Heemk. kring van Malle, pag.34.

34) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 66.

35) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 66.

36) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 61.

37) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 64.

38) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 6-7.

39) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, p.68.

40) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 64.

41) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 66.

42) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 67.

43) P. Janssens en W. Van den Branden, De pest in het algemeen en in het bijzonder te Poederlee, Lille, Gierle en Wechelderzande in de zeventiende eeuw, in JB. 1985 van de H.K. Norbert de Vrijter te Lille.

44) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 7.

45) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag.5-6.

46) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 84.

47) J. Bolckmans, Oostmalle, pag.40, uitg. Gemeentebestuur van Oostmalle, 1961.

48) J. Bolckmans, Oostmalle, pag.41.

49) C. Delvaux, Leven en politiek onder de schouten van Oostmalle, in Jb. 1983 en Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag.85- 86.

50) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 88-89.

51) Corneel Geeraerdts'-dagboek, pag. 36-37.

52) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag.59-60.

53) F. Bosch en D. Van Nieuwenhuyse, Een paar eeuwen landelijk leven, pag.31, in Jaarboek 1997 van de Heemkundige Kring van Malle.

54) J. Bolckmans, Oostmalle, p. 41-42.

55) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 4.

56) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, p.249-251.

57) J. Bolckmans, Oostmalle, pag. 43-44.

58) C. Delvaux, Leven en politiek onder..., pag. 49.

59) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 220.

60) Th. De Molder in Geschiedenis van Oostmalle, pag.257, en C. Delvaux in Leven en politiek onder de schouten van Oostmalle, pag. 53, verschenen in Jaarboek 1983 van de Heemkundige Kring van Malle, vermelden dat er vier jonkmans werden aangenomen als gildenleden en vernoemen als vierde vrijgezel G. Geerts. Welnu, Godefridus Geerts, °1734, secretaris van de heerlijkheid, kwam in 1762 in Oostmalle wonen; hij huwde er in 1763 met Maria Antonia van Reuth en hij werd hoofdman van de gilde in 1770. Zijn zoon Philip Jacob Geerts werd in 1789 hoofdman van de gilde en vanaf 1790 schout te Oostmalle. 61) Th. De Molder, Geschiedenis Oostmalle, pag. 197 en F. Bosch en D. Van Nieuwenhuyse, Een paar eeuwen landelijk leven....

62) C. Delvaux, Leven en politiek onder..., pag. 55.

63) J. Bolckmans, Oostmalle, pag. 46.

64) F. Bosch en D. Van Nieuwenhuyse, Een paar eeuwen landelijk leven..., pag.119 .

65) F. Bosch, Familienamen op straatnaamborden in Malle, in Jb. 1991 van de Heemkundige Kring van Malle, pag.178.

66) J. Bolckmans, Oostmalle, pag.48.

67) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, p. 305.

68) J. Bolckmans, Oostmalle, p. 14.

69) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, p. 309.

70) J. Ernalsteen, Toestand der schuttersgilden in de provincie Antwerpen, ten jare 1834, in Oudheid & Kunst, 1929, p.102.

71) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, p. 324.

72) Th. De Molder, dagboek, nr. 3.

73) Zie o.m. J. Verboven, Koninklijke fanfare De Verbroedering van Oostmalle in Jaarboek 1986 van de Heemkundige Kring van Malle, en J. Van Breen, Koninklijke Harmonie Sint-Laurentius, Oostmalle in Jaarboek 1989 van de Heemkundige Kring van Malle.

74) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 7.

75). J Van Breen, Koninklijke Harmonie St.-Laurentius op 21 juli 1956, zie jaarboek 1992, p. 141.

76) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 6-7.

77) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 6.

78) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 10.

79) F. Bosch, De voorouders en het nageslacht van Philippus Jacobus Geerts, in Taxandria, Turnhout, jaarboek 1985.

80) Zijn heldendaden werden beschreven onder de hoofding: "Een legendarische hoofdman van de gilde!, pag. 28. Zie ook: F. Bosch, De voorouders en het nageslacht van Philippus Jacobus Geerts (1766-1832) in Taxandria, 1985, pag. 141.

81) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over... 12.

82) F. Bosch, De familie Bauwens uit Oostmalle, in het tijdschrift Vlaamse Stam van de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, 1985, p.332).

83) F. Bosch, De voorouders en het nageslacht van P. J. Geerts, in Taxandria, 1985, p. 145.

84) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 290.

85) F. Bosch, De voorouders en het nageslacht van Philip Jacob Geerts...,pag. 147.

86) Een meer uitgebreid curriculum-vitae over L. Janssens vindt U in: J. Verboven, Koninklijke Fanfare De Verbroedering van Oostmalle, in jaarboek 1986 van de Heemkundige Kring van Malle.

87) inlichtingen verstrekt door August Canters

88) F. Bosch, De voorouders en het nageslacht van P.J. Geerts...

89) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag.65-66.

90) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 63.

91) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 65-66.

92) Gazet van Antwerpen, 13.6.1938.

93) J. Ernalsteen, Oostmalle -St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, pag. 17.

94) E. Van Autenboer, De gulden van Sint-Antonius en van Sint- Sebastiaan, Heemkundekring Corsendonca v.z.w., 1995.

95) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 64.

96) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 66-67.

97) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag 7.

98) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in 0udheid en Kunst, Brecht, 1967, pag 18.

99) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in 0udheid en Kunst, Brecht, 1967, pag. 19.

100) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over... pag.10.

101) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 65.

102) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 9.

103) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 66-67.

104) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 8.

105) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 65.

106) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 65.

107) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, pag.14.

108) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in 0udheid en Kunst, Brecht, 1967, pag. 19.

109) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 67.

110) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, p.18.

111) J. Bolckmans, Oostmalle.. p. 13.

112) E. van Autenboer, De gulden van Sint-Antonius en van Sint-Sebastiaan, pag. 117, uitgave van de Heemkundekring Corsendonca v.z.w., 1995.

113) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., p. 8.

114) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, pag. 13.

115) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 65.

116) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 199-200.

117) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 249-251.

118) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 67.

119) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 12.

120) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, p. 13.

121) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag.10.

122) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, p.20.

123) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 12.

124) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 67.

125) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in 0udheid en Kunst, 1967, pag. 20.

126) K. C. Peeters, Eigen Aard,..., p.309.

127) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 67-68.

128) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, pag.18.

129) Ernalsteen J., Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, p.13.

130) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, pag. 9-10-11.

131) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., p. 8.

132) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst 1967, p.9.

133) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, pag.10.

134) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, pag. 15.

135) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag.16.

136) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, pag. 9.

137) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, p.10.

128) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 15-16.

139) Dagboek van Cornelis Geeraerts, pag. 85.

140) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 11.

141) E. Van Autenboer, De Gulden van St. Antonius en van St. Sebastiaan, 1995, Heemkundekring Corsendonca v.z.w., p.145.

142) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in 0udheid en Kunst, Brecht, 1967, pag.19.

143) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, pag. 14 en 21.

144) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., p.10.

145) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 8.

146) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, p. 8.

147) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, pag. 9.

148) J. Ernalsteen, Oostmalle - St.-Jorisgilde, in Oudheid en Kunst, Brecht, 1967, pag. 20-21.

149) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 65-66.

150) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag.15.

151) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 7.

152) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., p. 8.

153) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., p. 9 - voetnoot 14.

154) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., pag. 9 - voetnoot 15.

155) Th. De Molder, Geschiedkundige proef over..., p. 9-10.

156) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag. 450-451.

157) Th. De Molder, Geschiedenis van Oostmalle, pag.324-328.

158) "De Kempische gilden vierden feest te Oostmalle" in Zondagsvriend, 26 Juni 1952, 20ste jaargang, p. 825.